In een arrest van 8 februari 2024 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat het niet onredelijk is dat de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen dezelfde is in aanmerking komen voor de toepassing van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid, terwijl dat niet het geval is voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen niet dezelfde, maar vergelijkbaar is (zie onze eerdere Nieuwsbrief hierover).
Ook na dit arrest bestond er echter geen eenduidige interpretatie over de woorden “die hetzelfde werk doen qua omvang” binnen de definitie van “ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht”. In het bijzonder betreft dit de situaties waarin de omvang van het werk asymmetrisch is verdeeld tussen de opeenvolgende ploegen.
Een te strikte lezing van het arrest – in strijd met de lezing die werd voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof – zou kunnen leiden tot disproportionele verwerpingen in fiscale controles. Daardoor zouden ondernemingen al snel in een alles-of-niets-scenario terechtkomen bij een discussie over de vraag of de omvang van het werk hetzelfde is.
De minister van Financiën biedt nu rechtszekerheid door tot eind 2026 een duidelijk keuzestelsel te voorzien. Dat is in het bijzonder van belang voor ondernemingen waarbij de omvang van het werk asymmetrisch is verdeeld tussen de opeenvolgende ploegen.
In essentie zullen ondernemingen de keuze hebben tussen de bestaande toepassing van de vrijstelling voor ploegenarbeid en een alternatieve toepassing ervan.
Onder de alternatieve toepassing hangt de kwalificatie van “onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht” niet af van het criterium dat de ploegen hetzelfde werk moeten doen qua omvang. Dit criterium wordt namelijk verschoven naar de berekening van de vrijstelling. Hierdoor kan de vrijstelling ook toegepast worden in het geval de omvang van het werk niet gelijk is, maar wordt het bedrag van de vrijstelling wel verminderd naar mate het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen groter wordt.
Praktisch zal een afwijking moeten berekend worden in functie van de ploeg met de laagste omvang van het werk. Stel dat een onderneming systematisch met 100 werknemers in de voormiddagploeg werkt en 120 werknemers in de namiddagploeg, dan wordt de vrijstelling verminderd met 9%.
Dit keuzestelsel wordt ingevoerd tot 31 december 2026. De bedoeling is dat de regering tegen dan een definitieve hervorming heeft uitgewerkt.
Een amendement op het wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen zal spoedig worden ingediend in de Kamer. Een uitgebreide nieuwsbrief volgt.