De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 17/03/2022 de Circulaire 2022/C/30 betreffende munten die als verzamelobject worden beschouwd.
Deze circulaire handelt over munten die als verzamelobject worden beschouwd waarvoor de vrijstelling van artikel 44, § 3, 9°, van het Btw-Wetboek niet geldt.
Artikel 44, § 3, 9°, van het Btw-Wetboek bepaalt dat van de belasting is vrijgesteld: "handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn, met uitzondering van munten en biljetten die als verzamelobject worden beschouwd; als zodanig worden beschouwd gouden, zilveren of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten, die normaliter niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of die een numismatische waarde hebben".
Deze bepaling, als zodanig ingevoegd in het Btw-Wetboek door artikel 50 van de wet van 28.12.1992 (BS 31.12.1992) tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten, vormt de letterlijke omzetting van artikel 135, lid 1, e) van richtlijn 2006/112/EG (voorheen artikel 13, B, d), 4 van de Zesde Richtlijn).
Munten en biljetten die als verzamelobject worden beschouwd, worden uitdrukkelijk van de vrijstelling uitgesloten.
Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de bewoordingen waarin de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn zijn omschreven, strikt moeten worden uitgelegd aangezien deze vrijstellingen afwijken van het algemene beginsel dat btw wordt geheven over elke dienst die door een belastingplichtige onder bezwarende titel wordt verricht (zie arrest BGŻ Leasing, C‑224/11, punt 56 en arrest Aspiro, C-40/15 van 17.03.2016, punt 20) en dat bijgevolg aan de uitzonderingen op dergelijke bepaling een ruime uitlegging moet worden gegeven (zie arrest AXA, C-175/09 van 28.10.2010, punt 30 en arrest MKG-Kraftfahrzeuge-Factoring, C-305/01 van 26.06.2003, punten 72, 73 en 75).
Het begrip 'verzamelobject' wordt uitdrukkelijk door artikel 44, § 3, 9°, van het Btw-Wetboek en artikel 135, lid 1, e), van richtlijn 2006/112/EG omschreven als:
gouden, zilveren of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten, die:
- normaliter niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt, OF
- een numismatische waarde hebben.
Munten of biljetten die aan één van deze twee criteria (of beide) beantwoorden, worden bijgevolg voor de toepassing van artikel 44, § 3, 9°, van het Btw-Wetboek als verzamelobject beschouwd, ook al gelden ze in een bepaald land of in bepaalde landen als wettig betaalmiddel.
Ter illustratie volgen hieronder twee voorbeelden inzake muntstukken waarbij de verkoop door een belastingplichtige de vrijstelling van artikel 44, § 3, 9°, van het Btw-Wetboek niet kan genieten:
a. Voorbeeld betreffende munten die interessant zijn voor verzamelaars:
De verkoop door een belastingplichtige (bijv. via een webshop) van muntstukken (onder andere 2 euro muntstukken) met een bijzonder ontwerp of een beperkte oplage, of andere kenmerken die ze interessant maken bij verzamelaars, tegen een prijs die boven de nominale waarde ligt (gewoonlijk een veelvoud daarvan), getuigt van hun numismatische waarde en/of het feit dat ze normaliter niet als wettelijke betaalmiddel worden gebruikt, zodat ze dienen te worden aangemerkt als verzamelobject in de zin van artikel 44, § 3, 9°, van het Btw-Wetboek.
De modale koper zal in principe immers geen prijs betalen die hoger is dan de nominale waarde (vaak een veelvoud daarvan), om de munten vervolgens als betaalmiddel te gebruiken tegen de nominale waarde. Dergelijke munten vertonen doorgaans één of meerdere van volgende kenmerken (niet-limitatieve lijst):
- ze worden aangeboden in een speciale verpakking (bijv. coincard)
- ze worden aangeboden in een set
- ze hebben een bepaalde kwaliteit (FDC ('fleur de coin'), UB, Proof, …)
- ze zijn voor omloop geslagen, maar niet in omloop gebracht (UNC)
- ze worden in edelmetaal (1) geslagen
- de nominale waarde wijkt af van de gebruikelijke nominale waarde (bijv. stukken met een nominale waarde van 2,5 euro of 10 euro).
b. Voorbeeld betreffende munten zonder numismatische waarde die normaliter niet als wettig betaalmiddel gebruikt worden:
In edelmetaal (1) geslagen munten die een wettig betaalmiddel zijn in hun land van oorsprong, maar normaliter niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt, worden als verzamelobject in de zin van artikel 44, § 3, 9°, van het Btw-Wetboek beschouwd. Het is daarbij irrelevant dat de munten in kwestie:
- geen numismatische waarde hebben
- in grote oplagen worden aangeboden op de wereldmarkten
- niet geslagen zijn naar aanleiding van een bijzondere historische gebeurtenis
- worden verhandeld in tubes of koffers en niet in een hiervoor ontworpen speciale verpakking.
(1) Er wordt evenwel gewezen op de in artikel 44bis van het Btw-Wetboek vervatte vrijstelling ten aanzien van gouden munten die overeenkomstig artikel 1, § 8, van het Btw-Wetboek als beleggingsgoud worden beschouwd (zie aanschrijving nr. 3 van 12.10.2000).
Interne ref.: 138.959
Bron: Fisconetplus