In dit advies behandelt de Commissie de ontbinding van een vennootschap die gevolgd wordt door een daadwerkelijke vereffeningsperiode.
COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN
CBN-advies 2022/04 - Verslaggeving bij ontbinding en vereffening van BV, CV, NV, SE en SCE
Advies van 31 maart 2022
Aan de Commissie werd de vraag gesteld welke verslaggevingsverplichtingen moeten worden nageleefd bij de ontbinding, gedurende de vereffening en bij de sluiting van de vereffening van BV, CV, NV, SE en SCE onder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna: het WVV). In dit advies wordt bijgevolg de ontbinding van een vennootschap behandeld die gevolgd wordt door een daadwerkelijke vereffeningsperiode. De ontbinding en vereffening van een vennootschap in één akte maakt het voorwerp uit van een afzonderlijk advies van de Commissie.
Ontbinding
Het WVV bepaalt dat de vennootschap ontbonden wordt:
- door een besluit van de algemene vergadering (dit wordt als een “vrijwillige ontbinding” gekwalificeerd, zie punt I.A. hierna);
- van rechtswege, als gevolg van een door de wet omschreven feit of gebeurtenis (dit wordt als een “ontbinding van rechtswege” aanzien, zie punt I.B. hierna);
- door een gerechtelijke beslissing (zie punt I.C. hierna).
In wat volgt, bespreekt de Commissie welke verslaggevingsplichten gekoppeld worden aan deze ontbindingsvormen onder het WVV.
De beslissing tot ontbinding van een vennootschap kan vrijwillig zijn en op elk ogenblik worden genomen door een besluit van de algemene vergadering, met inachtneming van de bij het WVV bepaalde vormvereisten, aanwezigheidsquorum en meerderheid.
Overeenkomstig artikel 2:71, § 2, lid 1 WVV wordt het voorstel tot vrijwillige ontbinding van een vennootschap toegelicht in een verslag dat door het bestuursorgaan wordt opgemaakt en dat vermeld wordt in de agenda van de algemene vergadering die zich over de ontbinding moet uitspreken.
Bij dat verslag wordt een staat van activa en passiva gevoegd, die niet meer dan drie maanden, voorafgaand aan de algemene vergadering die over het voorstel tot ontbinding moet besluiten, is vastgesteld. Voornoemde staat wordt opgesteld conform de waarderingsregels vastgesteld in het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna: KB WVV). Deze staat moet niet worden neergelegd bij de Nationale Bank van België, doch moet wel worden gevoegd bij het ontbindingsverslag van het bestuursorgaan, dat ter griffie deel zal uitmaken van het vennootschapsdossier.
Artikel 3:6, § 2, lid 2 KB WVV bepaalt dat indien de vennootschap besluit haar bedrijf stop te zetten of indien er niet meer kan worden uitgegaan dat de vennootschap haar bedrijf zal voortzetten, de waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast moeten worden. In het bijzonder geldt het volgende:
- de oprichtingskosten moeten volledig worden afgeschreven;
- voor de vaste en de vlottende activa moet zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen worden overgegaan om de boekwaarde terug te brengen tot de vermoedelijke realisatiewaarde;
- een voorziening moet worden gevormd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden, inzonderheid voor de aan het personeel uit te keren vergoedingen.
De commissaris of, bij zijn ontstentenis, een bedrijfsrevisor of een gecertificeerd, accountant die door het bestuursorgaan wordt aangewezen, controleert deze staat en brengt daarover verslag uit en vermeldt inzonderheid of daarin een getrouw beeld wordt gegeven van de toestand van de vennootschap.
Onder het WVV geldt voortaan als regel dat de ontbinding de afsluiting van het boekjaar tot gevolg heeft, wat in concreto betekent dat er in hoofde van de vennootschap een jaarrekening moet worden opgesteld voor het boekjaar dat met de datum van de ontbinding van de vennootschap eindigt. De Commissie raadt het bestuursorgaan aan om voor desbetreffend boekjaar een jaarrekening op te stellen met het oog op het verkrijgen van een kwijting door de algemene vergadering.
De jaarrekening van zowel het laatste boekjaar, als van het boekjaar dat eindigt door de ontbinding kan ook ná de ontbinding worden behandeld om, in voorkomend geval, ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de algemene vergadering. De termijn van art. 3:1, § 1, lid 2 WVV is daarbij van toepassing, wat tot gevolg heeft dat de jaarrekening binnen zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de algemene vergadering.
- Ontbinding van rechtswege
De vennootschap wordt, overeenkomstig artikel 2:72 WVV, van rechtswege ontbonden door het verstrijken van de duur waarvoor zij werd aangegaan of door een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde waaraan de aandeelhouders de vennootschap in de statuten hebben onderworpen.
Deze ontbindingsvorm impliceert aldus dat de ontbinding van de vennootschap reeds intreedt van zodra een bepaalde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, zonder dat hiervoor een ontbindingsbesluit door de aandeelhouders of van de rechtbank vereist is. De vennootschap die van rechtswege wordt ontbonden, treedt bijgevolg onmiddellijk in de vereffening. Bij niet-benoeming of aanwijzing van een vereffenaar, worden de leden van de raad van bestuur of de leden van directieraad in een Europese vennootschap of Europese coöperatieve vennootschap alsook de bestuurders in de besloten vennootschap, de coöperatieve vennootschap, en de naamloze vennootschap ten aanzien van derden, als vereffenaars van rechtswege beschouwd.
Ook de ontbinding van rechtswege heeft de afsluiting van het boekjaar tot gevolg, wat in concreto betekent dat er in hoofde van de vennootschap een jaarrekening moet worden opgesteld voor het boekjaar dat met de datum van de ontbinding van de vennootschap eindigt. De Commissie raadt het bestuursorgaan aan om voor desbetreffend boekjaar een jaarrekening op te stellen met het oog op het verkrijgen van een kwijting door de algemene vergadering.
Onder het WVV kan de vennootschap door de ondernemingsrechtbank gerechtelijk worden ontbonden bij de aanwezigheid van wettige redenen; indien blijkt dat de vennootschap haar verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig artikelen 3:10 en 3:12 WVV niet is nagekomen; ingeval van de situaties opgesomd in artikel 2:74, § 2 WVV of, specifiek voor de naamloze vennootschappen, op verzoek van iedere belanghebbende of het openbaar ministerie, wanneer het nettoactief gedaald is tot beneden 61.500 euro.
De gerechtelijke ontbinding heeft uitwerking vanaf de datum waarop zij is uitgesproken en kan aan derden slechts worden tegengeworpen vanaf de bekendmaking van de beslissingen voorgeschreven door artikel 2:14 WVV in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, behalve indien de vennootschap kan bewijzen dat die derden voordien ervan op de hoogte waren.
Ook de gerechtelijke ontbinding heeft de afsluiting van het boekjaar tot gevolg, wat in concreto betekent dat er in hoofde van de vennootschap een jaarrekening moet worden opgesteld voor het boekjaar dat loopt tot de datum waarop de gerechtelijke ontbinding wordt uitgesproken. De Commissie raadt het bestuursorgaan aan om voor desbetreffend boekjaar een jaarrekening op te stellen met het oog op het verkrijgen van een kwijting door de algemene vergadering.
Vereffening
- Vereffening na vrijwillige ontbinding
De vereffenaar zendt in de zevende en de dertiende maand na de invereffeningstelling een omstandige staat van de toestand van de vereffening, opgesteld aan het einde van de zesde en de twaalfde maand van het eerste vereffeningsjaar, over aan de griffie van de ondernemingsrechtbank waar de zetel van de vennootschap is gevestigd. Die omstandige staat, die onder meer de ontvangsten, de uitgaven en de uitkeringen vermeldt en die aangeeft wat nog moet worden vereffend, wordt bij het vennootschapsdossier gevoegd. Vanaf het tweede jaar van de vereffening wordt die omstandige staat slechts om het jaar aan de griffie overgezonden en bij het vennootschapsdossier gevoegd.
De vereffenaar moet daarnaast ook jaarlijks een jaarrekening opstellen overeenkomstig artikel 3:1 WVV en deze jaarrekening voorleggen aan de algemene vergadering met vermelding van de redenen waarom de vereffening niet kon worden voltooid. Deze jaarlijkse verslaggeving wordt opgelegd teneinde te vermijden dat de vereffeningsverrichtingen al te zeer zouden aanslepen en is louter informatief. De algemene vergadering wordt niet bijeengeroepen om de jaarrekening goed of af te keuren of op grond daarvan kwijting te verlenen aan de vereffenaars. Het is immers pas na afloop van de vereffening dat de algemene vergadering in de regel beslist over de goedkeuring van de rekeningen en, bij afzonderlijke stemming, over de kwijting aan de vereffenaars en, in voorkomend geval, aan de commissaris en over de sluiting van de vereffening.
Niettemin voorziet artikel 2:99 WVV – in het belang van derden – dat deze jaarrekening, opgesteld overeenkomstig de toepasselijke regels, moet worden openbaar gemaakt. Ze moet neergelegd worden bij de Nationale Bank van België binnen dertig dagen na de datum van de vergadering en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar.
In dit verband wenst de Commissie aan te stippen dat in de hypothese waarin de ontbinding plaatsvindt in de loop van het boekjaar, de eerste door de vereffenaars opgestelde jaarrekening zal lopen over de periode vanaf de ontbinding tot de statutair bepaalde datum van afsluiting van het boekjaar. De ontbinding brengt immers geen wijzigingen aan de statuten van de betrokken vennootschap.
Tot slot merkt de Commissie op dat het niet uitgesloten is dat de vennootschap geen vereffenaars heeft benoemd of aangewezen. In voorkomend geval worden de leden van de raad van bestuur of de leden van directieraad in een Europese vennootschap of Europese coöperatieve vennootschap alsook de bestuurders in de besloten vennootschap, de coöperatieve vennootschap, en de naamloze vennootschap ten aanzien van derden, als vereffenaars van rechtswege beschouwd, evenwel zonder de bevoegdheden die de wet en de statuten met betrekking tot de verrichtingen van de vereffening toekennen aan de vereffenaar benoemd in de statuten, door de algemene vergadering of door de rechtbank.
- Vereffening na ontbinding van rechtswege
Voor de regels van de vereffening na ontbinding van rechtswege verwijst de Commissie naar hetgeen supra, bij punt I.B en II.A, wordt vermeld.
- Vereffening na gerechtelijke ontbinding
Vooreerst wijst de Commissie erop dat de ondernemingsrechtbank, bij een gerechtelijke ontbinding van een vennootschap, over de mogelijkheid beschikt om geen vereffenaar aan te wijzen. In dat geval spreekt de rechtbank de ontbinding en de onmiddellijke sluiting van de vereffening uit.
Ingeval de rechtbank wel een vereffenaar aanstelt, zendt deze vereffenaar in de zevende en de dertiende maand na de invereffeningstelling van het eerste vereffeningsjaar een omstandige staat van de toestand van de vereffening, opgesteld aan het einde van de zesde en de twaalfde maand van het eerste vereffeningsjaar, over aan de griffie van de ondernemingsrechtbank waar de zetel van de vennootschap is gevestigd. Vanaf het tweede jaar van de vereffening wordt die omstandige staat slechts om het jaar aan de griffie overgemaakt en bij het vennootschapsdossier gevoegd.
Net zoals bij de vereffening na vrijwillige ontbinding, moet de vereffenaar ook na gerechtelijke ontbinding jaarlijks een jaarrekening opstellen overeenkomstig artikel 3:1 WVV. Deze jaarrekening dient voorgelegd te worden aan de rechtbank. Deze jaarrekening moet bovendien worden bekendgemaakt door de neerlegging ervan bij de Nationale Bank van België ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar.
Sluiting van de vereffening
- Sluiting vereffening na vrijwillige ontbinding
Bij de beëindiging van de vereffening, als gevolg van vrijwillige ontbinding, en ten minste één maand voor de algemene vergadering, legt de vereffenaar op de zetel van de vennootschap een cijfermatig verslag over de vereffening neer, houdende de vereffeningsrekeningen samen met de stukken tot staving. Het is volgens de Commissie aangewezen dat de vereffeningsrekeningen minstens een overzicht bevatten van de verrichtingen tot tegeldemaking van de activa, de bestemming die aan de opbrengst van die tegeldemaking is gegeven, de mate waarin en de wijze waarop de schuldenaars zijn betaald, alsook de wijze waarop de uitkeringen of toebedelingen van activa aan de aandeelhouders zijn gebeurd. De Commissie is van mening dat deze vereffeningsrekeningen o.a. de historiek van de betalingen bevatten, alsook de gevolgde rangregeling. Het cijfermatig verslag bevat in voorkomend geval de informatie over de teruggave van de inbrengen en de uitkering van een eventueel vereffeningssaldo aan de aandeelhouders.
Deze documenten worden gecontroleerd door de commissaris indien deze is benoemd binnen de vennootschap. Bij ontstentenis van een commissaris, beschikken de vennoten of aandeelhouders over een individueel onderzoeksrecht, waarbij zij zich kunnen laten bijstaan door een bedrijfsrevisor of een gecertificeerd accountant.
De sluiting van de vereffening wordt bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. Art. 2:103 WVV schrijft voor dat er, voor elke vereffening, in het dossier van de rechtspersoon een aantal stukken dienen te worden neergelegd, waarvan elke belanghebbende – kosteloos – inzage kan nemen.
- Sluiting vereffening na ontbinding van rechtswege
Voor de regels van de sluiting van vereffening na ontbinding van rechtswege verwijst de Commissie naar hetgeen supra, bij punt III.A, wordt vermeld.
- Sluiting vereffening na gerechtelijke ontbinding
Bij de beëindiging van de vereffening, als gevolg van gerechtelijke ontbinding, brengt de vereffenaar een cijfermatig verslag over de vereffening uit aan de rechtbank. Dit verslag bestaat uit de vereffeningsrekeningen, alsook de stavingsstukken en bevat de informatie over de teruggave van de inbrengen en de uitkering van een eventueel vereffeningssaldo aan de aandeelhouders. De rechtbank spreekt vervolgens de sluiting van de vereffening uit.
De sluiting van de vereffening wordt bekendgemaakt in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.
Voorbeeld
Een besloten vennootschap Z (hierna: de BV Z) voert haar boekhouding per kalenderjaar. De jaarlijkse algemene vergadering vindt telkens plaats op 30 mei. Op 30 april 20N1 wordt deze vennootschap vrijwillig ontbonden en wordt er een vereffenaar aangesteld. Op 20 april 20N2 wordt de vereffening van deze besloten vennootschap afgesloten.
Schematisch kunnen de volgende termijnen worden onderscheiden:
De Commissie licht hierna toe welke verslaggevingsplichten gepaard gaan met de vrijwillige ontbinding, de vereffening en de sluiting van de vereffening van desbetreffende vennootschap.
- Periode 01/01/20N0 – 31/12/20N0: boekjaar 20N0 vormt het laatste volledige boekjaar waarin de BV Z haar activiteiten ten volle heeft uitgeoefend. Het is de bevoegdheid van het bestuursorgaan om voor het boekjaar 20N0 een jaarrekening op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen aan de algemene vergadering van 30 mei 20N1. Deze jaarrekening moet worden neergelegd bij de Nationale Bank van België binnen 30 dagen na goedkeuring door de algemene vergadering.
- Periode 01/01/20N1 – 30/04/20N1: aangezien de ontbinding van de vennootschap de afsluiting van het boekjaar tot gevolg heeft, dient er voor de periode tussen de aanvang van het lopende boekjaar (in casu 01/01/20N1) en de datum waarop de vennootschap ontbonden wordt (in casu 30/04/20N1) een jaarrekening te worden opgemaakt. De Commissie raadt het bestuursorgaan aan om voor het boekjaar dat met de datum van de ontbinding van de BV Z eindigt een jaarrekening op te stellen met het oog op het verkrijgen van een kwijting door de algemene vergadering. De Commissie wijst erop dat de jaarrekening voor het boekjaar dat eindigt door de ontbinding niet bij de ontbinding zelf reeds moet zijn goedgekeurd. Deze jaarrekening dient binnen de 30 dagen na de goedkeuring neergelegd te worden bij de NBB.
- Periode 30/04/20N1 – 31/10/20N1: de vereffenaar dient op het einde van de zesde maand na de ontbinding (in casu per 31/10/20N1) een omstandige staat op te stellen. Deze staat moet vervolgens in de zevende maand na de ontbinding (in casu in november 20N1) aan de griffie van de ondernemingsrechtbank te worden overgemaakt. Deze staat wordt aan het vennootschapsdossier gevoegd.
- Periode 30/04/20N1 – 31/12/20N1: de jaarrekening met betrekking tot de periode na de ontbinding (in casu 30/04/20N1) tot het einde van het boekjaar (in casu 31/12/20N1) wordt door de vereffenaar voorgelegd aan de eerstvolgende jaarlijkse algemene vergadering. In casu zou dit betekenen dat de vereffenaar deze jaarrekening in principe op 30 mei 20N2 moet voorleggen aan de algemene vergadering. Deze jaarrekening moet niet worden goedgekeurd door de algemene vergadering en dient, binnen de 30 dagen na de datum van de algemene vergadering, te worden neergelegd bij de Nationale Bank van België.
- Periode 01/01/20N2 – 20/04/20N2: aangezien de datum van de sluiting van de vereffening (in casu 20/04/20N2) de datum van de jaarlijkse algemene vergadering (in casu 30/05/20N2) voorafgaat, zal de vereffenaar de jaarrekening voor de periode na de ontbinding (in casu 30/04/20N1) tot het einde van dat boekjaar (in casu 31/12/20N1) aan de algemene vergadering op 20/04/20N2 moeten voorleggen.
Dit advies vervangt CBN-advies 2011/8 - Verslaggeving bij ontbinding en vereffening.
- 1.Onderhavig advies is tot stand gekomen nadat het ontwerp van dit advies op 9 juni 2021 ter publieke consultatie werd gepubliceerd op de website van de CBN.
- 2.Ingevoerd bij artikel 2 van de Wet van 23 maart 2019, BS 4 april 2019.
- 3.Zie CBN-advies 2022/06 – Verslaggeving bij onmiddellijke sluiting van de vereffening van een vennootschap.
- 4.Artikel 2:70, lid 1 WVV. De analyse van de vennootschapsrechtelijke modaliteiten van de ontbinding en de vereffening onder het WVV maakt geen voorwerp uit van onderhavig advies.
- 5.Het ontbindingsbesluit van de algemene vergadering vereist een statutenwijziging: zie art. 2:71, § 1 WVV. Zie terzake echter ook art. 7:228, lid 4 WVV.
- 6.Hiermee worden bedoeld: een besloten vennootschap, een coöperatieve vennootschap, een naamloze vennootschap, een Europese vennootschap of een Europese coöperatieve vennootschap: art. 2:71, § 1 WVV.
- 7.De beslissing tot ontbinding wordt bij authentieke akte opgesteld: art. 2:71, § 6 WVV.
- 8.Zie terzake ook het standpunt van de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de Raad van het Instituut van de Belastingadviseurs en de Accountants in de “Norm inzake de opdracht van de beroepsbeoefenaar bij de ontbinding en vereffening van vennootschappen”, raadpleegbaar via www.ibr-ire.be.
- 9.Artikel 2:71, § 2, lid 2 in fine WVV.
- 10.Koninklijk Besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, BS 30 april 2019, ed. 2.
- 11.Art. 2:71, § 2, lid 2 WVV.
- 12.Art. 2:103, lid 1, 1° WVV.
- 13.Het bestuursorgaan kan verantwoorden dat artikel 3:6, § 2 KB WVV niet wordt toegepast op het geheel of een deel van de boekhoudposten. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als bepaalde onderdelen van de activiteiten nog zouden worden voortgezet gedurende verschillende jaren. Het bestuursorgaan zou ook kunnen verantwoorden dat geen enkele correctie wordt aangebracht op grond van artikel 3:6, § 2 KB WVV als de reële mogelijkheid bestaat dat de ontbinding tot geen gehele of gedeeltelijke economische discontinuïteit van de activiteit zal leiden, omdat ernstige vooruitzichten bestaan van overdracht van het geheel of een deel van de exploitatie aan een andere onderneming die de exploitatie zal voortzetten. Deze afwijking van artikel 3:6, § 2 KB WVV moet uiteraard verantwoord worden in de toelichting.
- 14.De Commissie wijst erop dat indien de activeringsvoorwaarde voor het op de balans plaatsen van de uitbreidings- en herstructureringskosten, alsook voor de kosten voor onderzoek en ontwikkeling, niet meer zou aanwezig zijn, (i.e. het genereren van toekomstige economische voordelen voor de vennootschap) deze activering moet ongedaan gemaakt worden. (art. 3:36, lid 2 KB WVV en art. 3:38 KB WVV). Zie voor meer: CBN-advies 2011/24 – Herstructureringskosten – Verwerking in de jaarrekening en CBN-advies 2012/13 – De boekhoudkundige verwerking van immateriële vaste activa.
- 15.Artikel 2:71, § 2, lid 3 WVV. In het WVV wordt de titel “accountant” nog gebruikt. Als gevolg van de fusie tussen het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) en het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten (BIBF) in het Institute for Tax Advisors and Accountants (ITAA) kreeg de bestaande titel “accountant” een nieuwe benaming, namelijk “gecertificeerd accountant”.
- 16.Art. 2:70, lid 2 WVV. Voorbereidende werken, Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3119/008, 2-3.
- 17.Zie ook art. 2:79 WVV.
- 18.Hiermee wordt de datum bedoeld van de authentieke akte tot ontbinding van de vennootschap: art. 2:71, § 6 WVV.
- 19.Zie art. 2:94 WVV. Zie ook Voorbereidende werken, Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3119/008, 29: “Er is geen bezwaar dat de bestuurders de jaarrekening afwerken na de ontbinding, maar de bijeenroeping van de algemene vergadering gebeurt door de vereffenaar. Deze jaarrekening wordt na goedkeuring door de algemene vergadering door toedoen van de vereffenaar openbaar gemaakt. Deze praktijk wordt door dit amendement wettelijk verankerd (zie ook amendement nr. 167)”.
- 20.Wat het geval is bij een vrijwillige ontbinding: art. 2:71 WVV.
- 21.Wat het geval is bij een gerechtelijke ontbinding: art. 2:73 ev. WVV.
- 22.Zie ook: H BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek Vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2020, 808, nr. 1657 ev.
- 23.Zie verder art. 2:79 WVV.
- 24.Art. 2:70, lid 2 WVV.
- 25.Zie ook art. 2:79 WVV.
- 26.Niet limitatief: de Commissie beperkt zich, voor wat de gronden van de gerechtelijke ontbinding betreft, tot wat in het WVV dienaangaande wordt vermeld.
- 27.De Commissie wijst erop dat de ondernemingsrechtbank ook een termijn kan bepalen om de toestand van desbetreffende vennootschap te (laten) regulariseren om, in voorkomend geval, de gerechtelijke ontbinding niet uit te spreken: art. 2:74, § 1, lid 2-3 en art. 2:74, § 2, lid 1 WVV.
- 28.Zie art. 2:73 WVV.
- 29.De Commissie merkt op dat de voorwaarde voor de gerechtelijke ontbinding als gevolg van de niet-neerlegging van de jaarrekening gedurende een periode van drie opeenvolgende boekjaren niet meer bestaat (oud art. 182 W. Venn., zoals gewijzigd door art. 7 van de Wet van 17 mei 2017 tot wijziging van diverse wetten met het oog op de aanvulling van de gerechtelijke ontbindingsprocedure van vennootschappen, BS 12 juni 2017. Zie ook Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1940/006, 4-7).
- 30.Zie art. 2:74, § 1, lid 1 WVV. Deze vordering kan slechts worden ingesteld na het verstrijken van een termijn van zeven maanden te rekenen van de datum van afsluiting van het boekjaar en dient, in voorkomend geval, ingesteld te worden tegen de vennootschap: art. 2:74, § 1, lid 4-5 WVV.
- 31.Ingevolge mededeling door de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden krachtens artikel XX.29 van het Wetboek van economisch recht, kan de rechtbank hetzij een regularisatietermijn toekennen en het dossier voor opvolging terug verwijzen naar de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden, hetzij de ontbinding van een vennootschap uitspreken:
1° wanneer die vennootschap ambtshalve werd geschrapt met toepassing van artikel III.42, § 1, 5°, van het Wetboek van economisch recht;
2° indien zij ondanks twee oproepingen met dertig dagen tussentijd, waarvan de tweede per gerechtsbrief, niet voor de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden is verschenen;
3° indien de leden van het bestuursorgaan ervan niet over de fundamentele beheersvaardigheden of niet over de beroepsbekwaamheid beschikken die voor de uitoefening van haar activiteit bij wet, decreet of ordonnantie worden opgelegd.
Deze ontbinding kan niet worden uitgesproken zolang er een procedure loopt inzake faillissement, gerechtelijke reorganisatie of ontbinding van de vennootschap. - 32.Zie art. 7:229 WVV.
- 33.Art. 2:74, § 4, lid 1 WVV.
- 34.Art. 2:74, § 4, lid 2 WVV.
- 35.Art. 2:70, lid 2 WVV.
- 36.Zie art. 2:79 WVV en ook art. 2:81 WVV.
- 37.Indien uit de staat van actief en passief, opgemaakt conform art. 2:71, § 2, lid 2 WVV, blijkt dat niet alle schuldeisers volledig kunnen worden terugbetaald, dient art. 2:84 WVV te worden toegepast.
- 38.Artikel 2:96, lid 1 WVV.
- 39.Bedoeld in artikel 2:7 WVV.
- 40.Artikel 2:96, lid 2 WVV.
- 41.Artikel 2:96, lid 3 WVV.
- 42.Artikel 2:99, lid 1 WVV.
- 43.De jaarrekening wordt in voorkomend geval slechts voorgelegd aan de algemene vergadering: art. 2:99, lid 2 WVV. Ter staving van deze stelling kan bovendien worden aangevoerd dat de wetgever in desbetreffend artikel wel naar artikel 3:1 WVV verwijst, doch niet naar de artikelen 5:98 WVV (voor de BV), 6:83 WVV (voor de CV) of 7:149 WVV (voor de NV). Deze artikelen regelen de machten en bevoegdheden van de algemene vergadering van niet in vereffening gestelde vennootschappen en dragen haar, meer in het bijzonder, op de jaarrekening te behandelen, met het oog op haar goed- of afkeuring.
- 44.Artikel 2:100, lid 2 WVV. Zie infra, punt III.
- 45.Artikel 3:6, § 2 KB WVV. Zie ook CBN-advies 2018/18 – Going concern - Waarderingsregels bij de stopzetting of gedeeltelijke stopzetting van het bedrijf van een onderneming.
- 46.Artikel 2:99 lid 2 WVV.
- 47.Wat ook blijkt uit art. 2:70, lid 2 WVV en Voorbereidende werken, Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3119/008, 2-3. Indien de vereffening in het jaar van de ontbinding reeds definitief wordt afgesloten, dient de jaarrekening niet meer openbaar gemaakt te worden bij de Nationale Bank van België (cf. infra).
- 48.Art. 2:79 WVV.
- 49.Art. 2:81 WVV.
- 50.De rechtbank kan één of meerdere vereffenaars aanstellen: art. 2:85 WVV.
- 51.Zie art. 2:96 WVV. Deze omstandige staat, die onder meer de ontvangsten, de uitgaven en de uitkeringen vermeldt en die aangeeft wat nog moet worden vereffend, wordt bij het vennootschapsdossier gevoegd.
- 52.Art. 2:99, lid 2 WVV.
- 53.Indien uit de vereffeningsrekeningen blijkt dat niet alle schuldeisers integraal betaald kunnen worden, dient de vereffenaar art. 2:97, § 2 WVV in acht te nemen en het plan voor verdeling van de activa onder de verschillende categorieën schuldeisers ter goedkeuring voor te leggen aan de bevoegde rechtbank.
- 54.Zie voor meer: Voorbereidende werken, Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3119/001, 94-95.
- 55.De Commissie zal het begrip “vereffeningsrekeningen” in de zin van art. 2:100 WVV in een apart advies bespreken.
- 56.Art. 2:100, lid 1 WVV.
- 57.Art. 2:102, § 1 WVV jo. art. 2:13 WVV.
- 58.Zie art. 2:103, lid 2 WVV.
- 59.Art. 2:101, lid 1 WVV.
- 60.Art. 2:101, lid 2. WVV.
- 61.Art. 2:102, § 2 WVV jo. art. 2:13 WVV.
- 62.De BV Z heeft haar activiteiten, voor de periode 01/01/20N0-31/12/20N0, aldus in continuïteit uitgevoerd.
- 63.Art. 3:10 WVV.
- 64.Art. 2:70, lid 2 WVV.
- 65.Zie ook: art. 2:71, § 2 WVV. De vennootschap zal ook een aangifte in de vennootschapsbelasting moeten indienen: zie Circulaire 2020/C/74 betreffende de gevolgen van het artikel 2:70 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen op de aangifteplicht bij ontbinding van vennootschappen dd. 29.05.2020, www.fisconetplus.be.
- 66.Zie randnr. 9.
- 67.Zie immers art. 2:94 WVV en Voorbereidende werken, Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3119/008, 29: “Er is geen bezwaar dat de bestuurders de jaarrekening afwerken na de ontbinding, maar de bijeenroeping van de algemene vergadering gebeurt door de vereffenaar. Deze jaarrekening wordt na goedkeuring door de algemene vergadering door toedoen van de vereffenaar openbaar gemaakt. Deze praktijk wordt door dit amendement wettelijk verankerd (zie ook amendement nr. 167)”.
- 68.Art. 3:10 WVV en Voorbereidende werken, Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3119/008, 2: “De jaarrekening m.b.t. de periode voor de ontbinding wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering en neergelegd bij de Nationale Bank van België (NBB) overeenkomstig artikel 3:10. Tevens zal er ook een belastingaangifte “speciaal” worden ingediend. De fiscus zal deze jaarrekening afladen bij de balanscentrale van de NBB.”
- 69.De Commissie merkt op dat de vereffening na het ondertekenen van de ontbindingsakte op 30/04/20N1 aanvangt.
- 70.Bij de aanvang van de vereffening zal de vereffenaar vooreerst moeten nagaan of de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar (in casu 01/01/20N0 – 31/12/20N0) en het boekjaar dat eindigt door de ontbinding (in casu 01/01/20N1 – 30/04/20N1) reeds ter goedkeuring werd voorgelegd aan de algemene vergadering. Is dit immers niet het geval, dan dient de vereffenaar de algemene vergadering bijeen te roepen, zodat deze jaarrekeningen wel worden goedgekeurd. (art. 2:94 WVV)
- 71.Art. 2:96, lid 1-2 WVV.
- 72.Zie ook: Voorbereidende werken, Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-3119/008, 3: “De jaarrekening m.b.t. de periode na de ontbinding wordt voorgelegd aan de algemene vergadering overeenkomstig het voorgestelde artikel 2:93, eerste lid (niet ter goedkeuring) en neergelegd bij de Nationale Bank van België overeenkomstig het voorgestelde artikel 2:93, tweede lid.”
- 73.Tenzij de vereffening eerder kan worden afgesloten.
- 74.Art. 2:99, lid 2 WVV.
- 75.De vereffenaar zal bovendien ook art. 2:100 WVV in acht moeten nemen; zie randnr. 26.
Bron: CBN, maart 2022