Eind 2023 wijzigde onze Minister van Financiën de wet met betrekking tot de belasting op het vermogen van verenigingen, vzw's en private stichtingen.
Een haastige wijziging die resulteerde in een totale administratieve wanorde en onbegrip bij de belastingplichtigen en de professionals uit de financiële sector.
Na deze wijziging hoopten we op een helder, herzien en gecorrigeerd artikel 150 van het Erfrechtbelastingcode, goed geschreven, begrijpelijk en eenvoudig, maar helaas gebeurde het tegenovergestelde.
Niet alleen blijft de belastbare basis net zo vaag als voorheen, ik richt me vooral op dit concept van artikel 150 3°: "Deze activa omvatten niet de liquide middelen en het werkkapitaal bestemd voor de activiteit van de vereniging of stichting gedurende het jaar", maar het introduceert nu een regime dat het als preferentieel beschouwt voor een hele reeks belastingplichtigen. Een preferentieel regime voor belastingplichtigen wiens eerste missie het is om ze te identificeren, wat bij het lezen van de wet een ware speurtocht kan worden, sommige criteria verwijzen namelijk naar de BTW-code.
Als u het "voorrecht" hebt om op deze lijst te staan, kunt u slechts 37,7% van uw activa als belastbare basis aangeven, nog een wonder van administratieve vereenvoudiging en de toepassing ervan. Men moest zo'n tarief met decimalen bedenken, maar het is waar dat dit inmiddels gebruikelijk is van de wetgever.
Zodra uw classificatie is bepaald, als u al in staat bent geweest om de belastbare activa te bepalen (zie dit concept van werkkapitaal), moet u het tarief van uw belasting bepalen, dat nu progressief per schijf varieert van 0,15 tot 0,45% in plaats van het oude tarief van 0,17%.
Wanneer u denkt dat de reis voorbij is, moet u deze belasting aan de administratie verklaren. En daar wordt het gecompliceerd.
De administratie, altijd creatief, heeft ons een theoretisch elektronische aangifte voorzien via myminfin en niet zoals men zou verwachten via biztax. Een toonbeeld van eenvoudigheid aangezien u, om deze aangifte in te dienen, een referentienummer moet hebben dat zich bevindt op een brief gericht aan de belastingplichtige. Een brief die volgens mij door mijn klanten nauwelijks ontvangen is.
Als u dit nummer niet heeft, dan moet u uw aangifte op papier indienen en het adres van het bevoegde kantoor opzoeken, een extra complicatie.
Daar denkt u dat het voorbij is, maar nee!
In werkelijkheid eist de administratie de betaling van deze belasting uiterlijk op 31 maart 2024. Een nieuwe absurditeit aangezien, uiteraard, de wijze van indienen, zowel op papier als elektronisch, geen onmiddellijke betaling van de berekende belasting mogelijk maakt.
Zonder middelen moet de belastingplichtige geduldig wachten op zijn aanslag, die ongeveer een maand lijkt te duren. Wees echter niet bang, de administratie heeft alles voorzien. Ze zal in haar aanslag direct de vertragingsrente berekenen voor een vertraging die het gevolg is van haar nalatigheid om geen onmiddellijke betalingswijze te bedenken (ik verklaar en ik betaal tegelijkertijd).
De belastingplichtige wordt dus gestraft voor het indienen van zijn aangifte binnen de gestelde termijnen, dat is prachtig.
Is het ook niet verbazingwekkend dat de website van de belastingdienst over deze beruchte belasting elke 4 weken wordt herzien in volle aangifteperiode met steeds veranderende eisen en richtlijnen?
"HEEFT U EEN KLEIN VERMOGEN?
Als uw vzw een vermogen heeft van minder dan 50.000 euro, hoeft u geen belasting te betalen. Maar u moet ons elk jaar informeren dat u nog steeds onder de limiet van 50.000 euro bent."
"HEEFT U EEN KLEIN VERMOGEN?
Als uw vzw minder dan 50.000 euro vermogen heeft, dan hoeft u geen taks te betalen en geen aangifte in te dienen."
Dat is niet helemaal hetzelfde meer...!
Is het ook niet prachtig om vast te stellen dat de eisen gesteld aan vzw's ver uitgaan boven die aan bedrijven, particulieren die, voor de laatsten, hun aangifte op zijn vroegst eind juni zullen indienen en de belasting op zijn vroegst rond oktober zullen betalen?
Is het niet vreemd om zulke eisen te hebben terwijl deze verenigingen vaak het minst middelen hebben, zowel financieel als menselijk, om te voldoen aan de steeds zwaardere eisen van allerlei aard?
En ten slotte, als professional in de financiële sector, verbaas ik me elke dag een beetje meer dat onze beroepsgroep onder steeds grotere druk staat zonder dat iemand ooit zegt dat de grenzen zijn overschreden, dat het genoeg is met uw onrealistische, onbegrijpelijke en onuitvoerbare eisen binnen de gestelde termijnen?
Onze fiscale democratie is in gevaar en we kunnen alleen maar vaststellen dat ze de laatste tijd steeds meer onder druk staat.