De gevreesde faillissementengolf als gevolg van de massale overheidssteun blijft voorlopig uit. Gelukkig maar. Toch dreigt het jaar 2021 het jaar van de faillissementen te worden, met een delta van vijftigduizend bedrijven ten opzichte van normale jaren (zie mijn artikel “Gezonde bedrijven dreigen over de kop te gaan”, in FDmagazine van januari 2021). Door de oplopende verliezen werd het eigen vermogen van ondernemingen aangetast. Dat vertaalt zich in een lagere solvabiliteit. De zich opstapelende onbetaalde facturen zijn dan weer een teken van illiquiditeit. Graydon schat het liquiditeitsprobleem bij bedrijven die voor de covid-19-crisis gezond waren op zestig miljard euro. De bedrijven die moesten sluiten, hebben immers vaak nog vaste kosten, wat leidt tot verliezen.
Een bedrijf maakt veel kans om overstag te gaan als het de drie zogenaamde alarmpeilen bereikt. Dit zijn geen normen, maar niveaus die ondernemingen te allen tijde moeten vermijden. Het gaat om de volgende ratio’s: eigen vermogen/ balanstotaal: vijftien procent; bedrijfskapitaal/balanstotaal: tien procent en kasstroom/balanstotaal: zes procent (bron: R. Aernoudt, “Financieel management toegepast, Intersentia, Cambridge”). Wie als cfo de jaarrekening van 2020 tegen dat licht houdt, zal waarschijnlijk veel flikkerlichten op oranje of rood zien staan.
Een categorie die bijzonder gevoelig is voor deze alarmpeilen zijn de accountants (boekhouders bestaan officieel niet meer). Het gaat niet om hun eigen interne balans, maar de verantwoordelijkheid die zij moeten opnemen ten aanzien van hun klanten. Zo bepaalt de wet op de vennootschappen dat het enkel mogelijk is om dividenden uit te keren als het bedrijf voldoende solvabel en liquide is. De achterliggende filosofie is dat de aandeelhouders zichzelf niet kunnen uitbetalen als ze niet in staat zijn om hun leveranciers te betalen. Bedrijven die dividenden willen uitkeren, moeten dus slagen in de liquiditeitstest. Ze moeten met andere woorden over voldoende liquide middelen beschikken om, na de eventuele uitkering van de dividenden, hun verplichtingen aan de schuldeisers over minstens twaalf maanden na te komen.
De klassieke financiële analyse stelt dat de current ratio (vlottende activa/schulden op korte termijn) hoger moet zijn dan één, maar liefst anderhalf bedraagt. Onnodig eraan toe te voegen dat veel bedrijven post-covid niet in deze test zullen slagen. De wet bepaalt de formule niet. Je zou dus ook kunnen stellen dat een bedrijf slechts liquide is als het slaagt in de acid test: de vlottende activa min de schulden op korte termijn moeten minstens zo groot zijn als de voorraden. De test wordt zo genoemd om zijn ‘zure smaak’. Veel bedrijven falen omdat het bedrijfskapitaal de voorraden niet dekt. De filosofie van de acid test is dat (boekhoudkundige) voorraden niet altijd even liquide zijn en vaak ook heel wat zogenaamde winkeldochters (financiële term die verwijst naar onverkoopbare goederen) omvatten. Eenzelfde redenering kan worden gemaakt bij de debiteuren. Het wordt bang afwachten hoeveel er daarvan dubieus worden post-covid.
Zelfs als bedrijven slagen in de liquiditeitstest, mogen geen dividenden worden uitgekeerd als daardoor het eigen vermogen van de onderneming negatief wordt. Daarbij komt nog dat het nu mogelijk is om nieuwe besloten vennootschappen op te richten zonder minimumkapitaal, waardoor het minste verlies tot een negatief eigen vermogen leidt. Kortom, de aandeelhouders staan niet alleen in de laatste rij in geval van faillissement, maar velen zullen ook geen dividenden of tantièmes kunnen uitkeren. Wie om fiscale of andere redenen zichzelf een zeer lage wedde uitkeert en rekent op een aanvullend dividend of tantième, betaalt het gelag. Het toepassingsveld van de wet is zeer ruim en omhelst elke operatie die tot een ‘verrijking’ van de aandeelhouder kan leiden. Het inkopen van eigen aandelen bijvoorbeeld valt onder die wetgeving, maar ook het aanzuiveren van de rekening-courant.
De accountant moet telkens een rapport opstellen waaruit het slagen of niet-slagen voor beide testen blijkt. Wanneer bedrijven bij het niet-slagen van de testen toch winst uitkeren, zijn de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor alle mogelijke schade die het gevolg is van die beslissing. Gezien het hier niet gaat om exacte wetenschap kan de accountant gevraagd worden zich soepel op te stellen en niet de boeman te spelen. Als het bedrijf op de fles gaat, zal diezelfde accountant zich moeten verantwoorden. De accountant kan immers aansprakelijk worden gesteld als een zaakvoerder niet aan de testen voldoet. Gekneld tussen hamer en aambeeld dreigen de accountants zo te moeten dansen op een slappe koord.
Hoewel de liquiditeitstest enkel de bv’s in het vizier heeft, als compensatie voor de afschaffing van het minimumkapitaal, valt het nog af te wachten of jurisprudentie de testen niet de facto zal uitbreiden naar nv’s, die overigens wel voor de solvabiliteitstest moeten slagen. Als ik één tip mag geven aan bestuurders: vraag aan je accountant hoe de ratio’s best worden gerespecteerd. Het omzetten van kortetermijnschulden naar de lange termijn of een beter voorraadbeheer vergroten misschien de slaagkansen. Op die manier verandert de potentiële boeman in een partner in goede en slechte tijden. Neen, de accountant staat niet op de lijst van gevaarlijke beroepen, maar een beroep zonder risico is het niet.