De Algemene Administratie van Douane en Accijnzen publiceerde op 31/03/2022 de circulaire Circulaire 2022/C/32 betreffende de Verificatie.
I.2. Draagwijdte van deze circulaire
II. Definitie douanecontroles en verificatie
III. Heffingen en kosten douanecontroles
IV. Controle van de bescheiden
IV.1. Verstrekking van inlichtingen en bescheiden aan de douaneautoriteiten
IV.2. Bewaren van bescheiden en overige gegevens
V.1. Aard van de douanecontroles en risicobeheer
V.2. Samenwerking met andere controleautoriteiten
V.3. Verificatie en vrijgave van goederen
V.3.1.1. Verificatie van een douaneaangifte
V.3.1.2. Onderzoek en monsterneming van goederen
V.3.1.3. Gedeeltelijk onderzoek en monsterneming van goederen
V.3.1.4. Resultaten van de verificatie
V.3.1.5. Bijzondere bepalingen betreffende accijnsgoederen
V.3.2. Vrijgave van de goederen
VI. Relevante werkmethoden (enkel intern)
De wetteksten waarnaar in deze circulaire wordt verwezen, worden aangeduid met de volgende afkortingen:
DWU: douanewetboek van de Unie, gepubliceerd in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PBEU L 269 van 10 oktober 2013).
Link: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32013R0952&from=NL
DWU IA: uitvoeringshandelingen van het douanewetboek van de Unie, opgenomen in de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PBEU L 343 van 29 december 2015).
Link: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32015R2447&from=NL
Noot: waar in citaten uit het DWU IA wordt verwezen naar ‘het wetboek’ wordt bedoeld, het Douanewetboek van de Unie (DWU).
AWDA: Algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977.
Link: http://www.ejustice.just.fgov.be/img_l/pdf/1977/07/18/1977071850_N.pdf
(Geconsolideerde versie).
MB: Ministeriële Besluit:
- Ministerieel Besluit tot vaststelling van de retributies voor bijzondere prestaties van de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen van 8 april 2014 (B.S. van 24 juni 2014).
Link: http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2014/04/08/2014003146/justel
1. Deze circulaire geeft duiding over de rechten en plichten van zowel de aangever als de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen (AAD&A) indien wordt geverifieerd of de gegevens van een douaneaangifte correct zijn.
2. De toepasselijke wettelijke bepalingen worden systematisch overlopen en waar nodig voorzien van de nodige commentaar.
3. Overeenkomstig artikel 5, 2. a) van het DWU wordt onder douanewetgeving verstaan: het geheel van wetgeving bestaande uit het wetboek en de op niveau van de Unie of op nationaal niveau vastgestelde bepalingen ter aanvulling of uitvoering ervan.
4. De Uniewetgeving die in deze circulaire wordt behandeld is afkomstig van het DWU en het DWU IA.
5. De nationale wetgeving die in deze circulaire wordt behandeld, is afkomstig van de AWDA en van bepaalde Koninklijke en Ministeriële besluiten ter uitvoering daarvan.
6. De accijnswetgeving wordt niet behandeld in deze circulaire. Het is dan ook mogelijk dat er voor specifieke accijnscontroles bepalingen gelden die afwijken van die opgenomen in deze circulaire. Onder punt VI. 3.1.5 zijn wel enkele bepalingen opgenomen voor gevallen waar de accijnsdocumenten gelijktijdig met de douaneaangiften worden aangeboden.
7. In deze circulaire worden eerst een aantal wettelijke bepalingen vermeld die betrekking hebben op alle douanecontroles. Daarna worden de algemene wettelijke bepalingen inzake aan een douaneaangifte gebonden goederencontroles nader toegelicht. De in deze circulaire opgenomen wettelijke bepalingen zijn daarom van toepassing op alle goederen en dit ongeacht de douaneregeling en de soort aangifte (standaard of vereenvoudigd).
8. Douanecontroles die specifiek betrekking hebben op de tijdelijke opslag, op één douaneregeling of op één vereenvoudigde aangifteprocedure zullen opgenomen worden in de circulaires die specifiek over deze materies handelen. Voorbeelden hiervan zijn:
- De controlebepalingen opgenomen in art 39 DWU betreffende geautoriseerde marktdeelnemers (AEO) en de eventuele commentaar daarop zijn opgenomen in de Circulaire 2019/C/77 betreffende de AEO-vergunning;
- De controlebepalingen betreffende de inschrijving in de administratie van de aangever opgenomen in art 182 DWU en 233 DWU IA (controleprogramma) zijn opgenomen in de Circulaire 2021/C/23 betreffende de inschrijving in de administratie van de aangever (EIDR);
- De controlebepalingen betreffende het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie en de tijdelijke opslag van goederen, opgenomen in art 134 e.v. DWU, zijn opgenomen in de Circulaire 2017/C/42 betreffende het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Unie – Tijdelijke opslag van goederen;
- De controlebepalingen betreffende de plaatsing van goederen onder de regeling van actieve veredeling, opgenomen in artikel 211 e.v. DWU zijn uitgelegd in de Circulaire 2019/C/120 betreffende actieve veredeling.
9. Specifieke douanecontroles die betrekking hebben op specifieke goederen, bijvoorbeeld landbouwgoederen en goederen waarop niet-fiscale wetgeving (zoals bv CITES, afval, …) van toepassing is, worden in deze circulaire niet behandeld.
Commentaar
10. Voor een algemene praktische aanpak wordt verwezen naar de bestaande werkmethoden rond verificatie, in eerste instantie Werkfiche: verificatie deel 1 en Werkfiche: Verificatie deel 2. Een up-to-date overzicht van alle werkmethoden is ook te vinden op de intranetpagina van de AAD&A, onder Werkondersteuning > Werkmethodes – Werkfiches > Link naar het publicatieportaal.
Een omvattender overzicht van de praktische kant van de verificatie zal te vinden zijn in het Handboek Verificatie, dat momenteel in ontwikkeling is.
11. De definitie van douanecontroles is te vinden in artikel. 5, 3. DWU. In deze definitie wordt aangegeven voor welke specifieke handelingen de douane controlebevoegdheden kreeg toegewezen door het DWU.
Het gaat met andere woorden om handelingen die erop gericht zijn te controleren of de wetten rond in- en uitvoer en de douaneregelingen worden gerespecteerd.
12. Lid 1 van artikel 46 van het DWU betreffende risicobeheer en douanecontroles gaat enigszins dieper in op wat deze handelingen zoal kunnen omvatten: controle van de goederen, monsterneming, verificatie van de informatie in de aangifte, controle van de documenten, onderzoek van de boekhouding, controle van vervoermiddelen, bagagecontrole en meer.
13. Artikel 188 van het DWU betreffende de verificatie van een douaneaangifte bepaalt dan weer wat de douane kan doen tijdens een verificatie:
14. Uit het voorgaande kan besloten worden dat de verificatie eigenlijk een soort douanecontrole is, die specifiek is gericht op het nagaan of de informatie in de douaneaangifte correct en volledig is. Er moet dus eerst een aangifte gebeuren, wil een verificatie kunnen plaatsvinden. Een verificatie kan dus logischerwijze ook een onderzoek van de goederen omvatten, aangezien dit vaak de enige mogelijkheid is om zich ervan te vergewissen dat de goederen in de zending overeenkomen met de informatie in de beschikbare documenten.
Wettelijke bepalingen
15. In artikel 52, 1. DWU is voorzien dat de douaneautoriteiten voor het verrichten van douanecontroles in principe geen kosten aanrekenen. In lid 2 van dat artikel zijn de gevallen opgesomd waarin de douane wel een heffing kan opleggen of kosten in rekening kan brengen.
16. Op nationaal vlak is art. 17, §1 van de AWDA van toepassing. Dit artikel bepaalt in welke van de in art. 52, 2. van het DWU opgenomen gevallen de AAD&A een retributie heft.
Ter uitvoering van dit artikel werd het Ministerieel Besluit tot vaststelling van de retributies voor bijzondere prestaties van de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen van 8 april 2014 uitgevaardigd (B.S. van 24 juni 2014).
Commentaar
17. Het hierboven vermelde MB legt specifiek vast wat met bijzondere prestaties wordt bedoeld, hoe deze dienen te worden aangevraagd en hoe de retributies exact worden berekend. De administratieve bepalingen wat betreft de toepassing van dit MB alsmede de tekst van dit MB zijn opgenomen in de Instructie Retributies 2014 (D.I. 587.11). Deze instructie vat de bepalingen in het MB samen en verduidelijkt:
- de definities van ‘bijzondere prestaties’, ‘schuldenaar van de retributie’, ‘meedelen van een opdracht aan de ambtenaren’, ‘vrijgave van de goederen voor een douane- of accijnsregeling’, ‘mededelen van een herhaalde opdracht aan de ambtenaren’, ‘vaste post’, ‘toezicht van de douaneautoriteiten’, ‘douanecontroles’ en ‘prestaties inzake accijnzen’;
- het voorwerp van de regeling, nl. voor welke prestaties er al dan niet retributies worden aangerekend;
- wie en wat als schuldenaar wordt beschouwd;
- het tarief van de retributies, en de berekening en inning ervan;
- hoe de aanvraag van de bijzondere prestaties dient te gebeuren; en
- hoe de toepassing verloopt in hulpkantoren met en zonder shiftregeling.
De gevallen opgenomen in art. 52, 2. b, c en d worden in België niet toegepast.
Wettelijke bepalingen
18. Bij de controle van een douaneaangifte kan een goederencontrole plaatsvinden maar is een controle van de bijhorende bescheiden primordiaal. In de omgangstaal spreken we vaker over documenten in plaats van bescheiden, maar de betekenis is dezelfde.
In artikel 15 DWU is daartoe voorzien dat ieder die direct of indirect betrokken is bij het vervullen van de douaneformaliteiten of douanecontroles, de douaneautoriteiten, op hun verzoek en binnen de eventueel vastgestelde termijnen,
- alle nodige documenten en inlichtingen dient te verstrekken, en
- de douaneautoriteiten alle nodige bijstand moet verlenen voor het vervullen van deze formaliteiten of controles.
Daarnaast bepaalt lid 2 van hetzelfde artikel dat de aangever, en indien van toepassing zijn douanevertegenwoordiger die een douaneaangifte indient, verantwoordelijk is voor de juistheid en de volledigheid van zijn aangifte en de echtheid, juistheid, en geldigheid van de stukken ter staving van die aangifte.
19. De bepalingen zijn nationaal verder uitgewerkt in de artikelen 201, §1 en §2 en 203, §1 en §2 AWDA:
- Bij de douaneaangifte moeten de factuur en alle andere documenten die nodig zijn voor de betrokken douaneregeling worden toegevoegd (art. 201, §1 AWDA);
- de ambtenaar die het verzoek maakt tot overlegging van andere documenten dan deze bedoeld in paragraaf 1, moet een ambtenaar van de AAD&A zijn met ten minste de graad van financieel deskundige (art. 201, §2 AWDA);
- wanneer de ambtenaren van de douane en accijnzen het vorderen, moeten alle andere personen die rechtstreeks of onrechtstreeks bij de invoer of de uitvoer van goederen belang hebben inzage verlenen in die stukken, waarvan dat noodzakelijk wordt geacht (art. 203, §1 AWDA);
- de ambtenaren van de AAD&A kunnen ook afschriften of kopieën onder de door hen gewenste vorm eisen van die stukken, zolang ze daarvan een inventaris opmaken en een door hen ondertekend afschrift daarvan aan de eigenaar of de houder bezorgen (art. 203, §2 AWDA).
20. Artikel 163 DWU bepaalt dat bewijsstukken voor standaarddouaneaangiften, niet meer samen met de aangifte aan de douane moeten worden voorgelegd (in tegenstelling tot art. 201 AWDA). Ze moeten echter wel in het bezit zijn van de aangever en ter beschikking staan van de douane op het tijdstip dat de aangifte wordt ingediend.
Commentaar
21. Wat betreft artikelen 201 en 203 AWDA, kunnen we opmerken dat, overeenkomstig het DWU, voortaan alle contacten tussen de douane en de marktdeelnemers elektronisch moeten verlopen. Daartoe moet de douane voor douanedoeleinden rechtstreeks toegang hebben tot de handelsboekhouding of de douanegeschriften van de marktdeelnemer die houder is van een douanevergunning of die een douaneaangifte heeft ingediend (zie ook cijfer 23 hierna).
22. Wat het hiervoor aangehaalde artikel 163 DWU betreft wordt er nog eens op gewezen dat deze bepaling enkel geldt voor standaarddouaneaangiften, en dus niet voor douaneaangiften die:
- ingediend worden via de inschrijving in de administratie van de aangever, of
- mondeling, of
- via een andere handeling.
In België moet elke douanevertegenwoordiger die een standaarddouaneaangifte indient, verplicht zelf instaan voor de archivering van de bewijsstukken die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven (zie ook 23 hierna).
23. Er zijn geen verdere wettelijke bepalingen gemaakt ter uitvoering van de bepalingen van artikel 201 AWDA.
Wettelijke bepalingen
24. De betrokken persoon moet de in artikel 15, 1. DWU bedoelde bescheiden met het oog op douanecontroles ten minste drie jaar bewaren, op een manier die toegankelijk en aanvaardbaar is voor de douaneautoriteiten. . Deze termijn begint:
- aan het einde van het jaar waarin het douanetoezicht op de goederen is opgeheven, voor goederen die, op grond van hun bijzondere bestemming, vrij van rechten of met een verlaagd invoerrecht in het vrije verkeer zijn gebracht;
- aan het einde van het jaar waarin de douaneaangifte voor het vrije verkeer of de aangifte ten uitvoer is aanvaard, voor goederen die niet op bovenstaande manier in het vrije verkeer zijn gebracht of die ten uitvoer zijn aangegeven; op het einde van het jaar waarin de douaneregeling is gezuiverd of de tijdelijke opslag is beëindigd, voor goederen die onder een andere douaneregeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst (art. 51, 1. DWU).
Als uit een controle i.v.m. douaneschuld blijkt dat de boeking in kwestie moet worden herzien en de betrokkene hiervan is geïnformeerd, wordt de termijn met drie jaar verlengd. Is er een beroeps- of rechtsprocedure gestart, dan moeten de documenten en informatie tot het einde van deze procedure worden bewaard, ook als dit langer duurt dan de normale termijn (art. 51, 2. DWU).
25. In artikel 130 AWDA zijn hiervoor specifieke bepalingen opgenomen voor de douanevertegenwoordiger:
- welke documenten hij moet bewaren (§1);
- hoe lang hij deze moet bewaren (§2);
- dat hij gehouden is deze voor te leggen op het eerste verzoek van een ambtenaar met de graad van adviseur of ten minste de graad van attaché (§3); en
- welke strafbepalingen gelden bij weigering die stukken voor te leggen (§4).
Commentaar
26. Uit het voorgaande blijkt dus dat bescheiden voor douanecontroles drie jaar moeten bewaard worden op een manier die toegankelijk en aanvaardbaar is voor de AAD&A. Aangezien de communicatie tussen de aangever en de AAD&A volgens het DWU zoveel mogelijk elektronisch moet verlopen, houdt dit dus in dat de aangever deze bewijzen elektronisch moet bewaren en de AAD&A desgevallend toegang moet verlenen tot zijn geautomatiseerde boekhouding.
Dit belet niet dat er ook andere termijnen van toepassing kunnen zijn voor andere doeleinden dan douanecontroles die de marktdeelnemers gehouden zijn te respecteren. In de accijnswetgeving zijn er bijvoorbeeld ook specifieke termijnen opgenomen met betrekking tot het bijhouden van bescheiden en overige gegevens (registers, enz.). Deze zijn niet meteen verbonden aan een douaneaangifte, maar zijn meer algemeen opgesteld.
Wettelijke bepalingen
27. Artikel 46 DWU bepaalt twee zaken:
- de aard van de goederencontroles die de douane kan uitvoeren (1.), namelijk:
- dat deze controles hoofzakelijk moeten gebaseerd zijn op risicoanalyse, tenzij het om steekproefcontroles gaat (2.).
De volgende leden (3. tot en met 7.) van het artikel gaan verder in op de voorwaarden waaraan het risicobeheer van de douane moet voldoen, met aandacht voor de criteria die zijn vastgesteld op nationaal, Unie- en internationaal niveau.
28. Na de vrijgave van de goederen is er nog steeds een douanecontrole mogelijk. Behalve een controle van de documenten kan dit ook een onderzoek van de goederen en het nemen van monsters inhouden, zolang daartoe de mogelijkheid bestaat. Deze controles hoeven niet noodzakelijk bij de houder van de goederen of zijn vertegenwoordiger worden verricht. Ze kunnen ook bij elke persoon die beroepshalve direct of indirect bij deze transacties is betrokken en bij elke andere persoon die beroepshalve over die documenten beschikt, plaatsvinden (art. 48 DWU):
Commentaar
29. De bepalingen van deze controles na vrijgave zijn per douaneregeling vastgelegd. Zelfs bij het in het vrije verkeer brengen of het in het verbruik stellen betekent de vrijgave van de goederen niet dat deze automatisch ontsnappen aan elke douanecontrole. Zo voert de AAD&A controles na vrijgave van de goederen uit op goederen die met vrijstelling van rechten en belastingen bij invoer zijn toegelaten om na te gaan of de voorwaarden van de vrijstelling wel degelijk binnen de in de Uniewetgeving vastgelegde bepalingen zijn nageleefd.
Wettelijke bepalingen
30. Soms dienen dezelfde goederen onderworpen te worden aan andere controles door een andere bevoegde autoriteit dan de douaneautoriteit. In dat geval gebeurt dit, in de mate van het mogelijke, in nauwe samenwerking met de andere betrokken autoriteiten. Dit heeft tot gevolg dat gegevens en resultaten van controles zowel tussen de douane en de andere bevoegde diensten als met de Commissie kunnen worden uitgewisseld (art. 47 DWU):
Commentaar
31. Het betreft hier voornamelijk de controle van goederen waarvoor verbods- en beperkingsmaatregelen gelden bij het binnenbrengen, bij uitvoer en bij doorvoer.
Voor bepaalde goederen dient de controle door andere bevoegde autoriteiten te gebeuren vooraleer de goederen bij de douane onder een douaneregeling kunnen geplaatst worden. De resultaten van dergelijke controles worden door de bevoegde autoriteiten vermeld in daarvoor specifiek voorziene certificaten of vergunningen die gelden voor de invoer, uitvoer of doorvoer van die bepaalde goederen. De douane controleert of het afgegeven certificaat of de vergunning betrekking heeft op de aangeboden goederen, en gaat na of de goederen tot de gevraagde douaneregeling toegelaten kunnen worden op basis van de controleresultaten vermeld in die certificaten of vergunningen.
32. In dit hoofdstuk worden de verschillende mogelijkheden waarover de douane beschikt om over te gaan tot de verificatie van een door de douane aanvaarde douaneaangifte toegelicht. Ook de rechten en plichten van zowel de douane als de aangever bij deze verificatie komen aan bod.
33. Een door de AAD&A aanvaarde douaneaangifte is een digitaal ingegeven en geaccepteerde aangifte in het digitale aangiftesysteem van de AAD&A. De datum van aanvaarding is de valideringsdatum in het systeem.
In uitzonderlijke gevallen, zoals wanneer de digitale systemen niet beschikbaar zijn, is het echter nog mogelijk om aangiften op papier in te dienen, die dan handmatig moeten worden nagekeken op juistheid en volledigheid.
Wettelijke bepalingen
34. De verschillende mogelijkheden die de douane heeft om een verificatie van een douaneaangifte te verrichten zijn:
- controle van de aangifte en bijgevoegde documenten,
- opvragen van andere documenten,
- onderzoek van de goederen, en
- monsterneming voor analyse of grondige controle (art. 188 DWU):
Commentaar
35. Uit artikel 188 DWU blijkt duidelijk dat de douane slechts kan overgaan tot de verificatie van een douaneaangifte, indien die aangifte door de AAD&A is aanvaard. De bepalingen opgenomen in punt V.3.1.1 tot en met V.3.2. van deze circulaire zijn dus enkel van toepassing op aanvaarde aangiften.
Volgens artikel 70/11 AWDA moet de douaneaangifte onmiddellijk worden aanvaard, mits deze voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 70/4 en 70/6 AWDA. In praktijk gebeurt dit automatisch in het digitale aangiftesysteem en is de datum van aanvaarding gelijk aan de valideringsdatum in dit systeem.
Volgens artikel 226 DWU IA (en met de in datzelfde artikel genoemde uitzonderingen) moeten de douaneautoriteiten de aangever in kennis stellen van de aanvaarding van de douaneaangifte. Zij verstrekken hem ook een MRN (Movement Reference Number) voor de douaneaangifte en de datum van aanvaarding.
Zie ook de paragrafen 17 tot en met 19 van de ‘Instructie Enig Document (D.I. 530.11)’ over de aanvaarding van de aangifte.
36. In de circulaires en instructies van de AAD&A worden voor de mogelijkheden waarover de douane beschikt om een douaneaangifte te verifiëren, voorzien in artikel 188 DWU, meestal de volgende termen gebruikt:
37. In het DWU en de AWDA wordt niet verder ingegaan op de eerste twee verificatiemogelijkheden van een douaneaangifte opgesomd in artikel 188 DWU (onderzoek van de aangifte en de bij te voegen documenten, en het eisen van de aangever dat andere documenten worden overgelegd). Op deze twee mogelijkheden van verificatie zijn dan ook de bepalingen opgenomen in punt IV ‘Controle van de bescheiden’ hiervoor van toepassing.
38. Een algemeen overzicht van praktische punten inzake verificatie wordt gegeven in de toepasselijke werkfiches:
- Werkfiche: verificatie deel 1
- Werkfiche: Verificatie deel 2
In de volgende punten wordt verder ingegaan op de laatste twee mogelijkheden van verificatie van een douaneaangifte, namelijk het onderzoek van de goederen en de monsterneming.
Wettelijke bepalingen
39. De Unievoorschriften betreffende de rechten en plichten van de douane en de aangever bij onderzoek en monsterneming van goederen (sub c en d van artikel 188 DWU) zijn opgenomen in artikel 189 DWU. Deze voorschriften bepalen dat:
- het vervoer van de goederen naar de plaats van het onderzoek, en alle handelingen die nodig zijn voor het onderzoek, verricht worden door de aangever of onder zijn verantwoordelijkheid en dat de daarbij horende kosten ten laste zijn van de aangever (lid 1);
- de aangever steeds het recht heeft aanwezig te zijn of zich te laten vertegenwoordigen. In bepaalde gevallen kan de douane eisen dat de aangever aanwezig is, zich laat vertegenwoordigen of de nodige bijstand verleent (lid 2);
- de monsterneming in principe geen aanleiding geeft tot enige vergoeding door de douane, maar dat de kosten wel ten laste van de douane vallen (lid 3).
40. Artikel 238 DWU IA geeft nadere bepalingen in verband met de plaats en het tijdstip van onderzoek van de goederen:
- het bevoegde douanekantoor wijst de plaats en het tijdstip ervan aan en stelt de aangever daarvan in kennis (al. 1);
- op verzoek van de aangever kan een andere plaats dan een douanekantoor of een tijdstip buiten de openingstijden van het douanekantoor aangewezen worden (al. 2).
41. De nationale wettelijke voorschriften in verband met deze Uniebepalingen zijn opgenomen in artikel 70/13 AWDA. Dit bepaalt dat de douane alle of een deel van de goederen aan een onderzoek kan onderwerpen, en dat het onderzoek gebeurt op de door de douane aangewezen plaats en gedurende de door de douane vastgestelde uren. Op verzoek van de aangever of de douanevertegenwoordiger kan daarvan worden afgeweken, maar de eventuele daaraan verbonden kosten komen dan ten laste van de aangever of de douanevertegenwoordiger.
42. Verder zijn er nog de bepalingen voor verificatie voor het verzekeren van de rechten en accijns, en de mogelijkheid tot schadevergoeding te vermelden:
- met het oog op het verzekeren van de rechten en de accijns kan een grondige verificatie kan worden uitgevoerd (art.158 AWDA):
- De aangever kan, niettegenstaande het bepaalde in artikel 189, al. 3 DWU, een verzoek tot schadevergoeding indienen als de goederen beschadigd zouden worden bij het onderzoek van de goederen of de monsterneming (art. 184, §1 AWDA):
Commentaar
43. Voor wat de kosten betreft die ten laste komen van de aangever wanneer het onderzoek plaatsvindt op een andere plaats en buiten de openingsuren van het kantoor, wordt verwezen naar het voorgaande punt III (heffingen en kosten douanecontroles). 36. De Minister van Financiën heeft geen bepalingen vastgesteld in verband met het onderzoek van de goederen (zie de laatste alinea van artikel 70/13 AWDA).
44. De procedure voor het omgaan met schade berokkend aan derden wordt beschreven in de interne nota PM 006.405-020.
Wettelijke bepalingen
45. Wanneer slechts een gedeelte van de goederen van één douaneaangifte wordt onderzocht of monsters daarvan worden genomen, geldt het resultaat in principe voor alle goederen van die aangifte (zie echter Commentaar hieronder). De aangever kan steeds om een aanvullend onderzoek verzoeken als hij van mening is dat de resultaten van de verificatie niet gelden voor de rest van de goederen, op voorwaarde dat de goederen niet zijn vrijgegeven of hij kan aantonen dat de goederen niet gewijzigd zijn (art. 190, §1 DWU). Daarbij geldt dat elk artikel van de aangifte voor de toepassing van lid 1 geacht wordt een afzonderlijke aangifte te vormen (art. 190, §2 DWU).
Commentaar
46. Uit punt 2 van art. 190 DWU volgt dat wanneer een aangifte zou bestaan uit verschillende artikels (bijvoorbeeld 4 artikels), de resultaten van de verificatie enkel van toepassing zijn op het artikel van de aangifte waarvan de goederen aan een onderzoek zijn onderworpen of monsters zijn genomen (bijvoorbeeld artikel 2). Dit betekent in het voorbeeld dus dat voor de artikelen 1, 3 en 4 de resultaten van deze verificatie niet van toepassing zijn.
De bepaling dat het resultaat van onderzoek van goederen of monsters in principe voor alle goederen van de aangifte geldt, moet dus ook begrepen worden als beperkt tot het artikel waaronder die goederen waren aangegeven. Indien dus bijvoorbeeld met artikel 1 van een aangifte meerdere goederen worden aangegeven, en met artikel 2 nog andere goederen, kan het resultaat van een steekproef uit artikel 1 wel uitgebreid worden naar alle goederen van artikel 1, maar niet naar die van artikel 2.
Nadere bepalingen i.v.m. gedeeltelijk onderzoek
47. Wanneer de douane slechts een gedeelte van de goederen wenst te onderzoeken, moet ze zelf de aangever in kennis stellen van de goederen die ze wenst te onderzoeken. Weigert de aangever aanwezig te zijn of de nodige bijstand te verlenen, dan stelt de douane een termijn vast voor zijn aanwezigheid en bijstand. Gaat hij hierop niet in, dan gaat de douane over tot onderzoek van de goederen voor risico en kosten van de aangever en desgevallend kan de douane, indien nodig, ook beroep doen op een deskundige (art. 239 DWU IA).
Commentaar
48. Voor de nationale wetgeving kan verwezen worden naar de artikelen 70/13 en 78/10 AWDA die reeds opgenomen zijn in voorgaand punt V.3.1.2. (Onderzoek en monsterneming van goederen).
Nadere bepalingen i.v.m. monsterneming
49. In de artikelen 240 tot en met 242 DWU IA zijn nadere bepalingen opgenomen in verband met de monsterneming van goederen.
50. Wanneer de douane beslist monsters te nemen, moet ze de aangever in kennis stellen van dit besluit (art. 240, 1. DWU IA).
Weigert de aangever aanwezig te zijn of de nodige bijstand te verlenen, dan stelt de douane een termijn vast voor zijn aanwezigheid of bijstand. Voldoet de aangever niet aan deze termijn, dan gaat de douane over tot monsterneming voor risico en kosten van de aangever (idem, 2.).
In principe kunnen monsters door de douane zelf worden genomen. De douane kan echter ook eisen dat de monsterneming gebeurt door de aangever, of beroep doen op een deskundige om onder haar toezicht de monsters te nemen (idem, 3.).
De hoeveelheden genomen bij de monsterneming mogen niet groter zijn dan noodzakelijk voor de analyse of het onderzoek, met inbegrip van een eventuele volgende analyse (idem, 4.).
Hoeveelheden genomen bij de monsterneming mogen tot slot niet in mindering van de aangegeven hoeveelheden worden gebracht. Bij uitvoer of passieve veredeling mogen deze hoeveelheden wel worden vervangen door identieke goederen om de zending aan te vullen (idem, 5. en 6.).
51. Als het onderzoek van monsters van dezelfde goederen zou leiden tot verschillende resultaten, moeten extra monsters genomen worden indien mogelijk (Art 241, 1. DWU IA). Bevestigt het onderzoek van deze extra monsters de verschillende resultaten, dan worden de goederen geacht uit verschillende goederen te bestaan. Dit laatste wordt ook verondersteld als er geen extra monsters genomen kunnen worden (Idem, 2.).
Met andere woorden: bijkomend onderzoek van monsters kan bevestigen dat goederen, waarvan verondersteld werd dat ze identiek waren, toch verschillend zijn.
52. Artikel 242 DWU IA ten slotte gaat over de teruggave of verwijdering van de monsters. Lid 1 haalt het principe aan dat de genomen monsters op verzoek van de aangever worden teruggegeven, behalve in geval de monsters alsnog door de douane moeten bewaard worden of indien ze zijn vernietigd door de analyse of het onderzoek. Lid 2 schrijft voor dat de douane in bepaalde gevallen waar de aangever niet verzoekt tot teruggave, de aangever kan verplichten de monsters weg te voeren of te verwijderen.
53. In de nationale wetgeving is het principe van de monsterneming voorgeschreven in artikel 206 (voor goederen onder douane- of accijnsverband) AWDA. De douane kan monsters nemen waarbij de kosten ten laste van de AAD&A zijn.
De ambtenaren kunnen kosteloos monsters nemen bij verificatie van goederen onder douane- en accijnsverband en zelfs van de grondstoffen, van de in bewerking zijnde stoffen en van de bekomen producten in de aan hun toezicht onderworpen fabrieken (art. 206, §1 AWDA). Op vraag moeten de aangevers of de fabrikanten kosteloos de recipiënten leveren waarin de monsters dienen te worden vervat (idem, §2). Bij geschil over de wijze van monsterneming of de hoeveelheid te nemen monsters, beslist de AAD&A (idem, §3).
54. De Koning heeft geen bepalingen vastgesteld in verband met de monsterneming (zie art. 70/16 AWDA):
Commentaar
55. De verwijzing in artikel 242, 2. DWU IA naar artikel 198, 1. c) DWU houdt in dat de douane alle nodige maatregelen kan treffen, inclusief verbeurdverklaring, verkoop of vernietiging, voor de verwijdering van die monsters indien deze niet binnen een redelijke termijn zijn weggevoerd.
56. Voor de praktische kant van goederenonderzoek en monsterneming wordt verwezen naar volgende interne documenten:
- Omzendbrief D.I. 630 - D.T. 243.969 ‘Nieuwe richtlijnen inzake verificatie’
- Werkfiche: Onderwerpingsprocedure inzake douane en accijnzen - PM 2019.000.508
- Nota: Monstername – herinnering richtlijnen inzake onderwerping - PM.2020.001.542
Daarbij kan nog worden opgemerkt dat er geen algemene richtlijnen zijn voor het regelen van de teruggave van monsters wanneer de aangever dit verzoekt. Er kunnen echter wel regionale afspraken zijn hieromtrent.
Wettelijke bepalingen
57. De resultaten van de verificatie dienen als basis voor de toepassing van bepalingen voor de douaneregeling waaronder de goederen worden geplaatst. Indien de aangifte niet wordt geverifieerd (dus als er geen controle plaatsvindt), gaat men af op de gegevens die erin vermeld zijn. De resultaten van de verificatie hebben in het gehele douanegebied van de Unie dezelfde bindende kracht (art. 191 DWU).
58. Uitvoeringsbepalingen in verband met de resultaten van de verificatie zijn opgenomen in de artikelen 243 en 244 DWU IA.
Wanneer de douane een aangifte verifieert, legt ze dit vast en vermeldt de resultaten van de verificatie. De douane noteert of de aangever afwezig is en registreert welke goederen zijn onderzocht wanneer ze slechts een gedeelte van de goederen onderzoekt (art. 243, 1. DWU IA). De douane stelt de aangever vervolgens ook in kennis van de resultaten van de verificatie (idem, 2.).
Wanneer de resultaten van de verificatie van de douaneaangifte niet in overeenstemming zijn met de gegevens in de douaneaangifte, stelt de douane de afwijking vast en registreert met welke gegevens er wel rekening moet worden gehouden – dat wil zeggen, ze noteert de correcte gegevens met betrekking tot de goederen (idem, 3.). Als de aangegeven niet-preferentiële oorsprong fout blijkt te zijn, wordt de oorsprong bepaald op basis van het bewijs of de informatie die door de aangever is aangeleverd (idem, 4.).
Als de douane oordeelt dat de verificatie kan leiden tot een hoger bedrag aan invoer- of uitvoerrechten of aan andere verschuldigde heffingen dan het bedrag dat blijkt uit de gegevens van de douaneaangifte, kunnen de goederen pas worden vrijgegeven mits het stellen van een zekerheid die het verschil dekt. De aangever kan verzoeken dat de uiteindelijke douaneschuld onmiddellijk wordt meegedeeld (art. 244 DWU IA).
59. De bepalingen van artikelen 191, 1. en 2. DWU en artikel 243 DWU-IA zijn nationaal overgenomen in art 70/17 (voor het in het vrije verkeer brengen) en 78/11 (voor de uitvoer) AWDA.
Daarenboven bepaalt punt 4 van beide artikelen dat de resultaten van de verificatie een eventuele latere controle door de douane niet beletten.
Artikel 78/11, §5 AWDA schrijft voor dat de douane het door haar vastgestelde bedrag aan rechten bij uitvoer moet meedelen aan de aangever.
Artikel 275 AWDA tenslotte geeft aan dat er voldoende borgtocht voor in beslag genomen goederen moet worden gesteld: niet enkel de waarde van de goederen, maar ook eventuele rechten en boetes moeten gedekt zijn.
Commentaar
60. Er zijn momenteel geen bepalingen door de Minister van Financiën uitgevaardigd ter uitvoering van artikel 70/17, §2 en door de Koning ter uitvoering van artikel 78/11, §2.
Wat betreft de uitvoering van de artikelen 70/12, §2 en 78/11, §2 wordt verwezen naar paragraaf 121/4 van de ‘Instructie Enig Document (D.I. 530.11)’.
61. Alhoewel eerder werd aangegeven dat deze circulaire geen bepalingen inzake accijnzen zou bevatten, zijn onder dit punt toch enkele artikelen van de AWDA opgenomen die betrekking hebben op accijnsdocumenten die worden voorgelegd samen met douanedocumenten.
Wettelijke bepalingen
62. Douaneambtenaren verifiëren ook goederen die onder accijnsverband overgebracht werden, en dit op basis van het accijnsdocument en de uitvoeraangifte (art. 80 AWDA). In dit geval moeten ze het accijnsdocument na verificatie zuiveren. Vanaf dan bevinden de goederen zich onder een douaneregeling (art. 81 AWDA).
Volgens artikel 160 AWDA kan de verificatie opnieuw gedaan worden in de volgende gevallen:
- wanneer de belanghebbende zich benadeeld voelt bij een verificatie, of
- wanneer de ambtenaar of één van zijn meerderen oordeelt dat de belangen van de schatkist in gevaar zijn.
Dit gebeurt op kosten van de in het ongelijk gestelde partij, en het geheel van de goederen wordt gewogen, gemeten, gepeild of onderworpen aan elke nuttige handeling voor de verificatie. Deze nieuwe handeling moet worden uitgevoerd door een andere ambtenaar, tenzij het een verschil in alcoholgehalte zou betreffen.
Artikel 159 AWDA beperkt dit evenwel tot verificatie bij de uitvoer van accijnsgoederen waarbij de rechten reeds werden afgeschreven.
Commentaar
63. Hier kan worden opgemerkt dat ‘(aan)zuiveren’ bij accijnsregelingen zowat dezelfde betekenis heeft als bij douaneregelingen, d.w.z. wanneer de accijnsautoriteiten op grond van een vergelijking van de gegevens kunnen vaststellen dat de regeling naar behoren is beëindigd.
64. Daarnaast kennen we sinds 2016 de automatische crosscheck bij uitvoer (zie de handleiding voor het EMCS of Excise Movement Control System).
65. In bepaalde gevallen kan een accijnsschorsingsregeling ook aangezuiverd worden door een bijzondere douaneregeling (douane-entrepot, actieve veredeling of tijdelijke invoer). Hiervoor wordt verwezen naar Nota D.A. 012.388: EMCS – Aanzuivering van een accijnsschorsingsregeling door een bijzondere douaneregeling.
Hierin wordt o.a. vermeld:
“De aanzuivering van de accijnsschorsingsregeling door een bijzondere douaneregeling kan derhalve eenvoudigweg plaatsvinden door de inschrijving in de voorraadboekhouding (voorraadadministratie) en in de douaneadministratie (of hetgeen geldt naar analogie bij tijdelijke invoer) die aan de douaneautoriteiten toelaten de betrokken regeling te controleren.”
66. Voor deze bepalingen wordt ook verwezen naar de handleiding EMCS (Excise Movement Control System) voor accijnsdocumenten waar voor douaneaangiften de koppeling voorzien is tussen het ECS (Export Control System) en het digitale aangiftesysteem. Bij in- en uitvoeraangiftes worden de resultaten van de controle rechtstreeks vanuit het digitale systeem doorgegeven. Bij een intra-uniebeweging is het echter nodig de resultaten van een controle in EMCS in te voeren.
Wettelijke bepalingen
67. Goederen kunnen pas worden vrijgegeven als de vermeldingen op de douaneaangifte zijn geverifieerd of zonder verificatie zijn aanvaard. De goederen worden echter ook vrijgegeven als de verificatie niet binnen een redelijke termijn kan worden afgewerkt en de goederen niet meer aanwezig moeten zijn voor de verificatie (art. 194, 1. DWU).
Alle goederen waarop een aangifte betrekking heeft, worden tegelijkertijd vrijgegeven. Als de goederen onder twee of meer artikelen behoren, worden gegevens die onder hetzelfde artikel vallen geacht een afzonderlijke aangifte te vormen (art. 194, 2. DWU).
68. Uitvoeringsbepalingen in verband met de vrijgave van goederen na verificatie zijn opgenomen in artikelen 245 en 246 DWU IA:
- als de douane na verificatie een ander bedrag aan invoer- of uitvoerrechten vaststelt dan blijkt uit de aangifte, kunnen de goederen pas worden vrijgegeven als de douaneschuld is betaald of geborgd (art. 245, 1. DWU IA);
- als de douane twijfelt of er verboden of beperkingen van toepassing zijn, en de resultaten van de controle nodig zijn om die twijfel weg te nemen, kunnen de goederen niet worden vrijgegeven (idem, 2.);
- de douane stelt de aangever in kennis van de vrijgave van de goederen met mededeling van de aangiftereferentie en de datum van vrijgave (art. 246 DWU IA).
69. De nationale bepalingen hieromtrent zijn opgenomen in artikels 70/19 en 78/12 (voor de uitvoer) AWDA.
Commentaar
70. De vermeldingen van de aangifte werden door de douane aanvaard zonder verificatie (zie art 194, 1. al. 1) wanneer de goederen in het digitale aangiftesysteem de status ‘vrijgegeven’ hebben gekregen en de aangever het ter zake voorziene bericht heeft gekregen.
Er wordt op gewezen dat de voorwaarden opgenomen in art 194, 1. al. 2 DWU cumulatief zijn. De goederen worden dus vrijgegeven:
- als de aangifte zonder verificatie wordt aanvaard, OF
- als de verificatie is beëindigd (en er geen problemen zijn vastgesteld die de vrijgave verhinderen), OF
- als de verificatie niet binnen een redelijke termijn wordt afgerond EN de aanwezigheid van de goederen niet vereist is voor de verificatie.
- Nota: Monstername – herinnering richtlijnen inzake onderwerping- PM.2020.001.542
- Nota: procedure ingeval van schade berokkend aan derden - PM 006.405-020
- Werkfiche: Onderwerpingsprocedure inzake douane en accijnzen - PM 2019.000.508
- Werkfiche: verificatie deel 1
- Werkfiche: Verificatie deel 2
- Werkondersteuning > Werkmethodes – Werkfiches > Link naar het publicatieportaal.
Bron: Fisconetplus