• FR
  • NL
  • EN

Grote vakantie’ valt niet (alleen) meer in de zomer: werknemers namen nooit zoveel vakantie in het voorjaar als nu

Tijdens de eerste zes maanden van dit jaar spendeerden werknemers 3,36% van de werkbare uren aan vakantie. Dat is een record. Ook namen er nooit zoveel werkende Belgen al één of meer dagen vakantie nog vóór de zomer begon, zo blijkt uit cijfers van hr-dienstverlener Acerta op basis van de gegevens van 461.000 werknemers in dienst bij meer dan 32.000 werkgevers in ons land. Het mooie weer tijdens de eerste jaarhelft zou een deel van de verklaring kunnen zijn, maar er is meer. “We zien dat steeds minder werknemers de voorbije jaren hun vakantie oppotten tot aan de zomer”, aldus de experten van Acerta.

Wie dezer dagen niet in verre oorden vertoeft, maar vlijtig aan de slag blijft, is niet alleen. Want steeds meer werkende Belgen rekenen niet alleen meer op die ene grote zomervakantie, maar nemen hun vakantie meer gespreid op doorheen het jaar. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Acerta. 54% van de Belgische werknemers nam vóór de start van de grote zomervakantie al minstens één dag van zijn/haar wettelijke vakantiedagen op. Dat is een record. De voorbije vijf jaar zijn er telkens meer werknemers die vroeg in het jaar aan hun vakantiesaldo beginnen knabbelen.


Figuur 1: % werknemers dat wettelijke vakantie opnam in januari - juni (ongeacht hoeveel), 2019-2025 – cijfers Acerta

Werknemers potten vakantie steeds minder op

Dat werknemers hun vakantie minder oppotten, is ook zichtbaar in een andere opvallende statistiek. Het percentage werkbare uren dat niet gepresteerd wordt doordat werknemers wettelijke vakantie opnemen, lag in de eerste jaarhelft duidelijk hoger dan de voorbije jaren. Tussen januari en juli werd 3,36% van de werkbare uren niet gepresteerd door vakantie. Dat percentage is het hoogste cijfer van de voorbije jaren.


Figuur 2: % werkuren omgezet in wettelijke vakantie, januari-juni, 2020-2025 – cijfers Acerta

Marijke Beelen, experte vakantie bij Acerta: “Enerzijds kan deze opvallende piek te verklaren zijn door het mooie voorjaar dat we gekend hebben in België. Werknemers besloten (al dan niet last minute) een of meerdere dagen verlof te nemen om van het mooie weer te genieten. Anderzijds is er misschien ook een bredere trend aan de gang: steeds meer werknemers nemen hun grote vakantie bijvoorbeeld al in mei of juni. Ze kunnen dan buiten het seizoen een grotere reis maken, waardoor ze goedkoper af zijn én minder andere toeristen tegen het lijf lopen op hun vakantiebestemming. Daarnaast is er ook nog een andere mogelijke verklaring: werknemers én werkgevers zijn zich steeds meer bewust van het belang van deconnectie en het in evenwicht houden van de work-life balans. Ook daar kan goed gespreide vakantie bij helpen. Bovendien geeft die gespreide vakantieplanning bedrijven meer ademruimte in de zomer: niet iedereen is tegelijk ‘out of office’ en het is eenvoudiger om permanentie te voorzien op kantoor en lopende projecten te blijven verderzetten.


We zien het toegenomen enthousiasme om al in de eerste jaarhelft vakantie te nemen in alle regio’s: in Vlaanderen gaat het bijvoorbeeld over 3,39% van de werkbare uren, in Wallonië over 3,25%, in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest over 3,29%, telkens is dat een stijging en een voorlopige piek. De schoolvakanties blijken daarin niet allesbepalend.

Marijke Beelen: “Dat Vlaanderen het hoogste percentage vakantie-uren noteert in vergelijking met de andere regio’s verrast wel enigszins. We weten dat schoolvakanties de vakantiepieken mee bepalen, maar laat Vlaanderen nu net de regio zijn waar de scholen tussen januari en eind juni een week minder collectieve schoolvakantie hadden dan de rest van ons land: 4 weken tegenover 5 weken elders. Schoolvakanties blijken niet allesbepalend te zijn, niet iedereen laat zijn/haar vakantie daar nog van afhangen. Onze cijfers geven bijvoorbeeld ook aan dat onder de jongste werknemers in ons land in de periode januari-juni nog maar 2,5% van de werkbare uren naar vakantie is gegaan, bij de 60-plussers gaat het dan weer over ruim 4%. Nog iets wat kan hebben gespeeld is het feit dat wettelijke vakantie van 2024 voor het eerst, weliswaar enkel in welbepaalde omstandigheden, kon worden meegenomen naar 2025. Dat de bouwsector nog de enige sector is die vasthoudt aan een collectieve vakantieperiode speelt wellicht ook. Het geeft aan dat werknemers over de jaren steeds meer vrijheid kregen om hun vakantie te plannen volgens eigen voorkeur en behoeften.

Ter info: kalender schoolvakanties 2024 en 2025:


Over de cijfers

Acerta kon zich als hr-partner voor deze analyse baseren op de reële gegevens van een subset van 461.000 werknemers in dienst bij meer dan 32.000 werkgevers uit de private sector. De subset bestaat uit een mix van sectoren, regio’s en grootte bij de werkgevers en bij de werknemers ook van statuut, functie, leeftijd en gender. Enkel wettelijke vakantiedagen zijn hier in rekening genomen en dus niet bijvoorbeeld arbeidsduurverminderingsdagen of (doorgeschoven) feestdagen.



Mots clés

Articles recommandés

Ontdek de 6 flexibele arbeidstijd opties voor 2025

Ontdek de antwoorden op 4 veelgestelde vragen over betaalde vakanties