• FR
  • NL
  • EN

​2025: het jaar van de zero-groei

Voorstanders van de zero-groei beleefden in 2025 een grand-cru jaar. Immers, landen zoals Duitsland, Italië of Rusland noteerden een nulgroei. Voor de economie en de ondernemingen zijn de gevolgen echter nefast. De filosofische vraag die zich opdringt is of het groeimodel nog wel toekomst heeft.

Europa balanceerde in 2025 op de rand van economische stagnatie, met groeipercentages die nauwelijks boven de nul uitkomen. De vraag die zich opdringt is niet langer of groei wenselijk is, maar wat er gebeurt wanneer die groei simpelweg uitblijft.

Stagnatie, stagnatie, stagnatie

De Europese economie bevindt zich in een precaire situatie. De mondiale groei wordt voor 2025 geraamd op slechts 2,5% - het laagste niveau sinds de financiële crisis van 2008, de COVID jaren niet inbegrepen. De groei van de Europese economie komt in 2025 en 2026 amper boven de één procent uit, met respectievelijk 1,2 en 1,1%. Dit zijn cijfers die economen een decennium geleden nog zouden hebben weggezet als ondenkbaar voor een hoogontwikkeld economisch blok als de Europese Unie.

De Europese motor, Duitsland, blijft maar sputteren. Na twee jaar van economische stagnatie verwacht de OESO in haar economische vooruitzichten (OESO, economic outlook, december 2025) voor 2025 een bbp-groei van slechts 0,3%. De zwakte is het meest zichtbaar in de Duitse maakindustrie: de industriële productie daalde in juni 2025 tot het laagste niveau sinds mei 2020. Met ongeveer 11.900 faillissementen in de eerste helft van 2025 bereikte het aantal bedrijfsfaillissementen het hoogste niveau in een decennium.

Ook Oostenrijk en Hongarije, in het kielzog van Duitsland, noteren eenzelfde nulgroei. En ook de groeicijfers van Finland en Italië, respectievelijk 0,0% en 0,5% kunnen we nul-groeiers noemen. Maar ook de groei in Frankrijk en Luxemburg ligt beneden het procent; 0,8% om exact te zijn. De Belgische economie groeit naar verwachting met 1,1% in 2025, en zal ook die lage groei aanhouden in 2026.


De vijf belangrijkste oorzaken van de stagnatie

De huidige economische malaise in Europa is niet alleen een toevallige samenloop van omstandigheden, maar vooral het resultaat van diepgewortelde structurele Europese problemen.

Ten eerste, de handelsoorlog en geopolitieke onzekerheid vormen een directe bedreiging voor de Europese exportpositie. De Amerikaanse tariefverhogingen treffen de Europese economie direct. Analyses schatten de impact van de nieuwe handelstarieven op het Europese bbp op een daling van 0,2 tot 0,8%. Hoewel dit misschien bescheiden lijkt, is het significant genoeg om een al fragiele en tanende economie verder te verzwakken.

Belgische bedrijven exporteren voor bijna 26 miljard euro per jaar naar de Verenigde Staten, vooral uit sectoren als chemie, farmacie, machinebouw en transportmaterieel. Uitgaande van de non-elasticiteit van de export, zou dit in het meest nefaste scenario aan een lineair tarief van 15%, een kostenplaatje van vier miljard inhouden. Niemand weet echter wat de tarieven op bijvoorbeeld staal of farmaceutische producten zullen zijn in 2026. Niet zozeer het niveau van de tarieven is een probleem, maar de volatiliteit en onvoorspelbaarheid van de bewoner van het Witte Huis.

Ten tweede, de vergrijzing van de Europese bevolking legt een fundamentele druk op economische groei. De trage groei van de beroepsbevolking maakt het steeds moeilijker om extra economische groei te realiseren. Eén vijfde van de Europeanen is meer dan 65 jaar. Voor België was 2025 een scharnierjaar waarbij voor de eerste keer er meer 67-plussers in ons land zijn dan jongeren onder de achttien jaar. De vergrijzing van de bevolking oefent toenemende druk uit op de duurzaamheid van de publieke pensioenstelsels.

Ten derde, de afhankelijkheid van Russisch gas en de gevolgen van de oorlog in Oekraïne hebben de Europese energiemarkten fundamenteel verstoord. Europese gasprijzen liggen 345% (u leest het goed) hoger dan in de Verenigde Staten. In België, als netto-importeur van elektriciteit, liggen de prijzen structureel hoger dan in andere Europese landen, wat de concurrentiepositie van onze industrie ondermijnt.

Ten vierde brengt de energietransitie aanzienlijke kosten met zich mee. De kosten worden geschat op 3 à 5% van de omzet. Bovendien zullen vanaf 2027 de ETS2-emissiehandelssysteem van kracht worden, wat nog meer nefaste gevolgen zal hebben voor brandstofprijzen en energiekosten.

Ten slotte vormen de noodzakelijke besparingen van de overheid, een directe rem op de groei. Vergeten we niet dat 18% van het Europese BBP bestaat uit overheidsbestellingen.

Mots clés

Articles recommandés

Focus op het nieuw automobielpakket van de EC: objectieven, knelpunten, calender ...

De AI Act, ook voor mijn bedrijf?