Ondanks het feit dat het uitgekeerde kapitaal bij een levensverzekering geen verkrijging uit de nalatenschap is, maar voortvloeit uit een contract, wordt dit ingevolge een fictiebepaling (artikel 8 van het Waals en Brussels Wetboek Successierechten en artikel 2.7.1.0.6 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit) fiscaal toch gelijkgesteld met het verkrijgen van een legaat uit de nalatenschap van de erflater. Bijgevolg is hierop erfbelasting (of successierechten) verschuldigd ingevolge het overlijden van de verzekeringnemer.
Bij levensverzekeringen kan het zijn dat het verzekerd kapitaal pas enige tijd na het overlijden van de erflater wordt uitgekeerd aan de begunstigde of kan worden afgekocht door de (nieuwe) verzekeringnemer. In het verleden bestond in de drie gewesten de regel dat de erfbelasting meteen verschuldigd was bij het overlijden van de verzekeringnemer, niettegenstaande het feit dat het kapitaal op dat ogenblik mogelijks nog niet was uitgekeerd.
In het Vlaamse gewest is dit gewijzigd voor overlijdens op of na 1 januari 2017: sindsdien wordt de erfbelasting pas geheven op het moment van de werkelijke afkoop of uitkering (na het overlijden van de erflater). Op dat ogenblik moet een nieuwe aangifte worden ingediend en zal dit aanleiding geven tot de heffing van erfbelasting.
In navolging van de Vlaamse regelgeving hebben zowel de Waalse (voor overlijdens op of na 1 januari 2022) als de Brusselse decreetgever (voor overlijdens op of na 11 augustus 2022) een parallelle regeling ingevoerd. Hierdoor is de regeling in de drie gewesten gelijk: de sommen worden pas belast op het moment van de afkoop of uitkering, met andere woorden pas wanneer de begunstigde(n)/belastingplichtige(n) effectief de gelden heeft ontvangen en niet louter door het feit dat de begunstigde gerechtigd is om deze sommen in de toekomst te ontvangen.
De erfbelasting hierop kan enigszins gedrukt worden door de voorafgaande schenking van het levensverzekeringscontract aan de begunstigde. Hierbij schenkt de verzekeringnemer rechtstreeks zijn rechten als verzekeringnemer (m.i.v. het recht op afkoop en aanduiding van de begunstigde) uit het levensverzekeringscontract aan de begunstigde. Deze techniek is in de praktijk beter gekend onder de term “verzekeringsgift”.
De voorafgaande schenking tijdens het leven van de initiële verzekeringnemer belet evenwel niet dat er naderhand alsnog erfbelasting wordt geheven. Het beding ten behoeve van een derde blijft ook na de verzekeringsgift deze kwalificatie behouden (vermits het tegenbewijs niet kan worden geleverd door aan te tonen dat het contract aan de begunstigde wordt geschonken). De Vlaamse decreetgever voorziet (sedert 1 januari 2017) dat er bij de heffing van de erfbelasting wel rekening gehouden wordt met de reeds gedane verzekeringsgift door de vermindering van de belastbare grondslag in de erfbelasting ten belope van de belastbare grondslag waarover schenkbelasting werd betaald. Samengevat wordt er sindsdien enkel erfbelasting geheven op de aangroei/waardevermeerdering van de polis tussen de schenking en het moment van afkoop/uitkering. Stel er wordt een polis geschonken aan de begunstigden met - op het ogenblik van de schenking - een afkoopwaarde van 100. Nadien overlijdt de verzekeringnemer en keert de polis uit aan de begunstigde voor 150. Er zal nog erfbelasting verschuldigd zijn op 50. Ook de Waalse (vanaf 1 januari 2022) en Brusselse decreetgever (vanaf 11 augustus 2022) is de Vlaamse decreetgever hierin gevolgd. Daar waar tot voor kort een verzekeringsgift in het Waalse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest de polis wel degelijk omvormde van een beding ten behoeve van een derde naar een beding ten behoeve van zichzelf (aldus vrij van erfbelasting), is deze techniek in geen van de drie gewesten nog een techniek om volledig te ontsnappen aan erfbelasting.
Kortom, het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest belasten levensverzekeringen sedert 2022 op eenzelfde wijze in de erfbelasting/successierechten. De taxatie wordt uitgesteld tot op het ogenblik waarop de begunstigde effectief het geldelijk voordeel bekomt (ook wanneer dit gebeurt na het overlijden van de erflater) en de verzekeringsgift vormt een beding ten behoeve van een derde niet om naar een beding ten behoeve van zichzelf waardoor de begunstigde van het contract niet volledig zal ontsnappen aan de heffing van erfbelasting/successierechten.
Bron : Cazimir Advocaten, 5 december 2022