logo

Circulaire 2020/C/68 betreffende de beoordeling van de al dan niet aanwezigheid van een winstoogmerk in hoofde van een autonoom gemeentebedrijf

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 15/05/2020 de circulaire 2020/C/68.

Deze circulaire handelt over de beoordeling van de al dan niet aanwezigheid van een winstoogmerk in hoofde van een autonoom gemeentebedrijf. De gepubliceerde beslissing nr. E.T.129.288 van 19.01.2016 voorziet reeds dat de winst/verlies-positie die uit de globale activiteit van het autonoom gemeentebedrijf voortvloeit structureel moet zijn en onafhankelijk van toevallige gebeurtenissen langs de inkomsten- of uitgavenzijde. De uitzonderlijke economische omstandigheden ingevolge de recente uitbraak van COVID-19 (Coronavirus) worden aangemerkt als een dergelijke toevallige gebeurtenis.


I. Inleiding

De autonome gemeente- en provinciebedrijven met rechtspersoonlijkheid worden niet beoogd door de bepalingen van artikel 6 van het Btw-Wetboek maar worden aangemerkt als belastingplichtigen in de zin van artikel 4, § 1, van dit Wetboek indien zij in dat Wetboek bedoelde handelingen verrichten (zie ook beslissing nr. E.T.101.890 van 27.03.2002).


De toepassing van bepaalde vrijstellingen opgenomen in de bepalingen van artikel 44 van het Btw-Wetboek, waaraan de voorwaarde is verbonden dat betreffende instellingen niet systematisch het maken van winst mogen beogen, leidt in de praktijk bij autonome gemeentebedrijven die niet de vorm van een vennootschap hebben aangenomen tot toepassingsmoeilijkheden.

Wat hun aard betreft, lijdt het weinig twijfel dat de handelingen verricht door het autonome gemeentebedrijf als exploitant van een inrichting voor sport, cultuur en vermaak voor het geheel worden beoogd door een vrijstelling van artikel 44, § 2, 3°, 4°, a), 6°, 7° en 9° van het Btw-Wetboek.


Het toepassingsgebied van deze vrijstellingen is echter beperkt tot de handelingen verricht door instellingen die geen winstoogmerk nastreven en van wie de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend worden gebruikt om de kosten ervan te dekken.


II. Begrip 'instelling zonder winstoogmerk'

Het begrip 'instelling zonder winstoogmerk' werd verduidelijkt door het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest Kennemer Golf & Country Club (H.v.J. 21.03.2002, C-174/00, Kennemer Golf & Country Club) en wordt omstandig toegelicht onder titel 3 van voornoemde gepubliceerde beslissing nr. E.T.129.288 van 19.01.2016.


Pro memorie:

- om te beoordelen of een instelling kwalificeert als een instelling zonder winstoogmerk dienen alle activiteiten van die instelling in aanmerking te worden genomen

- de instelling, in haar geheel beschouwd, heeft geen winstoogmerk indien zij niet tot doel heeft winst te maken met het oog op de verdeling daarvan onder haar leden. Het bestaan van een dergelijk doel, moet worden bepaald aan de hand van het statutaire doel van de instelling en de concrete feitelijke omstandigheden van de zaak.


Een autonoom gemeentebedrijf, dat niet de vorm van een vennootschap heeft aangenomen, waarvan de statuten voorzien dat de eventuele winsten zullen uitgekeerd worden aan de leden en wanneer uit de feitelijke omstandigheden blijkt dit ook daadwerkelijk gebeurt, valt buiten het toepassingsgebied van hoger genoemde vrijstellingen.


De kwalificatie van een autonoom gemeentebedrijf als belastingplichtige met recht op aftrek in de zin van artikel 4, § 1, van het Btw-Wetboek belet niet dat de administratie later kan onderzoeken of de statutaire bepalingen niet louter theoretisch zijn en desgevallend kan besluiten dat voornoemde vrijstelling alsnog van toepassing is.


Dit zal het geval zijn wanneer systematisch tekorten voorkomen in hoofde van het autonoom gemeentebedrijf omdat de aan de bezoekers van de inrichting aangerekende prijzen niet volstaan tot dekking van de exploitatiekosten van het autonoom gemeentebedrijf en het bijgevolg onmogelijk is om winsten uit te keren. Hiervoor dient het operationeel resultaat van de globale activiteit van het autonoom gemeentebedrijf in aanmerking te worden genomen.


De gepubliceerde beslissing nr. E.T.129.288 van 19.01.2016 stelt reeds uitdrukkelijk dat het globale resultaat van de activiteit (dus niet activiteit per activiteit) van het autonoom gemeentebedrijf in aanmerking dient te worden genomen en dat de winst/verlies-positie die daar uit voortvloeit structureel moet zijn en onafhankelijk van toevallige gebeurtenissen langs inkomsten- of uitgavenzijde.


De uitzonderlijke economische omstandigheden ingevolge de maatregelen die zijn genomen ter bestrijding van COVID-19 (Coronavirus) dienen te worden aangemerkt als een dergelijke toevallige gebeurtenis.


Dientengevolge heeft de minister beslist dat de administratie, bij haar onderzoek of betreffende statutaire bepalingen niet louter theoretisch zijn in de zin van hetgeen voorafgaat, geen rekening zal houden met het operationeel resultaat met betrekking tot het boekjaar dat de periode 01.03.2020 tot en met 30.06.2020 omvat. Het voorgaande geldt mutatis mutandis wanneer betreffende periode van 01.03.2020 tot en met 30.06.2020 betrekking heeft op twee verschillende boekjaren.


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Aanbevolen artikelen