In zijn verslag aan het federale parlement heeft het Rekenhof onderzocht of de FOD Financiën het vernieuwde btw‐systeem voor grensoverschrijdende elektronische dienstverrichtingen goed heeft aangepakt.
Het stelde daarbij vast dat de organisatorische aspecten – registratie van belastingplichtigen en opvolging van aangiften en betalingen – afdoende werden uitgewerkt. Dat is echter niet het geval voor het controlebeleid. Zo moeten dienstverleners die onder de radar blijven, intensiever worden opgespoord. Ook moeten de mogelijkheden tot internationale samenwerking bij de controle van buitenlandse dienstverleners die btw verschuldigd zijn aan België, beter worden benut.
Met ruim 100miljoeneuro aan jaarlijkse btw‐inkomsten is de omvang van MOSS voorlopig nog beperkt.
Vanaf 2021 wordt de regeling echter uitgebreid tot alle grensoverschrijdende e‐commerce en nemen de financiële risico’s en de handhavingsverantwoordelijkheid van de fiscus dus exponentieel toe.
Grensoverschrijdende elektronische dienstverlening (bv. een online sportkanaal) is door zijn aard moeilijk zichtbaar. Het risico is daardoor groot dat bedrijven eenvoudig aan belastingheffing kunnen ontsnappen door geen of te weinig btw af te dragen, wat nadelig is voor de inkomsten van de EU en van de diverse lidstaten en bovendien de concurrentie met eerlijke handelaars verstoort.
Sinds 2010 worden diensten aan particulieren belast op basis van de plaats waar de dienstverlener is gevestigd. Voor telecommunicatiediensten, radio‐en televisiediensten en elektronische diensten is dat echter in 2015 gewijzigd naar de plaats van de consument. Dat betekent dat een dienstverlener die deze diensten verricht voor particulieren in andere landen van de EU, zich ook moet registreren in die landen. Dat vormt een zware administratieve last voor veel (kleine) dienstverleners.
Om de last te verlichten, werd op 1 januari 2015, bij wijze van testcase, het optionele Mini One Stop Shop‐systeem (MOSS) ingevoerd. De dienstverleners kunnen de voornoemde diensten verrichten via één registratie, aangifte en betaling in één lidstaat van identificatie voor alle particuliere klanten in de EU. De lidstaat van identificatie zorgt vervolgens voor de verdeling van de verschuldigde btw over de lidstaten waar de diensten zijn aangekocht (de lidstaten van consumptie). De Europese Unie besliste in december 2017 MOSS vanaf 2021 uit te breiden tot alle grensoverschrijdende diensten en leveringen van goederen. et financiële belang van de regeling zal dan exponentieel toenemen, net zoals de taken van de fiscus op het vlak van handhaving.
Uit het onderzoek is gebleken dat de Belgische belastingadministratie zich op administratief‐technisch vlak behoorlijk heeft aangepast. De verantwoordelijkheden zijn duidelijk toegewezen aan verschillende diensten, die op hun beurt worden aangestuurd door een MOSS‐werkgroep. De MOSS‐applicatie voor de registratie, de opvolging van de aangiften, het doorstorten van de gelden en de informatie‐uitwisseling tussen de lidstaten, werkt naar behoren. In de beginfase vertoonde de procedure en de informatie‐uitwisseling nog technische mankementen. De procedures die de Europese Commissie heeft opgezet om die te verhelpen, blijken niet altijd efficiënt te zijn.
De lidstaat van identificatie heeft maar een beperkte controle‐opdracht in dit MOSS‐ systeem. Ze moet de aangiftes en de betalingen opvolgen en de ontvangen btw doorstorten. België doet daartoe al een aantal geautomatiseerde checks om materiële fouten of vergis‐ singen te vermijden.
De FOD Financiën voert als lidstaat van consumptie echter nog geen gedegen controlebe‐ leid. Daardoor gebeurt de inning zonder inhoudelijke controle van de aangiften. De FOD maakt amper gebruik van de mogelijkheden tot internationale samenwerking. Die is nochtans cruciaal: de dienstverlener is niet langer gevestigd in de lidstaat die de btw ontvangt (de lidstaat van consumptie) en dus moet die lidstaat voor de controle van aangiften en boekhouding een beroep kunnen doen op de lidstaat van identificatie. Ook bij de invorde‐ ring maakt de FOD overigens nauwelijks gebruik van mogelijkheden van internationale samenwerking.
Recent stelden de Benelux‐belastingdiensten wel een toezichtmatrix op om fiscale risico’s bij grensoverschrijdende elektronische dienstverrichtingen te identificeren en de controle‐activiteiten op te starten. Ook het Europese anti‐fraudenetwerk Eurofisc werd een initiatief genomen om best practices uit te wisselen met andere EU‐landen.
Loyale en systematische internationale samenwerking, waarvoor de wettelijke mogelijkhe‐ den bestaan, is dan ook essentieel, zowel voor een efficiënte controle als voor een volledige en effectieve inning van de gelden, zeker in het vooruitzicht van de uitbreiding van het systeem in 2021.
Meer info
Bron