De Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen publiceerde op 12/12/2022 de Circulaire 2022/C/114 betreffende postzendingen.
Inhoudstafel
1.4. Toepassingsgebied van de circulaire
2.1. Ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen
2.2. Handelingen die worden beschouwd als een douaneaangifte voor het vrije verkeer
2.3. Ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij uitgaan
2.5. Controle en douanetoezicht van brievenpost
3.1. Binnenbrengen van postzendingen in het douanegebied van de Unie - ENS
3.2. In het vrije verkeer brengen van postzendingen
3.2.1. Goederen met een intrinsieke waarde van minder dan of gelijk aan 150 EUR (H7)
3.2.2. Goederen met een waarde van minder dan of gelijk aan 1.000 EUR (H6)
3.2.3. Goederen met een waarde van meer dan 1.000 EUR (H1/I1)
3.2.4. Overzichtstabel voor het in het vrije verkeer brengen van postzendingen
3.3. Uitvoer van postzendingen
3.4. Formaliteiten voorafgaand aan het uitgaan van postzendingen
4. Douanevervoer van postzendingen
4.1. Toepassingsgebied van de regeling douanevervoer onder het poststelsel
4.2. Bepalingen betreffende de toepassing van de regeling douanevervoer van postzendingen
4.3. Aanbevelingen voor het douanetoezicht op de regeling douanevervoer van postzendingen
5. Verplichtingen in verband met douanevertegenwoordiging
Bijlage II: Bijlage 72-01 DWU IA - geel etiket
Bijlage III: Bijlage 72-02 DWU IA - geel etiket
§1. De post speelt een belangrijke rol bij de uitwisseling van brieven, drukwerk en pakjes tussen mensen over de hele wereld en bij het vergemakkelijken van het handelsverkeer. De post blijft dan ook een van de meest gebruikte communicatiemiddelen in persoonlijke en zakelijke relaties, niet alleen voor het uitwisselen van groeten en nieuws, maar ook voor het verzenden van geschenken en andere goederen.
De douaneautoriteiten zijn noodzakelijkerwijs nauw betrokken bij het internationale postverkeer, want ze zijn belast met de inning van de verschuldigde rechten en belastingen (net als bij de goederen die via andere middelen worden in- en uitgevoerd), de handhaving van verboden en beperkingen bij de in- en uitvoer en, in het algemeen, het toezicht op de naleving van de onder hun bevoegdheid vallende wetten en voorschriften.
Wegens de omvang van het postverkeer en de aard van de zendingen, waaronder de meeste zonder begeleidende documenten, verschillen de douaneformaliteiten voor postzendingen enigszins van die voor goederen die via andere middelen worden vervoerd. De postzendingen hebben over het algemeen beperkte afmetingen, maar zijn echter enorm talrijk. Bijgevolg zijn er specifieke wettelijke bepalingen opgesteld om vertragingen in de goederenstroom te voorkomen.
In vrijwel alle landen verleent de post, openbaar of privé, internationale diensten die vallen onder de Akten van de UPU: deze omvatten de Wereldpostconventie, haar specifieke reglementen en het ‘Arrangement sur les colis postaux’ (Overeenkomst inzake postpakketten).
In dit kader moeten de post en de douaneautoriteiten nauw samenwerken om de douaneafhandeling van postzendingen te faciliteren en tegelijkertijd op een gecoördineerde wijze de normen en de procedures toe te passen om de wereldwijde toeleveringsketen van de post veiliger te maken.
Volgens de UPU-regels wijst de lidstaat de postaanbieder aan (hierna ‘de aangewezen aanbieder’) voor het verlenen van de universele postdiensten. In België, werd, bij ‘KB van 30 juli 2022[i]’, ‘bpost’ de aangewezen postaanbieder in het kader van de universele postdienst.
§2. Op internationaal vlak volgen de douane- en postautoriteiten hoofdzakelijk de verplichtingen betreffende facilitering en veiligheid op. Deze verplichtingen worden bepaald in de Akten van de UPU, alsook in de ‘Herziene Overeenkomst van Kyoto’ van de WDO en het ‘SAFE Package’ dat als doel heeft de wereldhandel te beveiligen en te faciliteren door onder andere de uitwisseling van elektronische gegevens.
Het Overlegcomité WDO-UPU[ii] bespreekt en beheert hoofdzakelijk deze verplichtingen en de wisselwerking tussen de douane- en de postautoriteiten. De regelmatige contacten binnen dit overlegcomité zorgen voor een samenwerking tussen de WDO en de UPU met het oog op een optimale coördinatie voor het verwerken van de internationale stroom aan postzendingen en het vereenvoudigen van de betreffende procedures.
Op Europees vlak is de regelgeving voor postzendingen inzake douane gebaseerd op het DWU, DWU DA, DWU IA en DWU TDA.
Op nationaal vlak zijn de bepalingen van de AWDA van toepassing (in het bijzonder de artikelen 127 t.e.m. 137).
Andere documenten:
a) voor handelsgoederen: de prijs van de goederen zelf bij verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie, met uitzondering van vervoers- en verzekeringskosten, tenzij deze in de prijs zijn begrepen en niet afzonderlijk op de factuur zijn vermeld, en alle andere belastingen en heffingen zoals te constateren door de douaneautoriteiten op basis van relevante documenten;
b) voor goederen zonder handelskarakter: de prijs die voor de goederen zelf zou zijn betaald als zij waren verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie;
§3. Onderstaand schema, opgemaakt uit de WCO-UPU Postal Customs Guide, geeft een vereenvoudigd overzicht van de postzendingen. Dit schema is nuttig omdat het met name aangeeft welke postzendingen (zie kader met stippellijn in het schema) in het algemeen onderworpen zijn aan douaneformaliteiten bij binnenkomst in en bij uitgaan uit het douanegebied van de Unie en die het voorwerp uitmaken van deze circulaire.
§4. Zoals hierboven geïllustreerd, worden postzendingen onderverdeeld in drie categorieën, namelijk briefpost, pakketpost en EMS-zendingen. Briefpost bevat brievenpost, die in het algemeen niet aan douaneformaliteiten zijn onderworpen. Onder briefpost vallen ook kleine pakketjes en M-zakken (zakken met poststukken die afkomstig zijn van of die bestemd zijn voor hetzelfde adres). Naargelang de aard van de inhoud van de postzending, kunnen kleine pakketjes en M-zakken onderworpen zijn aan douaneformaliteiten, dit zowel bij het binnenkomen in als bij het uitgaan uit het douanegebied van de Unie.
§5. In deze circulaire worden in hoofdzaak de douaneformaliteiten met betrekking tot postzendingen uiteengezet, met uitzondering van brievenpost die in principe is vrijgesteld van douaneformaliteiten.
§6. De vrijstelling van douaneformaliteiten voor brievenpost wordt voor alle duidelijkheid behandeld in punt 2 van deze circulaire.
§7. CN22 en CN23 zijn douaneaangiften van de post die op het tijdstip van verzending door de aangewezen aanbieder in het land van verzending op postzendingen (met uitzondering van brievenpost) worden aangebracht.
§8. CN22 is een formulier dat minder gegevenselementen bevat dan een CN23 en is specifiek bedoeld voor poststukken met geringe waarde (minder dan of gelijk aan 300 SDR - op 24/11/2022 ± 380 EUR). Een CN23 kan altijd gebruikt worden in plaats van een CN22 indien de afzender dit wenst. Er moet worden opgemerkt dat een CN22 en CN23 sinds 2018 de barcode S10 bevatten, d.w.z. het tracking-nummer van de zending in het postsysteem, waarmee het postpakket of het klein pakketje kan worden getraceerd.
§9. CN23 moet gebruikt worden voor alle postzendingen met een bedrag van meer dan 300 SDR. Ter informatie, bpost heeft, omwille van de efficiëntie, ervoor gekozen om alleen de CN23 te gebruiken (zie Bijlage I).
§10. Bij het binnenbrengen van brievenpost in het douanegebied van de Unie geldt een ontheffing van de verplichting tot indiening van een ENS, zoals bepaald in artikel 127, lid 2, b) DWU en artikel 104, lid 1, c) DWU DA.
§11. LET OP! Goederen die zich in brievenpost (bijvoorbeeld in een enveloppe) bevinden, kunnen niet als brievenpost worden beschouwd en moeten dus onderworpen zijn aan de normale vereisten betreffende ENS.
§12. Door binnenkomst in het douanegebied van de Unie wordt brievenpost geacht voor het vrije verkeer te zijn aangegeven, zoals bepaald in artikel 158, lid 2 DWU en de artikelen 138, e) en 141, lid 2, eerste alinea DWU DA.
§13. Bij het uitgaan van brievenpost uit het douanegebied van de Unie geldt een ontheffing van de verplichting tot indiening van een EXS, zoals bepaald in artikel 263, lid 2, b), DWU en artikel 245, lid 1, c), DWU DA.
§14. Door uitgang uit het douanegebied van de Unie wordt brievenpost geacht voor uitvoer of wederuitvoer te zijn aangegeven, zoals bepaald in artikel 158, lid 2 DWU en de artikelen 140, lid 1, c) en 141, lid 2, tweede alinea DWU DA.
§15. De bovengenoemde ontheffingen van douaneformaliteiten voor brievenpost sluiten niet uit dat douanetoezicht kan worden uitgeoefend en douanecontroles kunnen worden verricht overeenkomstig artikel 135, lid 5, DWU.
§16. De wettelijke bepalingen betreffende binnenbrengen van niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie en ENS zijn opgenomen in de artikelen 127 t.e.m. 132 DWU, de artikelen 104 t.e.m. 113 bis DWU DA en de artikelen 182 t.e.m. 188 DWU IA.
§17. De vervoerder (in dit geval de aangewezen aanbieder) moet, net als voor andere goederen, voor postzendingen die in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, een ENS indienen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst, zoals bepaald in artikel 127 DWU.
§18. De ENS bevat de informatie die nodig is voor een risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden. De gegevensvereisten in het kader van de ENS voor postzendingen zijn opgenomen in Bijlage B bij de DWU DA onder titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 8, kolommen F40 tot en met F45.
§19. In dit verband, en in overeenstemming met het werkprogramma dat is vastgesteld in het Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie, heeft de AAD&A sinds 15 maart 2021 ICS2 uitgerold om een ENS te verzamelen ingediend door de aangewezen aanbieder voor goederen via luchtvervoer.
§20. Het indienen van een ENS via ICS2 is verplicht sinds 1 oktober 2021 voor postzendingen via luchtvervoer.
§21. Het indienen van een ENS via ICS2 voor postzendingen die over zee, over de weg of per spoor worden vervoerd, wordt verplicht vanaf 1 maart 2024 (zoals bepaald in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de invoering van versie 3 van het systeem zoals opgenomen in artikel 182, lid 1, DWU IA).
§22. De verschillende termijnen voor het indienen van de ENS zijn opgenomen in de artikelen 105 t.e.m. 111 DWU DA, naargelang van de gebruikte vervoerswijze. Voor postzendingen via luchtvervoer in het bijzonder, dient de aangewezen aanbieder ten minste de minimale ENS-gegevensset zo spoedig mogelijk in en uiterlijk voordat de goederen in het vliegtuig worden geladen waarmee zij het douanegebied van de Unie zullen worden binnengebracht, overeenkomstig artikel 106, lid 2 DWU DA. Tot de uitrol van fase 2 van ICS2 wordt deze minimale ENS-gegevensset gelijkgesteld met de volledige summiere aangifte bij binnenkomst voor goederen in postzendingen met een eindbestemming in een lidstaat (artikel 106, lid 4 DWU DA).
§23. Vanaf de uitrol van fase 2 van ICS2 zijn de bepalingen van artikel 106, lid 3 DWU DA van toepassing, dit impliceert de indiening van een volledige ENS. De uitvoeringsperiode van fase 2 van ICS2 loopt van 1/03/2023 tot 2/10/2023.
§24. Niet-Uniegoederen die bestemd zijn om op de markt van de Unie te worden gebracht of bestemd zijn voor particulier gebruik of consumptie binnen het douanegebied van de Unie, worden geplaatst onder de regeling in het vrije verkeer brengen, zoals bepaald in artikel 201 DWU.
§25. Overeenkomstig artikel 201, lid 2 DWU omvat het in het vrije verkeer brengen het volgende:
a) De inning van verschuldigde invoerrechten;
b) De inning, voor zover van toepassing, van andere heffingen, overeenkomstig de relevante voorschriften met betrekking tot de inning van deze heffingen;
c) De toepassing van handelspolitieke maatregelen en verboden en beperkingen voor zover deze niet in een eerder stadium moeten worden toegepast, en;
d) De vervulling van de andere formaliteiten voor de invoer van de goederen.
Door het in het vrije verkeer brengen verkrijgen niet-Uniegoederen de douanestatus van Uniegoederen, zoals bepaald in artikel 201, lid 3 DWU.
Voor deze goederen moet een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling in het vrije verkeer brengen worden gedaan, zoals bepaald in artikel 158, lid 1 DWU.
§26. Bij de indiening van een douaneaangifte, voor de plaatsing onder de regeling in het vrije verkeer brengen, van goederen met een waarde van ten hoogste 1.000 EUR die zich in postzendingen bevinden, moet met het volgende rekening worden gehouden:
§27. In België is de aangewezen aanbieder de enige die een douaneaangifte H6 mag indienen. Daardoor treedt hij in dit verband op als douanevertegenwoordiger.
§28. Het is belangrijk erop te wijzen dat het gebruik van een douaneaangifte H6 facultatief is voor de aangewezen aanbieder en dat hij het recht of de plicht heeft om een ander type toegestane douaneaangifte in te dienen (bijvoorbeeld een douaneaangifte H1 of H7), afhankelijk van de feitelijke omstandigheden.
§29. In elk geval, voor postzendingen die goederen bevatten met een waarde van meer dan 1.000 EUR en/of onderworpen zijn aan verboden of beperkingen, is de indiening van een douaneaangifte H1 of I1 verplicht.
§30. De verschillende douaneaangiften die in IDMS worden gebruikt om postzendingen in het vrije verkeer te brengen, zijn de douaneaangiften H7, H6, H1 en I1. Deze worden hierna besproken.
§31. Voor goederen in een postzendingen, met een intrinsieke waarde van minder dan of gelijk aan 150 EUR, gelden de regels zoals opgenomen in de ‘Circulaire 2021/C/58 betreffende de invoer en uitvoer van zendingen met een geringe waarde in het kader van e-commerce’, meer specifiek de bepalingen van hoofdstuk 2.
§32. Sinds 1 juli 2021 heeft de aangewezen aanbieder de mogelijkheid om deze zendingen aan te geven door middel van een douaneaangifte H7, zoals bepaald in artikel 143 bis DWU DA.
§33. Het gebruik van de douaneaangifte H7 is uitsluitend voorbehouden voor de plaatsing van goederen onder de douaneregeling ‘40 00’ (gelijktijdige aangifte voor het vrije verkeer en ten verbruik van goederen met betaling in België of vrijstelling in België). Om in aanmerking te komen voor vrijstelling van rechten mogen de betreffende goederen niet onderworpen zijn aan verboden of beperkingen en moeten ze voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 23 en 25 van de Verordening DV.
§34. Van zodra de douaneaangifte H6 binnen IDMS in werking treedt, kan de aangewezen aanbieder postzendingen met een waarde van minder dan of gelijk aan 1.000 EUR aangeven voor het vrije verkeer met een douaneaangifte met de beperkte gegevensset H6, zoals bepaald in artikel 144 DWU DA. De beperkte gegevensset H6 is opgenomen in Bijlage B DWU DA.
§35. Net als voor de douaneaangifte H7 kan de douaneaangifte H6 niet gebruikt worden voor goederen die zijn onderworpen aan verboden of beperkingen. Bovendien zijn de douaneregelingen 42 en 63 niet mogelijk via de douaneaangifte H6.
§36. Voor postzendingen met een waarde van meer dan 1.000 EUR of goederen in postzendingen die niet kunnen worden aangegeven met een douaneaangiften H7 of H6 (zie de voorwaarden in punt 4.1 en 4.2), moet de aangewezen aanbieder een douaneaangifte H1 of I1 in IDMS invoeren.
LET OP:
§37. Het GE 14 03 039 000 (‘Soort belasting’) is niet beschikbaar in de douaneaangiften H6 en H7. Bijgevolg is een douaneaangifte H1 verplicht voor goederen in postzendingen waarop rechten of belastingen, andere dan btw en invoerrechten, van toepassing zijn.
§ 38. In de onderstaande tabel worden de hierboven ontwikkelde concepten samengevat.
§39. Uniegoederen die het douanegebied van de Unie verlaten, worden onder de regeling uitvoer geplaatst, zoals bepaald in artikel 269, lid 1 DWU. Voor deze goederen moet een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling uitvoer worden ingevoerd, zoals bepaald in artikel 158, lid 1 DWU.
§40. Bij de uitvoer van postzendingen moet rekening worden gehouden met de onderstaande situaties:
§41. Artikel 140, lid 1, d) DWU DA bepaalt dat goederen die deel uitmaken van een postzending waarvan de waarde niet meer dan 1.000 EUR bedraagt en die niet aan uitvoerrechten zijn onderworpen, geacht te zijn aangegeven voor uitvoer door de enkele overschrijding van de grens van het douanegebied van de Unie.
§42. In het algemeen gaan goederen (die niet worden vervoerd krachtens de Akten van de UPU) die het douanegebied van de Unie gaan verlaten, vergezeld van een aangifte vóór vertrek die binnen een specifieke termijn bij het bevoegde douanekantoor wordt ingediend voordat de goederen uit het douanegebied van de Unie worden gebracht, zoals bepaald in artikel 263 DWU.
§43. Voor postzendingen wordt afgezien van de verplichting om een aangifte vóór vertrek in te dienen, ongeacht de waarde van de zending (op voorwaarde dat deze goederen worden vervoerd krachtens de Akten van de UPU) (artikel 245, lid1, d) DWU DA).
§44. De ‘regeling douanevervoer onder het poststelsel’ kan worden gebruikt voor het vervoer van goederen (in postzendingen) binnen het douanegebied van de Unie onder de regeling extern douanevervoer (artikel 226, lid 3, f) DWU) en de regeling intern douanevervoer (artikel 227, lid 2 f) DWU).
§45. In het vorige lid vermelde artikelen bepalen dat de regeling douanevervoer voor postzendingen alleen kan worden toegepast op het vervoer van goederen die overeenkomstig de voorschriften van de UPU per post worden verzonden en deze goederen worden vervoerd door een binnen de Unie aangewezen aanbieder of voor zijn rekening. Wanneer de vervoerdienst wordt uitbesteed (hetzij door een vervoerder, hetzij door een buiten de Unie aangewezen aanbieder), moet de aangewezen aanbieder die houder is van de regeling douanevervoer onder het poststelsel duidelijk identificeerbaar zijn, bijvoorbeeld door een uitdrukkelijke vermelding op de vervoerdocumenten.
§46. Wanneer postzendingen die bestemd zijn om onder de regeling douanevervoer in het douanegebied van de Unie te worden vervoerd, niet worden afgeleverd bij de aangewezen aanbieder of zijn onderaannemer in het land van doorvoer, maar in plaats daarvan in dat land door een particuliere marktdeelnemer worden vervoerd, is de regeling douanevervoer onder het poststelsel uitgesloten en moet gebruik worden gemaakt van de andere regelingen douanevervoer (bijvoorbeeld Uniedouanevervoer met een NCTS-aangifte).
§47. Wanneer goederen binnen het douanegebied van de Unie worden vervoerd onder de regeling douanevervoer onder het poststelsel, wordt het douanegebied van de Unie, voor de doeleinden van dat vervoer, beschouwd als één enkel gebied, zoals bepaald in artikel 228 DWU. Een aangewezen postaanbieder van één lidstaat kan dus gebruikmaken van de regeling douanevervoer onder het poststelsel om goederen over het gehele douanegebied van de Unie te vervoeren. Dit betekent dat een aangewezen aanbieder van een lidstaat het vervoer van postzendingen onder de regeling douanevervoer onder het poststelsel over de nationale grenzen maar binnen de Unie kan overnemen. Deze aangewezen aanbieder kan als alternatief, maar zonder daartoe verplicht te zijn, de bezorging van de zending onder de regeling douanevervoer onder het poststelsel overdragen aan een andere aangewezen aanbieder in een lidstaat van doorvoer of van bestemming.
§48. De andere wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op goederen die door de aangewezen aanbieder onder de regeling douanevervoer worden vervoerd, zijn opgenomen in de artikelen 288 t.e.m. 290 DWU IA.
§49. Wanneer niet-Uniegoederen onder de regeling extern douanevervoer onder het poststelsel worden vervoerd tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie, moeten de postzendingen en de begeleidende documenten voorzien zijn van een geel etiket dat overeenstemt met het model dat in Bijlage II is opgenomen, zoals bepaald in artikel 288 DWU IA. Indien een postzak of postcontainer gesloten is en meerdere postzendingen bevat, is het voldoende een geel etiket op de buitenverpakking aan te brengen. Als de postzak of postcontainer geopend is, of gesloten zonder beveiliging, moet elk item afzonderlijk worden geëtiketteerd. Bovendien moet dit etiket ook worden aangebracht op de verzendnota[vi] van deze postzendingen. Op postpakketten voorzien van een CN22 of CN23 moet ook een geel etiket worden aangebracht. Indien het gele etiket ontbreekt en er geen andere aanwijzingen zijn dat het om niet-Uniegoederen gaat, zullen de goederen als Uniegoederen worden behandeld..
§50. Zoals bepaald in artikel 289 DWU IA moet, wanneer een postzending zowel Unie- als niet-Uniegoederen bevat, die zending en elk begeleidend document voorzien zijn van een geel etiket. Voor Uniegoederen kan het bewijs van de douanestatus (T2L of een verwijzing naar de MRN als bewijsmiddel) aan de zending worden gehecht of apart naar de aangewezen aanbieder van bestemming worden toegezonden. Indien dit bewijs afzonderlijk aan de aangewezen aanbieder van bestemming wordt toegezonden, moet de aangewezen aanbieder het bewijs van de douanestatus samen met de zending bij het douanekantoor van bestemming aanbrengen. Als het bewijs van de Unie-status van de goederen aan de postzending is gehecht, moet dit duidelijk op de buitenkant van de zending worden vermeld. Het bewijs (T2L) van de Uniestatus van de goederen kan ook achteraf worden afgegeven.
§51. Voor postzendingen die onder de regeling intern douanevervoer in bijzondere situaties worden vervoerd, voorziet artikel 290 DWU IA de volgende regels:
§52. De douaneautoriteiten oefenen toezicht uit op de correcte toepassing van de regeling douanevervoer van postzendingen. Daartoe is het noodzakelijk dat de douaneautoriteiten op nationaal vlak samen met de aangewezen aanbieder de nodige maatregelen treffen om te zorgen voor een vlotte, solide, controleerbare, strikte en correcte toepassing van de regeling douanevervoer van postzendingen. Deze maatregelen moeten onder meer het volgende bevatten:
§53. De douaneautoriteiten oefenen er toezicht op uit dat de aangewezen aanbieder zijn activiteiten organiseert met een strikte scheiding tussen de UPU-goederenstroom en de niet-UPU-goederenstroom. De regeling douanevervoer onder het poststelsel is verboden voor de niet-UPU-goederenstroom.
§54. De douaneautoriteiten oefenen er toezicht op uit dat de plaats waar de regeling douanevervoer onder het poststelsel begint en waar de etiketten worden aangebracht zich op een redelijke afstand bevindt van de plaats van binnenkomst in de EU. Deze afstand kan variëren naar gelang van de plaatselijke situatie, maar mag niet meer dan 5 km bedragen. Wanneer deze plaats zich niet precies op de plaats van binnenkomst bevindt, moeten de douaneautoriteiten alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de integriteit van deze postzendingen tussen de plaats van binnenkomst en het desbetreffende uitwisselingskantoor behouden blijft. Dit kan door het aanbrengen van een zegel door de douaneautoriteiten of de aangewezen aanbieder of door het verzenden en beheren van elektronische berichten. Het is ook toegestaan etiketten aan te brengen voordat de zending in de Unie binnenkomt.
§55. De douaneautoriteiten oefenen er toezicht op uit dat de Europese douanewetgeving en de nationale wetgeving correct worden toegepast bij de verrichtingen van de ETOE die in België zijn gevestigd en die over de vereiste BIPT-vergunning beschikken. De douaneautoriteiten moeten toezicht uitoefenen met name op de naleving van de douanewetgeving bij het vervoer van niet-EU-goederen. Indien van toepassing, moeten zij nagaan of de bepalingen betreffende de regeling douanevervoer onder het poststelsel correct wordt toegepast in het kader van het verkeer tussen de ETOE en de infrastructuur van de aangewezen nationale aanbieder.
§56. De aangewezen aanbieder treedt op als douanevertegenwoordiger en dient de douaneautoriteiten op hun verzoek en binnen de eventueel vastgestelde termijnen in de passende vorm alle nodige bescheiden en inlichtingen te verstrekken en deze autoriteiten alle nodige bijstand te verlenen voor het vervullen van deze formaliteiten of controles, zoals bepaald in artikel 15, lid 1 DWU.
§57. Artikel 15, lid 2 DWU stelt dat de aangewezen aanbieder die een douaneaangifte, een ENS of een EXS bij de douaneautoriteiten indient, de aansprakelijkheid aanvaardt voor al het volgende:
a) De juistheid en volledigheid van de in de aangifte verstrekte inlichtingen;
b) De echtheid, juistheid en geldigheid van de stukken ter staving van de aangifte;
c) In voorkomend geval, het nakomen van alle verplichtingen inzake de plaatsing van de betreffende goederen onder een douaneregeling of het verrichten van toegestane handelingen.
§58. Een aangewezen aanbieder in zijn hoedanigheid van douanevertegenwoordiger dient in zijn contact met de douaneautoriteiten te verklaren dat hij voor rekening van de vertegenwoordigde persoon handelt, en aan te geven of het een directe dan wel indirecte vertegenwoordiging betreft, zoals bepaald in artikel 19 DWU.
Een aangewezen aanbieder die niet verklaart te handelen als douanevertegenwoordiger of die verklaart als douanevertegenwoordiger te handelen zonder dat hij vertegenwoordigingsbevoegdheid bezit, wordt geacht in eigen naam en voor eigen rekening te handelen, zoals bepaald in artikel 19, lid 1 DWU.
§59. De douaneautoriteiten kunnen van de aangewezen postaanbieder, die verklaart als douanevertegenwoordiger te handelen, eisen dat hij bewijst dat hem door de vertegenwoordigde persoon vertegenwoordigingsbevoegdheid is verleend, zoals bepaald in artikel 19, lid 2 DWU.
§60. De douaneautoriteiten leggen een als douanevertegenwoordiger handelend persoon die regelmatig handelingen en formaliteiten vervult, niet de verplichting op om iedere keer een bewijs van vertegenwoordigingsbevoegdheid over te leggen, mits de betrokken persoon in staat is dat bewijs over te leggen wanneer de douaneautoriteiten daarom verzoeken, zoals bepaald in artikel 19, lid 3 DWU.
§61. De aangewezen aanbieder in zijn hoedanigheid van douanevertegenwoordiger is ook onderworpen aan de bepalingen zoals opgenomen in de artikelen 127 t.e.m. 137 AWDA.
§62. De Instructie Postzendingen 2012 (D.I. 525.11 - enkel voor intern gebruik) wordt opgeheven en vervangen door deze circulaire voor wat de wettelijke bepalingen betreft.
Voor de Administrateur generaal,
Jo Lemaire
Adviseur generaal
Interne referentie: D.D. 017.748 / D.I. 525.11
CN23 recto
CN23 verso
Kleur: zwarte letters op een gele ondergrond.
Kleur: zwarte letters op een gele ondergrond.
[i] Koninklijk besluit van 30 juli 2022 tot goedkeuring van het zevende beheerscontract tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost voor de periode 2022-2026
[ii] Overlegcomité WDO-UPU: https://www.wcoomd.org/fr/wco-working-bodies/procedures_and_facilitation/upu_wco_contact_committee.aspx
[iii] M-zak: een stevige, juten zak. Een M-zak mag tot 27 kg wegen. Voor verzending naar het Verenigd Koninkrijk, IJsland, Kazakhstan en Oezbekistan is het maximale gewicht 20 kg. De M-zak kan worden verstrekt door de aangewezen aanbieder of kan afkomstig zijn van de afzender (bron bpost).
[iv] Zie voor dit punt ook de bepalingen inzake de regeling douanevervoer onder het poststelsel in het Handboek Douanevervoer (versie 2021: punt I.4.2.6.). Dit handboek biedt een geharmoniseerde interpretatie van de regelgeving op het gebied van douanevervoer. De strikte toepassing ervan wordt sterk aanbevolen.
[v] De term ‘regeling douanevervoer onder het poststelsel’ wordt gemakshalve gebruikt in het Handboek Douanevervoer (deze term is niet opgenomen in het DWU).
[vi] De CP71 verzendnota bevat (post-)informatie voor de geadresseerde en de post van bestemming. Dit omvat bijvoorbeeld het formulier waarop de handtekening van de geadresseerde en de leveringsdatum worden verzameld, de instructies van de afzender in geval van niet-levering en de verzekerde waarde.
[vii] Met ‘land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer’ worden de andere landen (buiten de Unie) bedoeld die zijn aangesloten bij de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987.
Bron: Fisconetplus