Het thema ‘belangenvermenging' beheerst het publieke politieke debat. Anders dan gedacht zijn er blijkbaar geen duidelijke regels. Zelfs eminente professoren die het kunnen weten als rechtstheoreticus en als ervaringsdeskundige hebben het enkel over “common practice ”, en dus helemaal niet over een duidelijk wettelijk kader.
Als rechtspraktizijn houdt het me bezig of dat wettelijk kader er dan echt niet is. Uiteraard is ook de overheid gebonden door de beginselen van behoorlijk bestuur. Een overheid behoort onafhankelijk en objectief te handelen. Ze behoeft de fair play te respecteren en als ze de strijd aanbindt, dan moet ze dat met open vizier doen. Maar dat zijn wollige begrippen zonder duidelijke afbakening. De beginselen zijn niet opgenomen in harde wetgeving. Het zijn vaak ongeschreven beginselen die in de praktijk moeten worden toegepast en door de rechter kunnen worden getoetst, afgedwongen en gesanctioneerd.
Maar die harde norm bestaat wel degelijk en ik word er bijzonder veel mee geconfronteerd in de praktijk. En samen met mij ondernemend België. Met name de ondernemers die hun activiteit onder vennootschap voeren en ook nog eens de bestuurder van die vennootschap zijn.
Het vennootschapsrecht voorziet in een duidelijke regeling als een bestuurder geconfronteerd wordt met een tegenstrijdig belang. Dat tegenstrijdig belang kan zowel rechtstreeks als onrechtstreeks zijn. Het moet van vermogensrechtelijke aard zijn en theoretisch strijdig kunnen zijn met het belang van de vennootschap. Het behoeft dus geen betoog dat de wetgever het begrip ‘tegenstrijdig belang' voor bestuurders erg ruim heeft gedefinieerd.
In 2020 trad het nieuw wetboek voor vennootschapsrecht in werking. De wetgever sleutelde aan de regeling van tegenstrijdige belangen. In het verleden moest een bestuurder enkel kenbaar maken dat hij een tegenstrijdig belang had, weliswaar aangevuld met een bijzondere rapportering. In 2019 heeft de wetgever de regeling danig verstrengd en opgelegd dat de bestuurders zich moeten onthouden van de deelneming aan de besluitvorming. De maatschappelijke en ook de politieke mening omtrent het omgaan met tegengestelde belangen is dus duidelijk strenger geworden. Dat blijkt ook uit de sancties. Overtreding leidt tot een nietigheid van de getroffen beslissing, en de bestuurders kunnen aansprakelijk gesteld worden voor hun handelen. Goed om weten dus hoe de politiek de integriteit van onze ondernemers-bestuurders inschat.
Zijn er nog verbanden tussen de politiek en het vennootschapsrecht? Opmerkelijk genoeg wel. Als de regels van het vennootschapsrecht tekortschieten, dan moet worden gekeken naar de regels die van toepassing zijn op ons parlement. Ik voel mij staatsrechtelijk onvoldoende beslagen om te oordelen of het omgekeerde ook kan gelden. Maar ik neem aan dat veel ondernemers-bestuurders wel die mening zullen zijn toegedaan. Namelijk dat de politici dezelfde normen moeten respecteren als de ondernemers.
Wanneer ik na heel wat overpeinzingen als voorbereiding voor deze column 's avonds moe thuiskom, hoor ik toevallig het verslag van een voetbalmatch. Daar komt ter sprake dat deze of gene speler niet mocht deelnemen aan de match. Niet omdat hij een straf of een schorsing uitzit, niet omdat hij niet fit is. Wel omdat hij een uitgeleende speler is.
Ik ben geen sportjurist, maar blijkbaar bestaat in de voetballerij de gangbare praktijk dat wanneer de clubs die een uitleenovereenkomst met elkaar hebben, tegen elkaar spelen, de uitgeleende speler netjes aan de kant blijft. De voetbalwereld heeft het dus duidelijk wel begrepen: “ Justice must not only be done, it must also be seen to be done .”
En laat me er met een wellicht ongepaste boutade van afmaken. Als zelfs de voetbalwereld het begrepen heeft, is er geen reden om aan te nemen waarom de rest van de wereld het dan niet zou kunnen begrijpen.