Circulaire 2020/C/133 met betrekking tot de vrijstelling van de verplichting tot betalen van een btw-decembervoorschot in 2020

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 26/10/2020 de circulaire 2020/C/133.

Deze circulaire handelt over een tijdelijke maatregel die de btw-belastingplichtigen die periodieke btw-aangiften indienen, ontslaat van de verplichting om in de laatste aangifteperiode van het jaar 2020 een btw-voorschot te betalen, in het kader van het verlichten van de financiële gevolgen van de maatregelen genomen ter bestrijding van het Coronavirus COVID-19.

Deze tijdelijke vrijstelling van het decembervoorschot is ingevoerd door de artikelen 27 en 28 van de wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) van 15.07.2020 (BS 23.07.2020).


Inhoudstafel

1. Inleiding

2. Wettelijke bepalingen

3. Beoogde belastingplichtigen

4. Betaling btw-voorschot en vrijstelling betaling btw-voorschot 2020

4.1. Principe

4.2. Vrijstelling

5. Aangifteperiode waarop de maatregel van toepassing is

6. Rooster 91 van de periodieke btw-aangifte met betrekking tot het vierde kwartaal 2020 of december 2020

7. Voldoening van de verschuldigde belasting voor de handelingen verricht in het vierde kwartaal 2020 of december 2020


1. Inleiding

De COVID-19-pandemie die we al enkele maanden meemaken, heeft de regering gedwongen om verschillende krachtdadige gezondheidsmaatregelen te nemen die de individuele en collectieve vrijheden beperken, waaronder de vrijheid van handel en ondernemerschap.

Sommige van de genomen maatregelen hebben grote gevolgen gehad voor de economie van ons land, wat in sommige gevallen heeft geleid tot een zeer aanzienlijke vertraging van de economische activiteit en helaas voor sommige belastingbetalers, tot een tijdelijke volledige stopzetting van hun activiteiten. Deze maatregelen, die nodig waren om de verspreiding van dit virus tegen te gaan, hebben geleid tot een aanzienlijke vermindering van de geldmiddelen van onze ondernemingen.

Deze maatregel heeft tot doel de geldmiddelen van de belastingplichtigen niet verder te belasten door hen vrij te stellen van de verplichting om voor dit jaar 2020 het in artikel 19 van het voormeld koninklijk besluit nr. 1 bedoelde voorschot te betalen.


2. Wettelijke bepalingen

Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) van 15.07.2020 (BS 23.07.2020, blz. 55.186).


Tijdelijke maatregelen

Artikel 27

In afwijking van artikel 19, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2017, moet de belastingplichtige die op 1 oktober 2020 btw-kwartaalaangiften indient overeenkomstig artikel 18, § 2, van hetzelfde besluit, geen voorschot betalen op de belasting die verschuldigd is over zijn handelingen van het vierde kwartaal van het jaar 2020.


Artikel 28

In afwijking van artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2017, moet de belastingplichtige die op 1 december 2020 btw-maandaangiften indient overeenkomstig artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, geen voorschot betalen op de belasting die verschuldigd is over zijn handelingen van de maand december van het jaar 2020.


3. Beoogde belastingplichtigen

Deze maatregel is van toepassing voor elke btw-belastingplichtige die overeenkomstig artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek, met uitzondering van degene die geen enkel recht op aftrek heeft, gehouden is iedere maand een aangifte in te dienen. Deze aangifte moet ingevolge artikel 18, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, uiterlijk de twintigste dag volgend op het tijdvak waarop ze betrekking heeft, worden ingediend.

Deze maatregel is eveneens van toepassing voor elke btw-belastingplichtige die in de gevallen bedoeld in artikel 18, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1, voornoemd, in afwijking van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek, wordt gemachtigd om slechts om de drie maanden een aangifte in te dienen, uiterlijk de twintigste van de maand na ieder kalenderkwartaal.

Deze belastingplichtigen zijn overeenkomstig artikel 53, § 1, 3° van het Btw-Wetboek gehouden de verschuldigd geworden belasting te voldoen binnen de termijn van indiening van de periodieke btw-aangifte.


4. Betaling btw-voorschot en vrijstelling betaling btw-voorschot 2020

4.1. Principe

De belastingplichtige die op 1 oktober van het lopende kalenderjaar btw-kwartaalaangiften indient, moet bij toepassing van artikel 19, § 1, eerste en vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 1, voornoemd, uiterlijk de vierentwintigste van de maand december van dat kalenderjaar, een voorschot betalen op de belasting die verschuldigd is over zijn handelingen van het vierde kwartaal van datzelfde jaar.

De belastingplichtige die op 1 december van het lopende kalenderjaar btw-maandaangiften indient, moet bij toepassing van artikel 19, § 2, eerste en vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 1, voornoemd, uiterlijk de vierentwintigste van de maand december van dat kalenderjaar, een voorschot betalen op de belasting die verschuldigd is over zijn handelingen van de maand december van datzelfde jaar.


4.2. Vrijstelling

In afwijking van artikel 19, § 1, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, moet de belastingplichtige die op 01.10.2020 btw-kwartaalaangiften indient overeenkomstig artikel 18, § 2, van hetzelfde besluit, ingevolge artikel 27 van de wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) van 15.07.2020, geen voorschot betalen op de belasting die verschuldigd is over zijn handelingen van het vierde kwartaal van het jaar 2020.

In afwijking van artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, moet de belastingplichtige die op 01.12.2020 btw-maandaangiften indient overeenkomstig artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevolge artikel 28 van de wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) van 15.07.2020, geen voorschot betalen op de belasting die verschuldigd is over zijn handelingen van de maand december van het jaar 2020.


5. Aangifteperiode waarop de maatregel van toepassing is

De maatregel betreft uitsluitend de aangifte met betrekking tot de handelingen verricht tijdens het vierde kwartaal 2020 (voor belastingplichtigen die kwartaalaangiften indienen) of de maand december 2020 (voor belastingplichtigen die maandaangiften indienen), die uiterlijk op 20.01.2021 moet worden ingediend.


6. Rooster 91 van de periodieke btw-aangifte met betrekking tot het vierde kwartaal 2020 of december 2020

De belastingplichtige moet rooster 91 van de periodieke btw-aangifte met betrekking tot het vierde kwartaal van 2020 of de maand december van 2020 niet invullen omdat hij door de genomen maatregel vrijgesteld is van de verplichting tot het betalen van een btw-decembervoorschot in 2020.

Het niet invullen van rooster 91 van de periodieke btw-aangifte met betrekking tot de handelingen van het vierde kwartaal 2020, zal m.a.w. niet geïnterpreteerd worden als een keuze van de belastingplichtige om een voorschot gelijk aan de belasting die verschuldigd is voor de handelingen van het derde kwartaal van 2020 te betalen.

Het niet invullen van rooster 91 van de periodieke btw-aangifte met betrekking tot de handelingen van de maand december 2020, zal m.a.w. niet geïnterpreteerd worden als een keuze van de belastingplichtige om een voorschot gelijk aan de belasting die verschuldigd is voor de handelingen van de maand november van 2020 te betalen.


7. Voldoening van de verschuldigde belasting voor de handelingen verricht in het vierde kwartaal 2020 of december 2020

De belastingplichtige blijft overeenkomstig artikel 53, § 1, 3°, van het Btw-Wetboek gehouden de belasting die hij verschuldigd is over zijn handelingen van het vierde kwartaal van 2020 of van de maand december van 2020 te voldoen binnen de termijn van indiening van die periodieke btw-aangifte. Hij moet bijgevolg de voor het laatste aangiftetijdvak van 2020 verschuldigde belasting, vermeld in rooster 71 van deze aangifte, uiterlijk op 20.01.2021 in zijn geheel voldoen.


Bron: Fisconetplus

Mots clés