De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 28/06/2019 de circulaire 2019/C/56. Deze circulaire bespreekt de nieuwe forfaitaire berekening van het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde 'valse hybride'.
I. Inleiding
II. Wet van 25.12.2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting
III. Wet van 02.05.2019 houdende diverse fiscale bepalingen 2019-I
IV. Commentaar
A. 'Valse hybrides'
B. Welke CO2-uitstoot moet worden toegepast voor 'valse hybrides'?
1. Overeenstemmend voertuig
2. CO2-uitstoot
1. Er werd vastgesteld dat de CO2-uitstoot die aan bepaalde hybride voertuigen wordt toegeschreven te ver afwijkt van de werkelijke uitstoot ten gevolge van het eigenlijk verbruik, omdat de energiecapaciteit van de elektrische batterij onvoldoende is.
2. Daarom heeft de wetgever beslist om de bestaande regeling voor de forfaitaire berekening van het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van welbepaalde ter beschikking gestelde hybride voertuigen aan te passen (1).
(1) Zie artikel 7 en artikel 86, B2 van de wet van 25.12.2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting (Belgisch Staatsblad van 29.12.2017) en artikel 42 van de wet van 02.05.2019 houdende diverse fiscale bepalingen 2019-I (Belgisch Staatsblad van 15.05.2019).
3. De berekening van dat voordeel zal voortaan rekening houden met een CO2-uitstoot die veel nauwer aansluit bij de werkelijke CO2-uitstoot van dat voertuig.
Artikel 7
4. In artikel 36, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 2011 en gewijzigd bij de wetten van 29 maart 2012 en 21 december 2013, worden, tussen het achtste en het negende lid, dat het twaalfde lid wordt, drie leden ingevoegd, luidende:
“Indien een vanaf 1 januari 2018 aangekocht oplaadbaar hybridevoertuig uitgerust is met een elektrische batterij die een energiecapaciteit heeft van minder dan 0,5 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht of een uitstoot heeft van meer dan 50 gram CO2 per kilometer, is de in aanmerking te nemen uitstoot van het betrokken voertuiggelijk aan deze van het overeenstemmende voertuig dat uitsluitend voorzien is van een motor die gebruik maakt van dezelfde brandstof. Indien er geen overeenstemmend voertuig bestaat dat uitsluitend voorzien is van een motor die gebruik maakt van dezelfde brandstof, wordt de uitstootwaarde vermenigvuldigd met 2,5.
Onder oplaadbaar hybridevoertuig wordt verstaan het in artikel 65 bedoelde voertuig dat zowel is uitgerust met een brandstofmotor als een elektrische batterij die opgeladen kan worden via een aansluiting op een externe energiebron buiten het voertuig.
De Koning kan bepalen wat moet worden verstaan onder overeenstemmend voertuig. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het negende lid bedoelde minimale energiecapaciteit verhogen tot maximaal 2,1 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht.”.
Artikel 86, B2
5. De artikelen 5, 2°, 6, 2°, 7, 8, 10, 11, 2°, 18, 3°, 21, 2°, 22, 23, 27, 30, 2°, 4° en 6°, 31, 2°, 34, 36, 39, 2°, 4°, 6° tot 8° en 10° tot 15°, 40, 41, 5°, 42, 51, 52, 1°, 54, 3°, 55, 2° en 4°, 58, 60, 61, 1°, 62 tot 65, 67, 2°, 72, 75, 1°, 81, 83 en 84 treden in werking op 1 januari 2020 en zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2021 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2020.
Artikel 42
6. In artikel 7, van dezelfde wet, wordt het woord “aangekocht” vervangen door de woorden “aangekocht, geleased of gehuurd”.
7. De nieuwe regeling beoogt het gebruik van 'valse hybrides' te bestrijden. Dit zijn voertuigen die deels werken op brandstof en deels op een oplaadbare elektrische batterij, maar waarvan de capaciteit van de elektrische batterij geen aanzienlijk gebruik van het voertuig toelaat via deze energiebron.
8. Die regeling wordt beperkt tot oplaadbare hybride voertuigen (zogenaamde plug-in hybrides). Anders dan een full hybridevoertuig, waarbij de elektrische batterij uitsluitend door middel van de verbrandingsmotor en/of remenergie wordt opgeladen, wordt de elektrische batterij bij een plug-in hybride (2) herladen door het voertuig aan te sluiten op een externe energiebron.
(2) Oplaadbaar hybridevoertuig.
9. Indien de elektrische batterij van een plug-in hybride voertuig niet wordt herladen of het herladen van de batterij slechts een beperkte autonomie toelaat, wordt dus bijna uitsluitend de aandrijving via brandstof gebruikt en amper tot nooit de aandrijving via de elektrische batterij.
10. De CO2-uitstoot met betrekking tot deze voertuigen die gebruikt wordt bij het berekenen van het voordeel van alle aard wijkt dus ver af van de werkelijke CO2-uitstoot ten gevolge van het eigenlijk verbruik.
11. Een dergelijke afwijking zorgt ervoor dat een lager voordeel van alle aard berekend wordt, omdat het voertuig een 'valse hybride' is, dan bij eenzelfde type voertuig dat uitsluitend door brandstof wordt aangedreven, terwijl de werkelijke CO2-uitstoot van beide voertuigen, rekening houdend met het reëel gebruik, geen verschil in berekening van het voordeel van alle aard kan verantwoorden.
12. Het huidige artikel 36, § 2, WIB 92, dat de forfaitaire berekening regelt van het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een door de werkgever of onderneming kosteloos ter beschikking gesteld voertuig, wordt daarom aangevuld met een specifieke forfaitaire berekening wanneer het ter beschikking gestelde voertuig een 'valse hybride' betreft.
13. Die nieuwe forfaitaire berekening voor 'valse hybrides' is evenwel enkel van toepassing op:
- de plug-in hybrides of oplaadbare hybridevoertuigen (3)
- aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.01.2018 (4) (5)
- uitgerust met een elektrische batterij die een energiecapaciteit heeft van minder dan 0,5 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht (6)
- of met een uitstoot van meer dan 50 gram CO2 per kilometer.
(3) Onder oplaadbaar hybridevoertuig wordt verstaan het in artikel 65, WIB 92, bedoelde voertuig dat zowel is uitgerust met een brandstofmotor als een elektrische batterij die opgeladen kan worden via een aansluiting op een externe energiebron buiten het voertuig. De in artikel 65, WIB 92, bedoelde voertuigen zijn de personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen.
(4) Er was initieel voorzien dat deze nieuwe maatregel enkel zou gelden voor vanaf 01.01.2018 aangekochte oplaadbare hybridevoertuigen. Om een ongelijke fiscale behandeling van een oplaadbaar hybridevoertuig te vermijden, louter afhankelijk van het feit of het voertuig aangekocht, dan wel geleased of gehuurd is, is de tekst aangepast (zie artikel 42 van de wet van 02.05.2019 houdende diverse fiscale bepalingen 2019-I).
(5) Als datum van aankoop geldt niet noodzakelijk het moment waarop de belastingplichtige economisch eigenaar wordt van de wagen. Ook het moment waarop de wagen wordt besteld (maar nog niet geleverd wordt) kan hiervoor in aanmerking komen. Wat betreft de wagens die worden geleased of gehuurd, zal gekeken worden naar de datum van de afsluiting van het lease- of huurcontract.
(6) De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de hiervoor bedoelde minimale energiecapaciteit verhogen tot maximaal 2,1 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht.
14. Bij de berekening van de energiecapaciteit moet worden afgerond tot het hogere of lagere tiende naargelang het cijfer van het honderdste al of niet 5 bereikt.
Voorbeeld
- 9 kWh / (1845 kg / 100 kg) = 0,4878…; na afronding geeft dit 0,5
- 8,3 kWh / (1845 kg / 100 kg) = 0,4498…; na afronding geeft dit 0,4.
Wat het wagengewicht betreft, moet de massa in rijklare toestand van het voertuig in aanmerking worden genomen. Dit gegeven staat vermeld in rubriek 13 van het gelijkvormigheidsattest.
15. De nieuwe forfaitaire berekening is bijgevolg niet van toepassing op:
- een full hybride voertuig, waarbij de elektrische batterij uitsluitend door middel van de verbrandingsmotor en/of remenergie wordt opgeladen
- een oplaadbaar hybride voertuig aangekocht, geleased of gehuurd vóór 01.01.2018 (7)
- een oplaadbaar hybridevoertuig aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.01.2018 dat is uitgerust met eenelektrische batterij die een energiecapaciteit heeft gelijk aan of meer dan 0,5 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht (8) EN dat een uitstoot heeft van minder dan 50 gram CO2 per kilometer.
(7) Om de rechtszekerheid te bewaren, zullen de hybride voertuigen die worden aangekocht, geleased of gehuurdvóór 01.01.2018, in de toekomst kunnen blijven genieten van het huidige van toepassing zijnde regime.
(8) De Koning kan evenwel, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, die minimale energiecapaciteit verhogen tot maximaal 2,1 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht.
16. Voor de forfaitaire berekening van het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een door de werkgever of onderneming ter beschikking gestelde 'valse hybride' zoals bedoeld in het nr. 13, is de in aanmerking te nemen CO2-uitstoot gelijk aan deze van het overeenstemmende voertuig dat voorzien is van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde brandstof.
17. De Koning kan bepalen wat moet worden verstaan onder overeenstemmend voertuig. Om hieraan uitvoering te geven, zal nog een koninklijk besluit worden gepubliceerd met de modaliteiten die het overeenstemmend voertuig bepalen. De toelichting daarvan zal als een addendum bij deze circulaire worden gevoegd.
18. Indien er geen overeenstemmend voertuig bestaat dat voorzien is van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde brandstof, wordt de CO2-uitstoot van de in het nr. 13 bedoelde 'valse hybride' vermenigvuldigd met 2,5.
19. De coëfficiënt van 2,5 vult de potentiële juridische leegte in het geval dat er voor een 'valse hybride' geen overeenstemmend voertuig bestaat dat voorzien is van een motor die uitsluitend dezelfde brandstof gebruikt.
20. Deze coëfficiënt weerspiegelt de gemiddelde verhouding tussen de meegedeelde CO2-uitstoot van een 'valse hybride' en deze van een overeenstemmend voertuig uitsluitend voorzien van een motor die dezelfde brandstof gebruikt.
a. Voertuigen met 1 C02-uitstootgehalte (NEDC)
21. Voor de vaststelling van het belastbaar voordeel van alle aard moet rekening worden gehouden met het CO2-uitstootgehalte van het betreffende voertuig zoals dat gekend is bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen (DIV) van de FOD Mobiliteit en Vervoer.
22. Dit gegeven staat in principe vermeld op zowel het gelijkvormigheidsattest ('gewogen, gecombineerde' CO2-waarde voor elektrisch oplaadbare voertuigen; 'gecombineerde' CO2-waarde voor andere aandrijvingen) als het inschrijvingsbewijs van het voertuig.
23. Wanneer het gelijkvormigheidsattest een CO2-uitstootgehalte vermeldt, maar het inschrijvingsbewijs niet, en de DIV heeft geen enkel gegeven over het CO2-uitstootgehalte, moet het CO2-uitstootgehalte van het betreffende voertuig voor de berekening van het voordeel van alle aard als volgt worden vastgesteld:
- indien het voertuig wordt aangedreven door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, wordt dat voertuig gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstootgehalte van 205 g/km;
- indien het voertuig wordt aangedreven door een dieselmotor, wordt dat voertuig gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.
24. Om na te gaan of een voertuig over 2 CO2-uitstootgehaltes (WLTP en NEDC) beschikt, kan hetgelijkvormigheidsattest van het voertuig worden geraadpleegd. Het gelijkvormigheidsattest van een voertuig met 2CO2-uitstootgehaltes vermeldt namelijk zowel een tabel (rubriek 49.1) met NEDC verbruiks- en CO2-waarden, als een tabel (rubriek 49.4) met WLTP verbruiks- en CO2-waarden. Het inschrijvingsbewijs van het voertuig vermeldt daarentegen echter maar één waarde en verduidelijkt niet om welke waarde het gaat (WLTP of NEDC).
25. Voor voertuigen met 2 CO2-uitstootgehaltes (WLTP en NEDC), mag tot en met 31.12.2020 met de NEDC-waarde rekening worden gehouden voor de berekening van het voordeel van alle aard.
26. Ook hier moet het gaan om de NEDC-waarde zoals die gekend is bij de DIV. In principe stemt die NEDC-waarde overeen met de NEDC-waarde vermeld in de tabel (rubriek 49.1) van het gelijkvormigheidsattest van het voertuig ('gewogen, gecombineerde' CO2-waarde voor elektrisch oplaadbare voertuigen; 'gecombineerde' CO2-waarde voor andere aandrijvingen).
27. Wanneer het gelijkvormigheidsattest CO2-uitstootgehaltes vermeldt, maar het inschrijvingsbewijs niet, en de DIV heeft geen enkel gegeven over de CO2-uitstootgehaltes, moet het CO2-uitstootgehalte van het betreffende voertuig voor de berekening van het voordeel van alle aard als volgt worden vastgesteld:
indien het voertuig wordt aangedreven door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, wordt dat voertuig gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstootgehalte van 205 g/km;
indien het voertuig wordt aangedreven door een dieselmotor, wordt dat voertuig gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.
28. Deze nieuwe regeling treedt in werking op 01.01.2020 en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2021 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2020.
Bron: Fisconetplus