Circulaire 2020/C/118 betreffende de automatisering van de uitvoerbare titel en de harmonisering van de invorderingsregels inzake DAVO

Inhoud

I. Doelstelling van de wetten

II. Afschaffing van het inkomensplafond

III. Toepassing van het WMGI op alimentatievorderingen

IV. Aanvraag tot tegemoetkoming

1. De aanvraag indienen bij de DAVO

2. Kennisgeving van de aanvraag aan de onderhoudsplichtige

3. Kennisgeving van de beslissing aan de onderhoudsgerechtigde

V. Het innings- en invorderingsregister, de nieuwe uitvoerbare titel DAVO

1. Kennisgeving aan de onderhoudsplichtige

2. Opname van de DAVO-schulden in een innings- en invorderingsregister in geval van niet-betaling

3. Opname van de DAVO–schulden in een innings- en invorderingsregister in geval van overlijden van de onderhoudsplichtige of de onderhoudsgerechtigde

4. Uitvoerbare kracht van het innings- en invorderingsregister ten aanzien van de medeschuldenaars

5. Verzending van een innings- en invorderingsbericht

6. De aanmaning tot betaling

7. De betalingen

8. Wachttermijn van één maand voor de vervolgingen

9. Wat met de bewarende of waarborgmaatregelen en de andere invorderingsmaatregelen?

10. Gevolgen van de aanmaning tot betaling

11. De vervolgingen

VI. De verjaring van de in een innings- en invorderingsregister opgenomen DAVO-schuld

1. Uitvoerbaarverklaring van het innings-en invorderingsregister

2. Verzending per aangetekende brief van een aanmaning tot betaling

3. Andere oorzaken van stuiting van de verjaring

4. Schorsing van de verjaring

VII. De sommendelegatie

VIII. De voorrechten

1. Algemeen voorrecht op roerende goederen (art. 19, eerste lid, 3°bis, Hyp.W.)

2. Algemeen voorrecht van de Schatkist

IX. Wettelijke hypotheek van de Schatkist

1. DAVO-wet

2. WMGI

X. Bijzondere waarborg- en invorderingsmaatregelen

1. E-notariaat

2. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor de niet-fiscale schulden van een aannemer of onderaannemer

XI. Fiscale bemiddelingsdienst

XII. Wederzijdse invorderingsbijstand

XIII. Onderzoeksbevoegdheden en bewijsmiddelen

XIV. Beroepsgeheim van de ambtenaren belast met de invordering

XV. Sancties overtredingen WMGI

XVI. Opschorting en annulering van de invorderingsopdracht

XVII. Inwerkingtreding en overgangsregeling


I. Doelstelling van de wetten

De wet van 11 februari 2019[1] wijzigt de DAVO-wet[2] voor wat betreft de automatisering van de uitvoerbare titel. Het administratief dwangbevel inzake DAVO wordt vervangen door een “innings- en invorderingsregister”.

Daarnaast bepaalt de wet van 9 juli 2020[3] dat de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen wordt afgeschaft en dat de meeste bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen (WMGI)[4] van toepassing worden op de invordering van alimentatievorderingen. Bovendien wordt de fiscale bemiddelingsdienst bevoegd gemaakt om kennis te nemen van geschillen inzake de inning en de invordering van schuldvorderingen in het kader van de toepassing van de DAVO-wet. Op die manier worden de invorderingsprocessen van de alimentatievorderingen geharmoniseerd met deze van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarvan de invordering is verzekerd door de AAII.


II. Afschaffing van het inkomensplafond

De voornoemde wet van 9 juli 2020 schaft de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van de voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen af[5]. Elke aanvrager heeft ongeacht zijn maandelijkse bestaansmiddelen voortaan recht op voorschotten op lopend onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan zijn kinderen.

Wanneer de aanvrager om de toekenning van voorschotten verzoekt, dient hij niet langer het bedrag van zijn maandelijkse bestaansmiddelen te vermelden noch de materiële bewijsstukken van de laatste drie maanden voorafgaand aan de aanvraag toe te voegen[6].

De voorwaarde dat elk meerderjarig kind recht heeft op voorschotten op onderhoudsgeld voor zover dit kind nog recht geeft op kinderbijslag blijft behouden.


III. Toepassing van het WMGI op alimentatievorderingen

De voornoemde wet van 9 juli 2020 maakt de meeste bepalingen van het WMGI van toepassing op de invordering van de verschuldigde sommen in het kader van de DAVO-wet[7].

Het gaat hier voornamelijk over de bepalingen van het WMGI met betrekking tot het toepassingsgebied[8], de definities[9], de ontvanger en de vertegenwoordiging van de Belgische Staat[10], de uitvoerbare titels en hun uitvoerbare kracht[11], de minnelijke invordering[12], de gedwongen invordering[13], de verjaring[14], het voorrecht en de wettelijke hypotheek[15], de aansprakelijkheid[16], de betwistingen[17], de fiscale bemiddelingsdienst[18], de wederzijdse invorderingsbijstand[19], de onderzoeksbevoegdheden en de bewijsmiddelen[20], het beroepsgeheim[21] en de sancties[22].

Evenwel zijn sommige bepalingen van het WMGI niet van toepassing. Het betreft in hoofdzaak de bepalingen met betrekking tot het onbeperkt uitstel van de invordering en de vrijstelling van de nalatigheidsintresten.


IV. Aanvraag tot tegemoetkoming
1. DE AANVRAAG INDIENEN BIJ DE DAVO

De aanvraag[23] dient ondertekend te zijn door de onderhoudsgerechtigde, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn advocaat[24].

Bij de aanvraag wordt de uitgifte of de grosse, voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging van de uitvoerbare titel, waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld of gewijzigd, gevoegd. Eveneens worden bij de aanvraag de stukken van betekening van de gerechtelijke beslissing waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld gevoegd en in voorkomend geval de stukken van tenuitvoerlegging[25].

Indien de onderhoudsgerechtigde om de toekenning van voorschotten verzoekt, heeft de DAVO, voor elk meerderjarig kind, de materiële bewijsstukken nodig die aantonen dat het kind recht geeft op kinderbijslag, een schoolattest of elk materieel bewijsstuk dat het kind zich bevindt in de beroepsinschakelingstijd[26].


2. KENNISGEVING VAN DE AANVRAAG AAN DE ONDERHOUDSPLICHTIGE

Na de ontvangst van de aanvraag, geeft de DAVO aan de onderhoudsplichtige bij aangetekende brief kennis van de aanvraag tot tegemoetkoming. Deze kennisgeving vermeldt uitdrukkelijk dat, indien de tegemoetkoming wordt toegestaan, de DAVO in de plaats van de onderhoudsgerechtigde zal overgaan tot inning en invordering van het onderhoudsgeld en van de achterstallen[27].

De onderhoudsplichtige beschikt over een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de datum van het aangetekend versturen van de kennisgeving, om aan te tonen dat hij de uitvoerbare titel waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld regelmatig heeft uitgevoerd of dat de door de onderhoudsgerechtigde ingeroepen titel waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld niet meer actueel is[28].


3. KENNISGEVING VAN DE BESLISSING AAN DE ONDERHOUDSGERECHTIGDE

De DAVO geeft voortaan kennis aan de onderhoudsgerechtigde bij gewone zending van zijn beslissing of de onderhoudsgerechtigde al dan niet recht heeft op de tegemoetkoming van de DAVO[29].

Deze kennisgeving heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending.

Bij een ongunstige beslissing van de DAVO over de aanvraag tot tegemoetkoming kan de onderhoudsgerechtigde beroep aantekenen bij de beslagrechter door middel van een verzoekschrift dat moet zijn ingediend binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de uitwerkingsdatum van de kennisgeving[30].


V. Het innings- en invorderingsregister, de nieuwe uitvoerbare titel DAVO
1. KENNISGEVING AAN DE ONDERHOUDSPLICHTIGE

De DAVO geeft bij gewone zending kennis aan de onderhoudsplichtige dat de Dienst in de plaats van de onderhoudsgerechtigde overgaat tot inning en invordering van het onderhoudsgeld en van de achterstallen[31].

Deze kennisgeving bevat de identiteit van de onderhoudsgerechtigde, de titel waarin het onderhoudsgeld werd vastgesteld, een overzicht van de te betalen sommen en van de data waarop het onderhoudsgeld moet worden betaald alsook het nummer van de rekening van de DAVO waarop de bedragen moeten worden betaald[32].

Deze kennisgeving heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending[33].

Wanneer de onderhoudsplichtige geen gekende woonplaats heeft in België of in het buitenland, wordt deze kennisgeving verzonden aan de procureur des Konings te Brussel[34].

Vanaf de uitwerkingsdatum van de kennisgeving zijn enkel de betalingen aan de DAVO bevrijdend[35].

Deze kennisgeving aan de onderhoudsplichtige moet niet opnieuw verzonden worden bij de volgende periodieke opname van de niet-betaalde termijnen van het onderhoudsgeld en andere door de onderhoudsplichtige verschuldigde bedragen in een afzonderlijk innings- en invorderingsregister. Deze kennisgeving heeft immers reeds eerder plaatsgevonden.

Deze kennisgeving aan de onderhoudsplichtige geldt niet meer als ingebrekestelling en doet de nalatigheidsintresten niet meer lopen. Deze twee gevolgen krijgen nu uitwerking vanaf de aanmaning tot betaling (zie IV.10). Ook de verjaring wordt niet meer gestuit door deze kennisgeving[36]. De verjaring wordt nu gestuit vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waarin de verschuldigde bedragen zijn opgenomen (zie V.1).

De onderhoudsplichtige kan binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de uitwerkingsdatum van deze kennisgeving, beroep aantekenen bij de beslagrechter[37].


2. OPNAME VAN DE DAVO-SCHULDEN IN EEN INNINGS- EN INVORDERINGSREGISTER IN GEVAL VAN NIET-BETALING

Bij niet-betaling van de verschuldigde bedragen, worden deze, alsook deze die periodiek zouden vervallen, opgenomen in een innings- en invorderingsregister, dat – in de plaats van het administratief dwangbevel inzake DAVO – de uitvoerbare titel vormt voor de invordering van de DAVO-schulden[38].

In tegenstelling tot het dwangbevel inzake DAVO, dat een individuele uitvoerbare titel is, is een innings- en invorderingsregister een algemene lijst die periodiek en op een geautomatiseerde wijze wordt opgemaakt en die de identificatie van de verschillende onderhoudsplichtigen[39] evenals het bedrag, dat door ieder van hen verschuldigd is, bevat. Het betreft dus in beginsel een algemene uitvoerbare titel aangezien het de bedragen die verschuldigd zijn door meerdere onderhoudsplichtigen bevat, zelfs al verhindert niets dat een innings- en invorderingsregister, in bijzondere omstandigheden, slechts één enkele DAVO-schuld bevat.

Hoewel de innings- en invorderingsregisters inzake DAVO in principe op een geautomatiseerde wijze worden opgemaakt, is er geen enkele wettelijke bepaling die verbiedt dat een dergelijk register, in bijzondere omstandigheden, manueel zou worden opgemaakt.

Aangezien het onderhoudsgeld een periodieke schuldvordering is, zullen de niet-betaalde termijnen van het onderhoudsgeld en andere door de onderhoudsplichtige verschuldigde bedragen (zoals de werkingskosten van de DAVO) ook periodiek opgenomen worden in een afzonderlijk innings- en invorderingsregister. Wanneer een verschuldigd bedrag al in een innings- en invorderingsregister is opgenomen, wordt het uiteraard niet meer in een later innings- en invorderingsregister opgenomen.

De innings- en invorderingsregisters:

- kunnen het voorwerp uitmaken van verbeteringen (verbeterende innings- en invorderingsregisters) wanneer de in het register opgenomen bedragen moeten worden herzien, om welke reden dan ook, of het nu gaat om feitelijke elementen (zoals materiële vergissingen begaan bij het opmaken van het innings- en invorderingsregister) of om elementen naar recht (zoals een gerechtelijke beslissing die het bedrag van het onderhoudsgeld wijzigt)[40];

- worden opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door de bevoegde adviseur-generaal van de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen of door een door hem gedelegeerde ambtenaar[41].

De ontvanger kan elke ten onrechte uitbetaalde som vorderen van de

onderhoudsgerechtigde via de opname in een innings- en

invorderingsregister, dat – in de plaats van het bijzonder kohier – de

uitvoerbare titel vormt[42].


3. OPNAME VAN DE DAVO–SCHULDEN IN EEN INNINGS- EN INVORDERINGSREGISTER IN GEVAL VAN OVERLIJDEN VAN DE ONDERHOUDSPLICHTIGE OF DE ONDERHOUDSGERECHTIGDE

Indien de onderhoudsplichtige overleden is, worden de verschuldigde bedragen opgenomen in een innings- en invorderingsregister op naam van de overledene, voorafgegaan door de vermelding “Nalatenschap[43].

Indien de onderhoudsgerechtigde overleden is, worden de verschuldigde bedragen opgenomen in een innings- en invorderingsregister op naam van de overledene, voorafgegaan door de vermelding “Nalatenschap[44].


4. UITVOERBARE KRACHT VAN HET INNINGS- EN INVORDERINGSREGISTER TEN AANZIEN VAN DE MEDESCHULDENAARS

Het innings- en invorderingsregister is niet enkel uitvoerbaar tegenover de persoon die er met naam is in opgenomen, maar ook tegenover de personen die er niet zijn in aangeduid in de mate dat zij gehouden zijn tot de betaling van de alimentatieschuld (of van een deel ervan) op grond van het gemeen recht (de medeschuldenaars)[45].

Zo kan bijvoorbeeld de echtgenoot die gehuwd is onder het wettelijk stelsel ertoe gehouden zijn met zijn inkomsten de alimentatieschuld te betalen die door zijn/haar echtgenoot verschuldigd is ten behoeve van de kinderen uit een vorige relatie[46].

De ontvanger kan dus op basis van het op naam van een hoofdschuldenaar opgemaakte innings- en invorderingsregister vervolgingen instellen ten laste van een medeschuldenaar. Het gaat enkel om een mogelijkheid voor de ontvanger: de administratie kan de DAVO-schuld (of van een deel ervan) eveneens opnemen in een innings- en invorderingsregister op naam van de medeschuldenaar zelf.


5. VERZENDING VAN EEN INNINGS- EN INVORDERINGSBERICHT

De onderhoudsplichtige[47] wordt in kennis gesteld van de opname van de bedragen die hij verschuldigd is in het innings- en invorderingsregister door de verzending, onder gesloten omslag, van een innings- en invorderingsbericht[48]. Het innings- en invorderingsbericht wordt per gewone zending verstuurd naar de onderhoudsplichtige of onderhoudsgerechtigde en vermeldt:

- de identificatiegegevens van de onderhoudsplichtige of onderhoudsgerechtigde;

- de door hem verschuldigde bedragen, zoals deze zijn opgenomen in het innings- en invorderingsregister;

- de gerechtelijke beslissing of de notariële akte waarin het bedrag van het onderhoudsgeld is bepaald[49];

- de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister;

- de bevoegde adviseur-generaal van de administratie van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar die het innings- en invorderingsregister uitvoerbaar heeft verklaard waaraan het innings- en invorderingsbericht verbonden is.

Bovendien zal het innings- en invorderingsbericht, mits de uitdrukkelijke toestemming van de onderhoudsplichtige of de onderhoudsgerechtigde en volgens door de Koning te bepalen toepassingsmodaliteiten, hem ter kennis kunnen worden gebracht op elektronische wijze. In dat geval zal de terbeschikkingstelling op elektronische wijze gelden als geldige verzending van het innings- en invorderingsbericht[50].


6. DE AANMANING TOT BETALING

De invordering tegen de schuldenaar of een medeschuldenaar begint met de verzending van een aanmaning tot betaling[51]. De aanmaning tot betaling, die bij gewone zending wordt verstuurd, geldt voortaan als ingebrekestelling[52].

De aanmaning tot betaling vermeldt:

a) als de invordering gebeurt ten laste van de schuldenaar: alle gegevens over de schuldvordering (aard van de schuldvordering, bedrag, uitvoerbare titel, enz.) die de schuldenaar toelaten de aard en de omvang van de schuldvordering, waarvan de betaling van hem gevorderd wordt, ondubbelzinnig vast te stellen;

b) als de invordering gebeurt ten laste van een medeschuldenaar: een afschrift van het innings- en invorderingsbericht, de wettelijke of reglementaire oorzaken en het bedrag van zijn schuld.

De aanmaning tot betaling wordt in principe geautomatiseerd verstuurd aan de schuldenaar of medeschuldenaar per gewone post. Ze heeft uitwerking vanaf de derde werkdag volgend op de verzendingsdatum.

Wanneer de schuldenaar of de medeschuldenaar geen gekende woonplaats in België of in het buitenland heeft, wordt ze per gewone post aan de procureur des Konings te Brussel verzonden.


7. DE BETALINGEN

De betalingen worden als volgt geregeld:

a) de betalingswijzen van de schuldvorderingen.

Behalve indien de fiscale wetten of de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen anders bepalen, moeten de DAVO-schuldvorderingen betaald worden[53]:

- ofwel door storting of overschrijving op de financiële rekening “Inning en Invordering” van de AAII. Het betreft momenteel de rekening BE42 6792 0000 0054 (BIC: PCHQBEBB);

- ofwel via elk door de minister van Financiën of zijn gemachtigde erkend elektronisch betaalmiddel die deze rekening rechtstreeks of onrechtstreeks crediteert (bv. debetkaart, kredietkaart, enz.);

- ofwel in handen van de gerechtsdeurwaarder die belast is met de vervolgingen.

b) het bewijs van de betalingen. Het kan worden geleverd:

- voor stortingen: door de ontvangstbewijzen van bpost;

- voor overschrijvingen en elektronische betalingen: door de rekeninguittreksels en de bijbehorende stukken;

c) de uitwerkingsdatum van de verschillende betalingswijzen. Het betreft:

- voor stortingen en overschrijvingen: op de valutadatum van de creditering op de financiële rekening "Inning en Invordering" van de AAII;

- voor elektronische betalingen: op de dag zelf van de verrichting;

- voor betalingen in handen van de gerechtsdeurwaarder: op de dag van de afgifte van de fondsen in zijn handen.


8. WACHTTERMIJN VAN ÉÉN MAAND VOOR DE VERVOLGINGEN

De eerste aanwending van middelen tot tenuitvoerlegging (of vervolgingen) tegen de schuldenaar of de medeschuldenaar kan slechts gebeuren na het verstrijken van een termijn van één maand vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling verstuurd aan de vervolgde schuldenaar of medeschuldenaar[54].

Wanneer de vervolgingen zijn gebaseerd op een op naam van de hoofdschuldenaar opgemaakt innings- en invorderingsregister, kan de DAVO-schuld (of van een deel ervan) evenwel maar worden ingevorderd door middelen van tenuitvoerlegging ten laste van de medeschuldenaar na het verstrijken van een termijn van één maand vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending aan de medeschuldenaar van een aanmaning tot betaling die een afschrift bevat van het innings- en invorderingsbericht, de wettelijke of reglementaire gronden en het bedrag zijn schuld[55].

Als middelen tot tenuitvoerlegging worden bedoeld, de middelen tot tenuitvoerlegging bedoeld in het Deel V, Titel III, van het Gerechtelijk Wetboek (uitvoerende beslagen naar gemeen recht, met inbegrip van het voorafgaand bevel tot betalen) en het vereenvoudigd uitvoerend beslag onder derden[56].

De wachttermijn van één maand moet evenwel niet worden gerespecteerd in situaties waarin de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn (bv. dreigende verjaring, een aanstaand vertrek naar het buitenland, enz.). In dat geval mogen de middelen tot tenuitvoerlegging worden aangewend te rekenen vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling.

De schuldenaar of de medeschuldenaar beschikt dus, tenzij de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, over een (laatste) termijn van één maand om zijn schuld te betalen of desgevallend betalingsfaciliteiten aan te vragen voordat tot tenuitvoerlegging wordt overgegaan.


9. WAT MET DE BEWARENDE OF WAARBORGMAATREGELEN EN DE ANDERE INVORDERINGSMAATREGELEN?

Aangezien de aanmaning tot betaling slechts vereist is voor de aanwending van middelen tot tenuitvoerlegging, moet de administratie in regel geen voorafgaandelijke aanmaning tot betaling verzenden:

- om bewarende of waarborgmaatregelen aan te wenden overeenkomstig het WMGI, andere fiscale of niet-fiscale bepalingen, of het gemeen recht (bv. de inschrijving van de wettelijke hypotheek, de kennisgeving in het kader van het afleveren van akten of attesten van erfopvolging, of nog een bewarend beslag naar gemeen recht);

- om de in het WMGI vastgelegde invorderingsmaatregelen die geen middelen tot tenuitvoerlegging zijn aan te wenden (bv. de kennisgeving in het kader van het opstellen van akten met als voorwerp de vervreemding of de hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed, de kennisgeving in het kader van de openbare verkoop van roerende goederen);

- voor de toepassing van de aanwending zonder formaliteiten (of bijzondere schuldvergelijking sui generis)[57].

Wanneer het innings- en invorderingsregister is opgemaakt op naam van de hoofdschuldenaar moet de administratie wel een voorafgaandelijke aanmaning tot betaling verzenden aan de medeschuldenaar.

Vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling die aan de medeschuldenaar werd verzonden, kunnen de volgende bewarende of waarborgmaatregelen plaatsvinden voor het niet-betwiste gedeelte van de schuldvordering:

- de invorderingsmaatregelen bedoeld in het WMGI die geen middelen tot tenuitvoerlegging uitmaken;

- de aanwending zonder formaliteiten bedoeld in voormeld artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004.

Voor het betwiste gedeelte van de schuldvordering kunnen de voornoemde bewarende of waarborgmaatregelen worden genomen zonder voorafgaande verzending van een aanmaning tot betaling aan de medeschuldenaar.


10. GEVOLGEN VAN DE AANMANING TOT BETALING

De aanmaning tot betaling geldt als ingebrekestelling. Voortaan beginnen vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling de nalatigheidsinteresten te lopen[58].

Er worden verschillende wijzigingen aangebracht aan de rentevoet en de berekeningswijze van de nalatigheidsinteresten:

1° de rentevoet wordt gewijzigd: het begrip “wettelijke interestvoet in burgerlijke zaken” wordt vervangen door “wettelijke rentevoet in fiscale zaken[59]. Deze nalatigheidsinterest bedraagt momenteel 7 % per jaar;

2° Deze nalatigheidsinterest wordt berekend per kalendermaand op het resterende verschuldigd bedrag van het onderhoudsgeld of de achterstallen in hoofdsom, afgerond op het dichtstbijzijnde lagere veelvoud van 10 euro. Ieder begonnen tijdvak van een maand wordt voor een gehele maand gerekend;

3° er is voortaan geen nalatigheidsinterest verschuldigd door de onderhoudsplichtige wanneer deze interest geen 5 euro per maand bedraagt.


11. DE VERVOLGINGEN

11.1. Uitvoering van de vervolgingen door een gerechtsdeurwaarder

De ontvanger overhandigt aan de gerechtsdeurwaarder een afschrift van het innings- en invorderingsbericht voor uitvoering van de maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging van het Gerechtelijk Wetboek (gemeenrechtelijke uitvoerende beslagen met inbegrip van het voorafgaand bevel tot betalen) [60].

De overhandiging van dit document aan de gerechtsdeurwaarder is voortaan het dwingend mandaat dat hem wordt gegeven om de uitvoerbare titel uit te voeren, en de basis van de middelen tot gedwongen tenuitvoerlegging.


11.2. Wijze waarop de tenuitvoerlegging van het innings- en invorderingsregister kan worden gestuit – betwiste schuldvorderingen

De tenuitvoerlegging van het innings- en invorderingsregister kan, zoals voor het administratief dwangbevel inzake DAVO, maar worden gestuit door een rechtsvordering bij de beslagrechter[61].

In geval van betwisting in rechte kan de ontvanger, in afwijking van het gemeen recht, op basis van een afschrift van het innings- en invorderingsbericht, overgaan tot[62]:

- bewarende beslagen op de goederen van de schuldenaar of de medeschuldenaar zonder voorafgaandelijke toestemming van de rechter. Het bewarend beslag moet uiteraard voldoen aan de gemeenrechtelijke vereisten van een bewarend beslag[63];

- alle andere maatregelen die ertoe strekken de invordering te waarborgen, zoals de inschrijving van een wettelijke hypotheek[64].


11.3. Vereenvoudigd derdenbeslag

De procedure van het vereenvoudigd derdenbeslag, die bestaat in de DAVO-wet, is eveneens voorzien in het WMGI[65].

De ontvanger kan, bij aangetekende zending, uitvoerend beslag onder derden leggen op de aan de schuldenaar of de medeschuldenaar verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, tot beloop van het geheel of een deel van het bedrag van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen dat door de schuldenaar verschuldigd is of tot betaling van hetgeen waartoe de medeschuldenaar gehouden is.

Dit beslag kan eveneens op elektronische wijze worden gelegd in handen van een derde, middels het sluiten van een voorafgaand akkoord tussen de FOD Financiën en deze derde[66].

Het beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde. Dit is de datum van de ontvangstmelding verzonden op elektronische wijze door de derde-beslagene wanneer het beslag op deze wijze werd gelegd.

Vanaf dat ogenblik zijn de sommen en zaken die in beslag zijn genomen in handen van de derde-beslagene onbeschikbaar en mag hij ze niet meer uit handen geven.

Voor het overige blijft de procedure van het vereenvoudigd derdenbeslag ongewijzigd.

Voor meer informatie zie circulaire 2020/C/113 betreffende het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[67].


VI. De verjaring van de in een innings- en invorderingsregister opgenomen DAVO-schuld
1. UITVOERBAARVERKLARING VAN HET INNINGS-EN INVORDERINGSREGISTER

Voor zover de verjaring van de DAVO-schuld nog niet verkregen is, verjaren de DAVO-schulden opgenomen in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister door verloop van vijf jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waarin ze zijn opgenomen[68].


2. VERZENDING PER AANGETEKENDE BRIEF VAN EEN AANMANING TOT BETALING

De kennisgeving, bij aangetekende brief, van een aanmaning tot betaling, waarin de gegevens van de schuldvordering volledig en ondubbelzinnig zijn opgenomen, stuit de verjaring van de invordering van deze schuld[69]. Deze kennisgeving maakt het voor de ontvanger mogelijk om de verjaringstermijn te stuiten bij het naderen van het einde van de verjaringstermijn, waarbij eveneens de vervolgingskosten worden beperkt in het belang van de onderhoudsplichtige of van de medeschuldenaar en het administratief werk wordt vereenvoudigd.

De afgifte van het stuk aan de bpost (huidige aanbieder van de universele postdienst) geldt als kennisgeving vanaf de derde daaropvolgende werkdag.

Deze kennisgeving wordt verzonden bij aangetekende brief aan de in België of in het buitenland gevestigde bestemmeling.

Wanneer de bestemmeling geen gekende woonplaats (meer) heeft in België of in het buitenland, wordt deze aanmaning tot betaling bij aangetekende brief verzonden aan de procureur des Konings te Brussel.


3. ANDERE OORZAKEN VAN STUITING VAN DE VERJARING

De verjaring van deze schuldvorderingen kan ook worden gestuit[70]:

1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (evenwel met uitsluiting van artikel 2244, § 2), d.w.z. met name:

- door een dagvaarding voor het gerecht ingesteld door de ontvanger of op verzoek van de Belgische Staat, FOD Financiën. Bepaalde acties zijn gelijkgesteld met een dagvaarding voor het gerecht (bv. aangifte van schuldvordering inzake faillissement);

- door een bevel tot betaling of een (bewarend of uitvoerend) beslag, betekend aan hem die men wil beletten de verjaring te verkrijgen (de schuldenaar of medeschuldenaar);

- door een schulderkenning uitgaande van de schuldenaar of medeschuldenaar.

2° door afstand van de op de verjaring verlopen termijn.

In geval van stuiting van de verjaring treedt een nieuwe verjaring in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, door verloop van 5 jaar na de laatste stuitingsdaad waardoor de vorige verjaring is gestuit.


4. SCHORSING VAN DE VERJARING
De verjaring van deze schuldvorderingen kan worden geschorst[71]:

1° door elk rechtsgeding met betrekking tot de toepassing of de vestiging, de inning of de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen. Deze schorsing is van toepassing ongeacht of het de Belgische Staat, de schuldenaar, de medeschuldenaar of een derde is die de procedure heeft ingeleid. De schorsing vangt aan met de inleidende akte en eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;

2° tijdens de strafrechtelijke procedure met betrekking tot inbreuken op het WMGI[72]. De schorsing neemt aanvang vanaf het instellen van de strafvordering en eindigt met de stopzetting van de strafvervolging, de uitdoving van de strafvordering of wanneer het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden voor de vervolgde misdrijven.


VII. De sommendelegatie

Als in het vonnis tot vaststelling van het onderhoudsgeld van de onderhoudsgerechtigde een sommendelegatie is toegekend aan de alimentatieschuldeiser, kan de DAVO, onverminderd de gebruikelijke uitvoeringsmaatregelen, deze uitvoerbare titel inroepen tegen alle tegenwoordige en toekomstige derden-schuldenaars door de kennisgeving bij aangetekende brief die hen wordt overgemaakt van een uittreksel van het vonnis betreffende de sommendelegatie toegekend aan de alimentatieschuldeiser[73].

De afgifte van het stuk aan de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde volgende werkdag.

De derde-schuldenaar kan na de uitwerkingsdatum van de kennisgeving slechts bevrijdend betalen aan de DAVO.


VIII. De voorrechten
1. ALGEMEEN VOORRECHT OP ROERENDE GOEDEREN (ART. 19, EERSTE LID, 3°BIS, HYP.W.)

Sedert 1 augustus 2014[74] beschikt de DAVO over een algemeen voorrecht op roerende goederen voor onderhoudsschulden voor een maximaal bedrag van 15.000 euro[75].

Dit voorrecht heeft als onderpand:

- alle roerende goederen van de schuldenaar;

- het saldo van de verkoop van onroerende goederen wanneer de prijs van de goederen niet werd toebedeeld aan de schuldeisers met een bijzonder voorrecht op onroerende goederen of aan de hypothecaire schuldeisers[76].


2. ALGEMEEN VOORRECHT VAN DE SCHATKIST

Sedert 1 juni 2020[77] beschikt de DAVO over een bijkomend algemeen voorrecht op de inkomsten en roerende goederen van alle aard van de schuldenaar en medeschuldenaar, met uitzondering van de schepen en vaartuigen[78].

Voornoemd voorrecht neemt rang onmiddellijk na het voorrecht vermeld in artikel 19, eerste lid, 5° van de hypotheekwet[79].

Dit algemeen voorrecht van de Schatkist heeft niet alleen betrekking op de hoofdsom, maar ook op de bijbehoren (nalatigheidsintresten, vervolgingskosten, werkingskosten) en is het niet beperkt tot een maximaal bedrag.

Dit voorrecht doet geen afbreuk aan het algemeen voorrecht op roerende goederen – beperkt voor een bedrag van 15.000 euro – verbonden aan onderhoudsschulden dat hoger in rang staat.


IX. Wettelijke hypotheek van de Schatkist
1. DAVO-WET

Sedert 9 april 2018[80] beschikt de ontvanger over een specifieke waarborgmaatregel, de wettelijke hypotheek van de Schatkist, om de invordering van de DAVO-schuldvorderingen te waarborgen[81].

Deze wettelijke hypotheek kan worden ingeschreven op alle in België gelegen en voor hypotheek vatbare goederen van de onderhoudsplichtige of van een medeschuldenaar.


2. WMGI

Sedert 1 juni 2020 verwijst de DAVO-wet naar de artikelen in het WMGI betreffende de wettelijke hypotheek van de Schatkist, waardoor de DAVO- schuldvorderingen zijn gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op al de zowel aan de schuldenaar als aan de medeschuldenaar toebehorende goederen, die in België gelegen en daarvoor vatbaar zijn[82].

De wettelijke hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ontvanger, op voorlegging van een afschrift van het innings- en invorderingsbericht.

De inschrijving van de wettelijke hypotheek (HI) kan worden gevorderd:

- op de goederen van de schuldenaar: vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister;

- op de goederen van de medeschuldenaar: vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling voorafgaand aan de vervolgingen die hem werd verzonden. Indien de rechten van de Schatkist evenwel in het gedrang komen, kan de HI worden gevorderd vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister.

De ontvanger krijgt de mogelijkheid om de HI te vorderen na het vonnis waarin de betrokken schuldenaar of medeschuldenaar failliet wordt verklaard voor de DAVO-schuldvorderingen die zijn opgenomen in een uitvoerbare titel (uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister) voor dit vonnis van faillietverklaring[83].

Voor het overige is de procedure van de HI gelijkaardig aan deze die sedert 9 april 2018 bestond:

- de HI kan worden gevorderd voor een door de ontvanger in het borderel te bepalen bedrag, dat al de bijbehoren (werkingskosten, nalatigheidsinteresten, kosten van de HI, vervolgingskosten en andere kosten) vertegenwoordigt die voor de vereffening van de DAVO-schuldvordering in hoofdsom, zouden kunnen verschuldigd zijn[84];

- de kosten van de HI, van haar eventuele hernieuwing en haar eventuele doorhaling zijn in principe ten laste van de betrokken schuldenaar of medeschuldenaar[85];

- de ontvanger is gemachtigd handlichting van de HI te verlenen in de administratieve vorm, zonder dat hij, tegenover de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie gehouden is verantwoording van de betaling van de verschuldigde sommen te verstrekken[86];

- de betrokken schuldenaar of medeschuldenaar kan gehele of gedeeltelijke handlichting vragen van de HI indien de Schatkist reeds over voldoende waarborgen beschikt[87].


X. Bijzondere waarborg- en invorderingsmaatregelen
1. E-NOTARIAAT

De procedure van gegevensuitwisseling tussen de FOD Financiën en bepaalde ministeriële officieren en van de kennisgeving op elektronische wijze[88] van schulden bij de vervreemding of hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed (E-notariaat) is overgenomen in het WMGI. Zij geldt ook voor DAVO-schuldvorderingen.

Ook de procedure van gegevensuitwisseling en kennisgeving op elektronische wijze van schulden naar aanleiding van de opmaak van een akte of attest van erfopvolging bij het openvallen van een nalatenschap, is opgenomen in het WMGI[89] en geldt eveneens voor DAVO-schuldvorderingen.

Voor meer informatie zie circulaire 2020/C/113 betreffende het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[90].


2. HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR DE NIET-FISCALE SCHULDEN VAN EEN AANNEMER OF ONDERAANNEMER

De maatregel van de hoofdelijke aansprakelijkheid en de inhoudingsplicht van de opdrachtgever of de aannemer die een beroep doet op een aannemer of een onderaannemer die fiscale schulden heeft, zoals deze tot op heden van toepassing is inzake de IB, de voorheffingen en de met de IB gelijkgestelde belastingen, wordt overgenomen in het WMGI en wordt uitgebreid naar alle fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, waaronder de DAVO-schuldvorderingen[91].

Voor meer informatie zie circulaire 2020/C/113 betreffende het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[92].


XI. Fiscale bemiddelingsdienst

Bij een betwisting met een ambtenaar van de AAII (bv. ontvanger, adviseur-generaal, enz.), kan de schuldenaar of de medeschuldenaar een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst[93].

Deze mogelijkheid wordt uitgebreid naar alle fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met inbegrip van de DAVO-schuldvorderingen die tot op heden waren uitgesloten.

De bevoegdheid van de Fiscale bemiddelingsdienst is echter beperkt tot de verschuldigde sommen die zijn opgenomen in een uitvoerbaar verklaard dwangbevel dat ter kennis werd gebracht of werd betekend, ofwel in een uitvoerbaar verklaard bijzonder kohier of innings- en invorderingsregister[94].

Er wordt aan herinnerd dat, behalve wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, de ontvankelijk verklaarde aanvraag tot bemiddeling met betrekking tot een geschil met een ambtenaar van de AAII, een schorsend effect heeft op alle middelen tot tenuitvoerlegging voor maximum 1 maand. Evenwel:

a) behouden de reeds gelegde beslagen hun bewarende werking;

b) behouden de reeds gelegde vereenvoudigde derdenbeslagen en de gemeenrechtelijke derdenbeslagen hun volledige uitwerking;

c) verhindert de aanvraag tot bemiddeling niet:

- het verzenden van de aan de vervolgingen voorafgaande aanmaning tot betaling;

- de aanwending van terug te geven of te betalen sommen op basis van artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004;

- het nemen van bewarende of waarborgmaatregelen (bv. gemeenrechtelijke bewarende beslagen, inschrijving van de wettelijke hypotheek, enz.);

- de stuiting van de verjaring door middel van een aangetekende verjaringstuitende aanmaning tot betaling.


XII. Wederzijdse invorderingsbijstand

De invordering van Belgische niet-fiscale schuldvorderingen in het buitenland geschiedt op basis van communautaire instrumenten of internationale bilaterale of multilaterale verdragen, waarbij België en de aangezochte buitenlandse Staat partij zijn en die bepalingen inzake invorderingsbijstand bevatten[95].

De ontvanger is gemachtigd om buitenlandse schuldvorderingen in te vorderen die bedoeld zijn in een communautair instrument of een internationaal bilateraal of multilateraal verdrag, waarbij België en de verzoekende buitenlandse Staat partij zijn en die bepalingen inzake invorderingsbijstand bevatten[96].

Wat betreft de internationale bevoegdheid inzake onderhoudsverplichtingen gelden het Haags Protocol[97] (van 23 november 2007) en sinds 18 juni 2011 de Europese Alimentatieverordening[98].


XIII. Onderzoeksbevoegdheden en bewijsmiddelen

Voor meer informatie zie circulaire 2020/C/113 betreffende het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[99].


XIV. Beroepsgeheim van de ambtenaren belast met de invordering

Voor meer informatie zie circulaire 2020/C/113 betreffende het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[100].


XV. Sancties overtredingen WMGI

Er zijn verschillende sancties[101] voorzien voor overtreding van de bepalingen van het WMGI:

- administratieve geldboeten

- strafrechtelijke en bijzondere sancties

- hoofdelijkheid van daders of medeplichtigen van overtredingen

- burgerlijke aansprakelijkheid van natuurlijke personen of rechtspersonen.

Voor meer informatie zie circulaire 2020/C/113 betreffende het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen[102].


XVI. Opschorting en annulering van de invorderingsopdracht

Indien de ontvanger vaststelt dat de invordering van het saldo van het onderhoudsgeld, de achterstallen of de interesten onmogelijk is, wordt de invorderingsopdracht opgeschort. De ontvanger geeft daarvan kennis aan de onderhoudsgerechtigde bij gewone zending en niet meer bij aangetekende brief. De kennisgeving heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending[103].

Indien de bevoegde adviseur-generaal van de FOD Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen van oordeel is dat het saldo van het onderhoudsgeld, de achterstallen of de interesten definitief oninvorderbaar zijn, kan hij beslissen om van de invordering af te zien en de schuldvordering te annuleren. De DAVO geeft voortaan bij gewone zending kennis aan de onderhoudsgerechtigde van deze beslissing. De kennisgeving heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending[104].

XVII. Inwerkingtreding en overgangsregeling

De wet van 11 februari 2019 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën wat de automatisering van de uitvoerbare titel betreft is in werking getreden op 1 december 2019[105].

Deze wet is niet van toepassing op het dwangbevel dat ter kennis werd gebracht of werd betekend vóór de datum van haar inwerkingtreding[106].

De wet van 9 juli 2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst treedt in werking op 1 juni 2020[107].

Om de rechtszekerheid en de praktische doeltreffendheid van de door de administratie reeds gestelde handelingen te verzekeren, zijn de door de wet van 9 juli 2020 aangebrachte wijzigingen aan de DAVO-wet[108] niet van toepassing op de in te vorderen bedragen opgenomen in[109]:

1° de innings- en invorderingsregisters uitvoerbaar verklaard voor 1 juni 2020[110];

2° de administratieve dwangbevelen inzake DAVO die werden ter kennis gebracht of betekend voor 1 december 2019;

3° de bijzondere kohieren inzake DAVO uitvoerbaar verklaard voor 1 januari 2020.

Met betrekking tot deze uitvoerbare titels en de erin opgenomen schuldvorderingen blijven de vroegere bepalingen inzake de invordering van de wet van 21 februari 2003 aldus van toepassing.

Deze overgangsbepaling betekent bijvoorbeeld dat artikel 21 van de DAVO-wet en niet artikel 29 van het WMGI de wettelijke basis blijft voor de wettelijke hypotheek ten aanzien van de in te vorderen sommen die voor de inwerkingtreding van de wet van 9 juli 2020 in een uitvoerbare titel werden opgenomen.



[1] Wet van 11 februari 2019 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën wat de automatisering van de uitvoerbare titel betreft, BS 25 februari 2019.

[2] Wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, BS 28 maart 2003.

[3] Wet van 9 juli 2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS 17 juli 2020.

[4] Wet van 13 april 2019 tot invoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, BS 30 april 2019.

[5] Art. 3, wet van 9 juli 2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS 17 juli 2020.

[6] Art. 4, wet van 9 juli 2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS 17 juli 2020.

[7] Art. 14, wet 21 februari 2003.

[8] Art. 1, WMGI.

[9] Art. 2, WMGI.

[10] Art. 3 tot 5, WMGI.

[11] Art. 6 en 7, WMGI.

[12] Art. 13 tot 18, WMGI.

[13] Art. 19 tot 22, WMGI.

[14] Art. 23, § 5, 24 en 25, WMGI.

[15] Art. 27 tot 34, WMGI.

[16] Art. 35 tot 50 en 53 tot 59, WMGI.

[17] Art. 60, WMGI.

[18] Art. 71, WMGI.

[19] Art. 72 en 73, WMGI.

[20] Art. 74 tot 82, WMGI.

[21] Art. 83, WMGI.

[22] Art. 84 tot 89 en 92 tot 96, WMGI.

[23] De aanvraag kan ook via een webformulier worden ingediend

https://financien.belgium.be/nl/particulieren/gezin/onderhoudsgeld/davo/ik-wil-de-davo-contacteren/davo-formulieren

[24] Art. 7, § 1, tweede lid, wet 21 februari 2003.

[25] Art. 7, § 1, derde lid, wet 21 februari 2003.

[26] Art. 7, § 2, eerste lid, wet 21 februari 2003.

[27] Art. 8, eerste lid, wet 21 februari 2003.

[28] Art. 8, tweede lid, wet 21 februari 2003.

[29] Indien de onderhoudsgerechtigde een persoonlijk e-mailadres heeft meegedeeld, verzendt de DAVO eveneens een kopie van de beslissing naar dit adres. Deze kennisgeving per e-mail is enkel ter informatieve titel en vervangt dus niet de kennisgeving van de beslissing bij gewone zending. Art. 9, § 2, wet 21 februari 2003.

[30] Art. 9, § 3, wet 21 februari 2003.

[31] Art. 10, § 1, eerste lid, wet 21 februari 2003.

[32] Art. 10, § 1, tweede lid, wet 21 februari 2003.

[33] Art. 10, § 1, derde lid, wet 21 februari 2003.

[34] Art. 10, § 1, vierde lid, wet 21 februari 2003.

[35] Art. 10, § 3, wet 21 februari 2003.

[36] Art. 6, c), wet van 9 juli 2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS 17 juli 2020.

[37] Art. 10, § 4, wet 21 februari 2003.

[38] Art. 13, § 1, eerste lid, wet 21 februari 2003.

[39] Of onderhoudsgerechtigden: Voor de terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde: art. 18, eerste lid, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 3, domaniale wet 22 december 1949.

[40] Art. 13, § 1, tweede lid, wet 21 februari 2003.

[41] Art. 13, § 2, eerste lid, wet 21 februari 2003.

[42] Art. 18, eerste lid, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 3, domaniale wet van 22 december 1949

[43] Koninklijk besluit van 1 oktober 2019 tot uitvoering van artikel 13 van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met betrekking tot de opmaak van innings- en invorderingsregisters, BS 24 oktober 2019.

[44] Koninklijk besluit van 1 oktober 2019 tot uitvoering van artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949 met betrekking tot de opmaak van innings- en invorderingsregisters, BS 24 oktober 2019.

[45] Art. 14, wet 21 februari 2003, verwijst naar art. 2, § 1, 6° en art. 7 WMGI.

[46] Art. 1414, tweede lid, B.W.

[47] Of onderhoudsgerechtigde: Voor de terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde: art. 18, eerste lid, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 3, domaniale wet van 22 december 1949.

[48] Art. 13, § 3, eerste lid, wet 21 februari 2003.

[49] Wanneer het innings- en invorderingsbericht wordt verzonden voor de terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde, wordt de gerechtelijke beslissing of de notariële akte waarin het bedrag van het onderhoudsgeld is bepaald uiteraard niet vermeld.

[50] Art. 13, § 3, tweede en derde lid, wet 21 februari 2003.

[51] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 13, WMGI.

[52] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 14, WMGI. Voor de terugvordering ten laste van de onderhoudsgerechtigde: art. 18, eerste lid, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 3, domaniale wet van 22 december 1949.

[53] Art. 15 tot 17, WMGI.

[54] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 13, § 3, WMGI.

[55] Art. 14, wet 21 februari 2003, verwijst naar art. 13, § 2, eerste lid, WMGI.

[56] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 13, § 3, tweede lid, WMGI en 21, WMGI.

[57] Art. 334, PW 27 december 2004.

[58] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 14, WMGI.

[59] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 14, WMGI.

[60] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 19, § 1, tweede lid WMGI.

[61] Art. 13, § 4, wet 21 februari 2003. Voor de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde sommen ten laste van de onderhoudsgerechtigde is de rechtbank van eerste aanleg bevoegd. Art. 18, eerste lid, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 3, domaniale wet 22 december 1949 (art. 19, § 2, tweede lid, WMGI).

[62] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 60, WMGI.

[63] Zie art. 1413 en 1415, Ger.W.

[64] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 29-34, WMGI.

[65] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 21, WMGI.

[66] Dit akkoord mag slechts worden gesloten met derden die gemachtigd zijn gebruik te maken van het identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

[67] https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_private/fiscal-discipline/tax-collection-and-recovery/administrative-directives-and-comments/circulars/d9cfe312-3d35-4ab2-804f-72f94d66968b

[68] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 23, § 5, tweede lid, WMGI.

[69] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 24, eerste lid, 3°, WMGI.

[70] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 24, WMGI.

[71] Art. 14 wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 25, WMGI.

[72] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 85 tot 88 WMGI.

[73] Art 15, wet 21 februari 2003.

[74] Wet 12 mei 2014 houdende wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, met het oog op een effectieve invordering van onderhoudsschulden, BS 3 mei 2014.

[75] Art. 19, eerste lid, 3°bis Hyp.W.

[76] Art. 19, in fine Hyp.W.

[77] Wet van 9 juli 2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS 17 juli 2020.

[78] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 27 WMGI.

[79] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 28 WMGI.

[80] Wet van 26 maart 2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie, BS 30 maart 2018.

[81] Oud art. 21, wet 21 februari 2003.

[82] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 29-34 WMGI.

[83] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 30, derde lid, WMGI.

[84] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 32, WMGI.

[85] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 33, WMGI.

[86] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 34, § 1, WMGI.

[87] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 34, § 2, WMGI.

[88] Ze gebeurt evenwel door een aangetekende zending wanneer geen gebruik kan – of in een eerder stadium kon – worden gemaakt van de elektronische wijze omwille van een geval van overmacht of een technische storing van het elektronische systeem.

[89] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 35 tot 41, WMGI.

[90] https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_private/fiscal-discipline/tax-collection-and-recovery/administrative-directives-and-comments/circulars/d9cfe312-3d35-4ab2-804f-72f94d66968b

[91] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 53 tot 59, WMGI.

[92] https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_private/fiscal-discipline/tax-collection-and-recovery/administrative-directives-and-comments/circulars/d9cfe312-3d35-4ab2-804f-72f94d66968b

[93] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 71, WMGI.

[94] Art. 11, wet 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst.

[95] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 72 WMGI.

[96] Art. 14, wet 21 februari 2003 verwijst naar art. 73 WMGI.

[97] Haags Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen

[98] Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen.

[99] https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_private/fiscal-discipline/tax-collection-and-recovery/administrative-directives-and-comments/circulars/d9cfe312-3d35-4ab2-804f-72f94d66968b

[100] https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_private/fiscal-discipline/tax-collection-and-recovery/administrative-directives-and-comments/circulars/d9cfe312-3d35-4ab2-804f-72f94d66968b

[101] Art. 84 tot 89 en 92 tot 96, WMGI.

[102] https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_private/fiscal-discipline/tax-collection-and-recovery/administrative-directives-and-comments/circulars/d9cfe312-3d35-4ab2-804f-72f94d66968b

[103] Art. 27, § 1, wet 21 februari 2003.

[104] Art. 27, § 2, wet 21 februari 2003.

[105] Art. 11, 1ste lid van de wet van 11 februari 2019.

[106] Art. 10, wet 11 februari 2019.

[107] Art. 29 van de wet van 9 juli 2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS 17 juli 2020.

[108] De wet van 9 juli 2020 is van toepassing op aanvragen tot bemiddeling die worden ingediend bij de fiscale bemiddelingsdienst met ingang van 1 juni 2020. Zij kunnen ook betrekking hebben op schuldvorderingen opgenomen in titels die uitvoerbaar werden verklaard voor 1 juni 2020.

[109] Art. 138, voormelde wet van 13 april 2019.

[110] Art. 27 van de wet van 9 juli 2020 tot wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën met het oog op de afschaffing van de inkomensvoorwaarde voor de toekenning van voorschotten op het onderhoudsgeld dat verschuldigd is aan kinderen en het toepasbaar maken van sommige bepalingen van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen en tot wijziging van artikel 11 van de wet van 29 maart 2018 tot uitbreiding van de opdrachten en versterking van de rol van de fiscale bemiddelingsdienst, BS 17 juli 2020.


Bron: Fisconetplus

Mots clés