• FR
  • NL
  • EN

Circulaire 2021/C/68 over de bevriezing van de indexering van fiscale uitgaven

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 20/07/2021 de Circulaire 2021/C/68 over de bevriezing van de indexering van fiscale uitgaven, Bespreking van de art. 2 en 3 van de programmawet van 20.12.2020.



Inhoudstafel

I. Wat verandert er?

A. Bedoelde uitgaven

B. Bijzonder geval van het pensioensparen

C. Niet bedoelde bedragen

D. Overzichtstabel

II. Vanaf wanneer?

III. Wetgeving

A. Programmawet van 20.12.2020

B. Gecoördineerd WIB 92


I. WAT VERANDERT ER?

1. De jaarlijkse automatische indexering wordt voor bepaalde fiscale uitgaven tijdelijk bevroren. De geïndexeerde bedragen van aj. 2020 worden behouden voor de ajren 2021 tot 2024, met een uitzondering voor de betalingen voor pensioensparen die voor aj. 2021 nog worden geïndexeerd en pas worden bevroren vanaf aj. 2022.

Die maatregel heeft tot doel om andere specifieke uitgaven te financieren, waaronder de extra uitgaven in de gezondheidszorg ten gevolge van de coronacrisis.

De coëfficiënt die moet worden toegepast voor de ajren. 2021 tot en met 2024 is gelijk aan 1,5688, behalve voor de bedragen inzake het pensioensparen, waarvoor de coëfficiënt 1,5914 bedraagt.

Vanaf aj. 2025 zullen de bedoelde bedragen weer worden geïndexeerd, zonder echter de bevriezing voor de ajren. 2021-2024 in te halen.


A. Bedoelde uitgaven

2. Het gaat om de bedragen inzake:

- de vrijgestelde eerste schijf van inkomsten uit spaardeposito's, van dividenden, van intresten van erkende sociale ondernemingen en het bedrag van de leningen via een crowdfundingplatform waarvan de interesten zijn vrijgesteld (art. 21, eerste lid, 5°, 10°, 13° en 14°, en art. 185, § 1, WIB 92)

- de fiscale korf voor de belastingvermindering voor het lange termijnsparen (vanaf aanslagjaar 2021) en van de eerste schijf van de leningen (leningen aangegaan vanaf 1 januari 2020) als vermeld in artikel 1456, WIB 92

- de belastingverminderingen voor de verwerving van werkgeversaandelen (art. 1457, § 1, vierde lid, WIB 92) en voor het pensioensparen (art. 1458, § 1, tweede en derde lid, WIB 92)

- de belastingvermindering voor uitgaven voor de verwerving van een elektrisch voertuig (art. 14528, § 1, derde lid, WIB 92)

- de belastingvermindering voor uitgaven voor een ontwikkelingsfonds (art. 14532, § 1, tweede en vierde lid, WIB 92)

- de belastingvermindering voor giften (art. 14533, § 1, tweede en vierde lid, WIB 92)

- de belastingvermindering voor huispersoneel, wat het maximumbedrag van de uitgaven betreft waarvoor een belastingvermindering kan worden verleend (art. 14534, vijfde lid, WIB 92)

- de belastingvermindering voor uitgaven in het kader van een adoptieprocedure (art. 14548, vierde lid, WIB 92)

- de belastingvermindering voor premies voor een rechtsbijstandsverzekering (art. 14549, § 1, tweede lid, WIB 92)

- de belastingvermindering voor lage energiewoningen, passiefwoningen en nulenergiewoningen (art. 535, WIB 92, wat het opgeheven art. 14524, § 2, zevende lid, WIB 92 betreft)

- de in aanmerking te nemen uitgaven voor de in een federale belastingvermindering omgezette aftrek voor enige woning (art. 539, WIB 92, wat de opgeheven art. 115, § 1, eerste lid, 6°, en 116, eerste en tweede lid, WIB 92 betreft).


B. Bijzonder geval van het pensioensparen

3. De bedragen inzake het pensioensparen worden voor aj. 2021 wel nog geïndexeerd. Op die manier wordt vermeden dat pensioenspaarders die in 2020 al 990 euro hebben gespaard nog slechts aanspraak zouden kunnen maken op een belastingvermindering van 25 % in plaats van 30 % en dat voor pensioenspaarders die in 2020 al meer dan 1.260 euro hebben gespaard, een beperkt bedrag (maximum 10 euro) zou moeten worden overgedragen naar het volgende jaar.

4. De bevriezing van de indexering zal gebeuren vanaf aj. 2022. De geïndexeerde grensbedragen van de betalingen voor het pensioensparen voor aj. 2021 zullen dus ook van toepassing zijn voor de ajren. 2022 tot 2024, nl.:

- 990 euro (basisbedrag: 625 euro – zie art. 1458, § 1, tweede lid, WIB 92 en art. 634bis, KB/WIB 92)

- 1.270 euro (basisbedrag: 800 euro – zie art. 1458, § 1, derde lid, WIB 92)

- 1.590 euro (1) (basisbedrag: 1.000 euro – zie art. 1458, § 1, tweede lid, WIB 92).

(1) Maximumbedrag van de aan de Koning verleende mogelijkheid om, bij in Ministerraad overlegd besluit, de grens van de beperking te verhogen.


C. Niet bedoelde bedragen

5. Geen enkel ander art. van het WIB 92 wordt door deze maatregel getroffen.

De jaarlijkse indexering van de bedragen bedoeld in de art. 147, 151 tot 152 en 154, WIB 92 (de verschillende belastingverminderingen voor werkloosheidsuitkeringen, pensioenen, ZIV-uitkeringen en andere vervangingsinkomsten) is uitdrukkelijk voorzien (volgens de coëfficiënt bepaald in art. 178, § 3, derde lid, 2°, WIB 92).


D. Overzichtstabel

6. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de in het (KB/)WIB 92 vermelde bedragen waarvan deze maatregel de indexering voor de aanslagjaren 2021 (2) tot en met 2024 heeft bevroren.

(2) Behalve voor de bedragen inzake pensioensparen, waarvoor de indexering is bevroren voor de aanslagjaren 2022 tot en met en 2024.


(3) In samenlezing met art. 634bis, KB/WIB 92.


II. VANAF WANNEER?

7. Art. 2 van de programmawet van 20.12.2020 treedt in werking de dag waarop die wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, nl. op 30.12.2020, en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2021 (zie art. 3 van de programmawet van 20.12.2020).


III. WETGEVING
A. Programmawet van 20.12.2020

8. De betrokken art. van de programmawet van 20.12.2020 luiden als volgt:

Art. 2

In artikel 178, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 20 december 1996 en de wetten van 21 juni 2002, 19 december 2014, 26 december 2015, 11 maart 2018, 23 maart 2019 en 22 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a) in het tweede lid worden in de inleidende zin de woorden “14549, 147, 151 tot 152, 154 en 243, tweede lid,“ vervangen door de woorden “en 14549,”;

b) in het tweede lid worden in de bepaling onder 2° de woorden “en volgende” vervangen door de woorden “en 2020”;

c) in het tweede lid worden van de bepaling onder 2° de woorden “met de coëfficiënt die wordt verkregen” ingevoegd tussen de woorden “en 2020”, zoals vervangen door de bepaling onder b), en de woorden “door het gemiddelde van de indexcijfers”;

d) in het tweede lid wordt in de Franse tekst van de bepaling onder 2° het woord “multiplié” vervangen door het woord “multipliée”;

e) het tweede lid wordt aangevuld met bepalingen onder 3° en 4°, luidende:

“3° voor de aanslagjaren 2021 tot 2024 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 2018, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991 en met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012;

4° voor de aanslagjaren 2025 en volgende met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met achtereenvolgens de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991, de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012 en de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2022 en 2018.”;

f) de paragraaf wordt aangevuld met twee leden, luidende:

“In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt wat de in de artikelen 147, 151 tot 152 en 154 vermelde bedragen betreft, de aanpassing verwezenlijkt:

1° voor de aanslagjaren 2015 tot 2018 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 2012, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991;

2° voor de aanslagjaren 2019 en volgende met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991 en met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012.

In afwijking van het tweede lid, 3°, worden de in artikel 1458, § 1, tweede lid en derde lid, vermelde bedragen voor het aanslagjaar 2021 aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk overeenkomstig het derde lid, 2°. De aldus geïndexeerde bedragen gelden eveneens voor de aanslagjaren 2022 tot 2024.”.

Art. 3

Artikel 2 treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2021.


B. Gecoördineerd WIB 92

9. Het gecoördineerde art. 178, WIB 92 (federale versie) luidt als volgt (4) (5):

(4) De wijzigingen zijn aangeduid in het vet.

(5) Hoewel ze niets met de bevriezing van de indexering te maken hebben, zijn de wijzigingen aangebracht door de art. 2, c en 9 van de programmawet van 20.12.2020, die dezelfde inwerkingtreding hebben, eveneens opgenomen om de tekst weer te geven die voor aj. 2021 van toepassing is. Die andere wijzigingen zijn niet alleen aangeduid in het vet, maar ook gecursiveerd.

Art. 178 (federaal)

§ 1. De bedragen die in deze titel en in de desbetreffende bijzondere wetsbepalingen zijn uitgedrukt in euro, worden met betrekking tot inkomstengrenzen en -schijven, vrijstellingen, verminderingen, aftrekken en beperkingen of begrenzingen ervan, jaarlijks en gelijktijdig aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast onverminderd de toepassing van de bepalingen van § 3.

§ 2. De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988.

Bij de berekening van de coëfficiënt worden de volgende afrondingen toegepast:

1° het gemiddelde van de indexcijfers wordt afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt naargelang het cijfer van de duizendsten van een punt al of niet 5 bereikt;

2° de coëfficiënt wordt afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet 5 bereikt.

Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen, met uitzondering van die vermeld in de artikelen 21, eerste lid, 14°, 38, § 1, eerste lid, 14°, a, 66bis, derde lid, 14535, zesde lid, en van de in artikel 147 vermelde bedragen van de verminderingen, afgerond tot het hogere of lagere veelvoud van 10 euro naargelang het cijfer van de eenheden al dan niet 5 bereikt. De bedragen vermeld in de artikelen 38, § 1, eerste lid, 14°, a, 66bis, derde lid, en de in artikel 147 vermelde bedragen van de verminderingen worden afgerond tot de hogere of lagere cent naargelang het cijfer van de duizendsten al dan niet 5 bereikt. Het in artikel 14535, zesde lid, vermelde bedrag wordt afgerond tot op het hogere of lagere veelvoud van 10 cent naargelang het cijfer van de honderdsten al dan niet 5 bereikt. Het in artikel 21, eerste lid, 14°, vermelde bedrag, wordt afgerond tot de hogere of lagere euro naargelang het cijfer van de centen al dan niet 50 bereikt.

§ 3. In afwijking van § 2, eerste lid, wordt, behoudens wat de in de artikelen 131 tot 133, 134, § 3, en § 4, 5°, 136 en 140 tot 143 vermelde bedragen betreft, de aanpassing verwezenlijkt:

1° voor de aanslagjaren 1994 tot 1999 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1991 te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988;

2° voor de aanslagjaren 2000 en volgende met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991.

In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt wat de in de artikelen 21, 1456 tot 1458, 14524, § 1, 14528, 14532, 14533, 14534, vijfde lid, 14548, en 14549, 147, 151 tot 152, 154 en 243, tweede lid, vermelde bedragen betreft, de aanpassing verwezenlijkt:

1° voor de aanslagjaren 2015 tot 2018 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 2012 te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991;

2° voor de aanslagjaren 2019 en 2020 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991 en met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012;

3° voor de aanslagjaren 2021 tot 2024 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 2018, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991 en met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012;

4° voor de aanslagjaren 2025 en volgende met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met achtereenvolgens de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991, de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012 en de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2022 en 2018.

In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt wat de in de artikelen 147, 151 tot 152 en 154 vermelde bedragen betreft, de aanpassing verwezenlijkt:

1° voor de aanslagjaren 2015 tot 2018 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 2012, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991;

2° voor de aanslagjaren 2019 en volgende met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991 en met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012.

In afwijking van het tweede lid, 3°, worden de in artikel 1458, § 1, tweede lid en derde lid, vermelde bedragen voor het aanslagjaar 2021 aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk overeenkomstig het derde lid, 2°. De aldus geïndexeerde bedragen gelden eveneens voor de aanslagjaren 2022 tot 2024.

§ 4. In afwijking van § 2, eerste lid, zijn de in artikel 38, § 1, eerste lid, 23° en § 4, en artikel 97, § 2, vermelde bedragen gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de maand september 2003 (112,47). Op 1 januari van elk jaar worden de bedragen aangepast overeenkomstig de volgende formule: het basisbedrag wordt vermenigvuldigd met het gezondheidsindexcijfer van de maand september van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens welk het nieuwe bedrag van toepassing zal zijn en gedeeld door het gezondheidsindexcijfer van de maand september 2003.

Uiterlijk in de loop van de maand december van elk jaar worden de bedragen toepasselijk tijdens het volgende kalenderjaar in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De Federale Overheidsdienst Financiën vermeldt die inlichting eveneens op zijn webstek.

§ 5. In afwijking van paragraaf 1, worden de volgende bedragen niet geïndexeerd:

1° de in artikel 38/1 vermelde bedragen;

2° het in artikel 53, 14°, vermelde bedrag;

3° de bedragen van het brutodag- of uurloon bedoeld in artikel 67ter, § 1;

3°/1 het in artikel 145, tweede lid, vermelde bedrag.

§ 6. In afwijking van § 2, eerste lid, wordt het bedrag opgenomen in artikel 38, § 1, eerste lid, 24°, gekoppeld aan de gezondheidsindex van de maand november 2012, 119,95. Dit bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast volgens de volgende formule: het basisbedrag wordt vermenigvuldigd met de gezondheidsindex van de maand november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het nieuwe bedrag van toepassing zal zijn, en gedeeld door de gezondheidsindex van de maand november 2012. Het aldus berekende bedrag wordt op de hogere euro afgerond.

§ 7. De toepassing van dit artikel mag geen aanleiding geven tot een lager bedrag dan dat van het jaar voordien, met uitzondering voor de bepalingen bedoeld in de paragrafen 4 en 6.

Interne ref.: 727.774


Bron : Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Indexcijfer der consumptieprijzen - Inflatievooruitzichten [02/12/2025]

Lonen in voedingsindustrie, horeca en transport stijgen in januari met ruim 2%

Ontdek hoe je extra kunt belonen in 2025-2026 met de 0%-loonnorm !!!