BNP Paribas Fortis publiceert zijn jaarlijkse Barometer van de tweede verblijven. Die bevestigt de aanhoudende groei van de uitstaande kredieten voor de aankoop van een tweede onroerend goed. 28 procent van de kredietnemers ging bij BNP Paribas Fortis intussen al een hypothecair krediet aan voor de aankoop van een tweede verblijf, ongeacht het doel ervan (voor verhuring of voor recreatieve doeleinden) of de geografische bestemming. Heel ver gaan de meeste kopers het echter niet zoeken, want 95 procent van de kredieten voor de aankoop van een tweede verblijf is bestemd voor een onroerend goed in België. Een tweede vaststelling is dat de meeste tweede verblijven in ons land dienen om huurinkomsten te genereren. Nog vermeldenswaard is de verjonging van de kredietnemers: meer dan een op de drie (35 procent) is immers jonger dan 40 jaar. De jonge digitale nomaden zijn dan weer helemaal weggetrokken uit de markt van de tweede verblijven in het buitenland.
>>> 2021_Barometre_BNP_Paribas_Fortis_Seconde Résidence_NL
Na een jaar van sterke groei van de hypothecaire kredietverlening in België vroeg marktleider BNP Paribas Fortis zich af wat het aandeel daarin is van kredieten bestemd voor de aankoop van een tweede verblijf. Duidelijk is dat dat marktsegment steeds groter wordt: inmiddels heeft 28 procent van de kredietnemers bij BNP Paribas Fortis immers een tweede verblijf op het oog, ongeacht het doel ervan (voor verhuring of voor recreatieve doeleinden) of de geografische bestemming.
Ten opzichte van 2020 stegen de volumes aan hypothecaire kredieten voor de aankoop van een tweede verblijf met 39 procent, en het aantal kredieten voor dat doel met 27 procent.
Dat vooral tweede verblijven in België erg in trek zijn bij de kredietnemers blijkt nog iets sterker dan vroeger uit de Barometer 2021. 95 procent van de tweede verblijven waarvoor BNP Paribas Fortis een lening verstrekt, bevindt zich namelijk in ons land.
Die voorkeur valt te verklaren door meerdere factoren: de reisbeperkingen door corona, de nieuwe vrijheid die telewerk meebrengt, het minder complexe beheer van een verhuurd eigendom in eigen land, plus het feit dat de eigenaars er zelf regelmatiger gebruik van kunnen maken. Bovendien is het gemakkelijker om bij de huisbankier een hypothecaire lening te krijgen voor de aankoop van een tweede verblijf in België.
De meeste kredieten die worden toegekend voor een tweede verblijf in België zijn trouwens bedoeld voor de aankoop van huizen – goed voor 62 procent –, tegenover 27 procent voor appartementen en 11 procent voor bijvoorbeeld commercieel vastgoed of bouwgrond.
Nog een vaststelling: 62 procent van de tweede verblijven in België waarvan BNP Paribas Fortis de aankoop financiert, dient om huurinkomsten te genereren. En dat percentage blijft de laatste jaren stijgen (60 procent in 2020 en 56 procent in 2019). Die trend is toe te schrijven aan de lage rentes voor hypotheekleningen en spaarrekeningen en het feit dat de beurs voor veel Belgen te weinig zekerheid biedt, terwijl vastgoed in hun ogen een vaste waarde is. De kredietnemers zijn dus voor het grootste deel beleggers.
In het algemeen bedroeg het gemiddelde leenbedrag voor een tweede verblijf de voorbije drie jaar ongeveer 221.000 euro. Dat is een stijging van 4,5 procent ten opzichte van 2020. In 2021 werd in België gemiddeld een bedrag van 215.000 euro geleend voor een tweede verblijf bestemd voor recreatiedoeleinden (tegenover 206.000 euro in 2020). Voor een tweede verblijf dat tot doel heeft huurinkomsten te genereren komt dat bedrag op 224.000 euro (tegenover 215.000 euro in 2020).
De gemiddelde looptijd van een hypothecair krediet is met 199 maanden vergelijkbaar met die in 2020. De maandelijkse aflossingen zijn daarentegen van het ene jaar op het andere gestegen tot 1.038 euro, dus 67 euro meer dan in 2020. De gemiddelde quotiteit bedraagt 70%.
Opvallender zijn de dalende percentages voor zowel de Belgische kust als de Ardennen. In 2021 bevond 4% van het gekochte vastgoed zich aan de Belgische kust, tegenover 8% in 2020. De drie meest gegeerde badplaatsen waren Knokke (23 procent), Oostende (21 procent) en Koksijde (8 procent). In het zuiden van het land waren Verviers (10 procent), Bastenaken (7 procent) en Spa (5 procent) de populairste steden en dorpen in de Ardennen. Toch zijn de tweede verblijven in de Ardennen goed voor nog maar 1,3 procent van alle kredieten die werden toegekend voor tweede verblijven. Vorig jaar was dat nog 3,3 procent. En dan een opvallend noord-zuidverschil: in de Ardennen is 60% van het aangekochte vastgoed bestemd voor verhuur, terwijl aan de Belgische kust 70% van de tweede verblijven bestemd is voor recreatieve doeleinden.
De sterke beleggersaanwezigheid op de Belgische vastgoedmarkt staat dus vast, en dezelfde tendens lijkt te gelden voor tweede verblijven in het buitenland. Ook die verblijven dienen steeds vaker om huurinkomsten te genereren. In 2017 werd slechts 8 procent van dat buitenlandse vastgoed daarvoor aangekocht. Nu is dat percentage gestegen tot 13 procent. Bij die buitenlandse tweede verblijven bestemd voor verhuur staat Spanje in 2021 op de eerste plaats, gevolgd door Frankrijk, Nederland, Italië en Griekenland.
De gemiddelde leenbedragen voor vastgoed dat voor recreatieve doeleinden wordt gekocht, liggen rond de 320.000 euro voor een eigendom in Nederland, 235.000 euro voor een in Frankrijk en 179.000 euro voor een in Spanje. Wanneer we kijken naar vastgoed bestemd voor verhuur, wordt er gemiddeld 301.000 euro geleend voor een verblijf in Frankrijk, 269.000 euro voor eentje in Nederland en 228.000 euro voor een in Spanje.
De Barometer van BNP Paribas Fortis schetst ook het profiel van de gemiddelde kredietnemers. De gemiddelde leeftijd van kopers van tweede verblijven – in België of in het buitenland – is 44 jaar. Opmerkelijk: meer dan een op de drie kredietnemers (35 procent) is jonger dan 40 jaar.
In tweede verblijven in het buitenland investeren wel vooral 50-plussers. Ze maken 77 procent van de kopers uit.
Voor tweede verblijven in het buitenland is het aandeel van de min 45-jarigen geslonken tot een op de vijf kredietnemers. In 2020 kwam daarentegen nog meer dan de helft uit die leeftijdsgroep. De digitale nomaden onder de 35 jaar zijn zelfs volledig van de markt verdwenen: ze tellen nog maar voor 1 procent, tegenover 20 procent in 2020.
Bron