Circulaire 2023/C/100 met betrekking tot de belastingplicht van maatschappen en feitelijke verenigingen en van hun vennoten/leden

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 13/12/2023 de Circulaire 2023/C/100 met betrekking tot de belastingplicht van maatschappen en feitelijke verenigingen en van hun vennoten/leden.

Deze circulaire behandelt enerzijds de belastingplicht van maatschappen en feitelijke verenigingen op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde en anderzijds de belastingplicht van hun vennoten/leden. Deze circulaire vervangt integraal aanschrijving nr. 17/1971 van 22.01.1971 en circulaire 2020/C/17 van 22.01.2020 met betrekking tot de impact op het stuk van de btw van de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.


Inhoudstafel

I. Inleiding

II. De maatschap

A. De 'stille' maatschap

i. Belastingplicht maatschap

ii. Belastingplicht zaakvoerder(s) van een stille maatschap

iii. Belastingplicht van de vennoten van de stille maatschap

B. De maatschap met rechtspersoonlijkheid

i. Belastingplicht maatschap

ii. Belastingplicht vennoten

C. De maatschap zonder rechtspersoonlijkheid die geen stille maatschap is

i. Belastingplicht maatschap

ii. Belastingplicht vennoten

III. De feitelijke vereniging

i. Belastingplicht feitelijke vereniging

ii. Belastingplicht leden

IV. Inwerkingtreding


I. Inleiding

Ingevolge de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (BS 04.04.2019) ondergingen onder meer de rechtsfiguren van de maatschap en de feitelijke vereniging grondige wijzigingen.

Hierna gaat een analyse van de behandeling op het stuk van de btw van de maatschap en van de feitelijke vereniging ingevolge de invoering van voornoemd Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Verder wordt opgemerkt dat de wet van 23.03.2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen (BS 04.04.2019) ten aanzien van bestaande vennootschappen, verenigingen en stichtingen tevens in een aantal overgangsbepalingen voorziet. Deze overgangsbepalingen doven in principe uit op 01.01.2024.

II. De maatschap

Ingevolge de invoering van voornoemd Wetboek van vennootschappen en verenigingen onderging de rechtsfiguur van de 'maatschap' grondige wijzigingen.

De maatschap is een vennootschap met een burgerlijk of een handelsdoel die geen rechtspersoonlijkheid bezit (artikelen 1:5 en 4:1 tot en met 4:3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen). Het is een consensueel contract.

De maatschap is een overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om hun inbrengen in gemeenschap te brengen, met het oogmerk aan haar vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen. Zij wordt in het gemeenschappelijk belang van de partijen aangegaan. Tenzij anders overeengekomen, wordt zij aangegaan met inachtneming van de persoon van de vennoten.

Een maatschap kan één van volgende vormen aannemen:

  1. een 'stille' maatschap;
  2. een maatschap met rechtspersoonlijkheid;
  3. een maatschap zonder rechtspersoonlijkheid die geen stille maatschap is.

De btw-belastingplicht van deze verschillende vormen van maatschappen en van hun vennoten wordt hierna toegelicht.

A. De 'stille' maatschap

De maatschap is 'stil' wanneer overeengekomen wordt dat zij bestuurd wordt door één of meer zaakvoerders, al dan niet vennoten, die handelen in eigen naam. Tenzij anders overeengekomen, wordt zij aangegaan met inachtneming van de persoon van de vennoten (artikel 4:1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen).

i. Belastingplicht maatschap

Overeenkomstig artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek is belastingplichtig eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht die in dit Wetboek zijn omschreven, ongeacht op welke plaats de economische activiteit wordt uitgeoefend (zie ook Btw-Commentaar – Hoofdstuk 1: De belastingplichtige).

De stille maatschap blijft onbekend aan derden. Ze heeft geen gemeenschappelijke naam en ook geen rechtspersoonlijkheid. Derden handelen slechts met de zaakvoerder, al dan niet vennoot, van de maatschap.

Overeenkomstig artikel 4:14 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen hebben derden enkel verhaal op de zaakvoerder, al dan niet vennoot, die met hen in persoonlijke naam heeft gehandeld. Derden hebben aldus geen rechtstreekse vordering tegen de overige vennoten van de stille maatschap.

Gelet op de kenmerken van de stille maatschap, wordt de stille maatschap zelf niet aangemerkt als een btw-belastingplichtige in de zin van voornoemd artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek.

ii. Belastingplicht zaakvoerder(s) van een stille maatschap

Voor de toepassing van de btw wordt de zaakvoerder, al dan niet vennoot, van de stille maatschap geacht als een commissionair te handelen in de zin van de artikelen 13, § 2, en 20, § 1, van het Btw-Wetboek.

De zaakvoerder, al dan niet vennoot, wordt bijgevolg geacht enerzijds de goederen en diensten van de stille vennoten te hebben ontvangen en deze anderzijds op zijn beurt te hebben geleverd of verstrekt aan derden.

De door de zaakvoerder, al dan niet vennoot, voor rekening van de stille maatschap aan derden gedane leveringen van goederen en voor derden verrichte diensten, worden aldus geacht te zijn verricht door deze zaakvoerder.

Gelet op hetgeen voorafgaat verricht de zaakvoerder, al dan niet vennoot, belastbare leveringen van goederen of belastbare diensten voor derden. Bijgevolg wordt deze zaakvoerder aangemerkt als een btw-belastingplichtige in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en dit voor zover aan de overige in dat artikel opgenomen voorwaarden is voldaan. In deze kan ook worden verwezen naar het door het Hof van Justitie van de Europese Unie gewezen arrest in de zaak C-312/19 van 16.09.2020 (Hof van Justitie van de Europese Unie, Arrest XT tegen Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos en Vilniaus apskrities valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos).

De door derden aan de zaakvoerder, al dan niet vennoot, voor rekening van de stille maatschap gedane leveringen van goederen en dienstverrichtingen worden geacht te zijn verricht aan deze zaakvoerder. De factuur dient bijgevolg te worden gericht aan deze zaakvoerder, die de belasting geheven van betreffende leveringen en diensten in aftrek mag brengen overeenkomstig de bepalingen van artikel 45, § 1, en artikel 45, § 1quinquies, van het Btw-Wetboek.

Wanneer goederen of diensten, die voor rekening van de stille maatschap worden aangekocht op naam van één van de andere vennoten worden gefactureerd, worden die leveringen en die diensten geacht aan de betrokken vennoot te zijn geleverd of aan hem te zijn verricht, en zijn deze handelingen aan de belasting onderworpen. Daarna dienen deze goederen en die diensten, in beginsel met toepassing van de btw door de betrokken vennoot aan de zaakvoerder te worden gefactureerd.

Inzake btw-verplichtingen volgt de zaakvoerder, al dan niet vennoot, de normale regels die van toepassing zijn op alle belastingplichtigen.

iii. Belastingplicht van de vennoten van de stille maatschap

Om de stille maatschap in de mogelijkheid te stellen om via de zaakvoerder, al dan niet vennoot, belastbare leveringen van goederen of belastbare diensten aan derden te verrichten, dienen de vennoten inbrengen van kapitaal, goederen of diensten te doen.

Wanneer dergelijke inbrengen worden gedaan door een stille vennoot worden deze inbrengen geacht aan deze zaakvoerder te zijn gedaan. De inbrengen van de zaakvoerder blijven buiten het toepassingsgebied van de btw.

Gelet op hetgeen voorafgaat verrichten de stille vennoten in beginsel belastbare leveringen van goederen of belastbare diensten voor deze zaakvoerder. Bijgevolg worden de betrokken stille vennoten in beginsel aangemerkt als btw-belastingplichtigen in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en dit voor zover aan de overige in dat artikel opgenomen voorwaarden is voldaan.

De belasting over de toegevoegde waarde geheven van voornoemde inbrengen van goederen of diensten is in beginsel aldus verschuldigd in de relatie tussen de vennoot-inbrenger en de zaakvoerder, al dan niet vennoot.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 26, eerste lid, van het Btw-Wetboek bestaat de maatstaf van heffing uit alles wat de vennoot als tegenprestatie voor zijn inbreng verkrijgt. De maatstaf van heffing mag ingevolge de bepalingen van de artikelen 32 en 33, § 2, van het Btw-Wetboek evenwel niet lager zijn dan de normale waarde.

Indien betreffende inbreng zich daarentegen beperkt tot een inbreng in geld, vormt dit geen economische activiteit in de zin van de artikelen 1, § 21, en 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek. De loutere inbreng in geld, vormt dan ook een handeling die zich buiten de werkingssfeer van het Btw-Wetboek bevindt (zie zaak C-442/01 van 26.06.2003 Hof van Justitie van de Europese Unie, Arrest KapHag Renditefonds 35 Spreecenter Berlin-Hellersdorf 3. Tranche GbR tegen Finanzamt Charlottenburg).

Voorbeeld

Een stille maatschap bestaat uit twee vennoten. De maatschap verkoopt cosmeticaproducten via een webwinkel. Stille vennoot A brengt een geldsom, cliënteel en een softwarelicentie in terwijl zaakvoerder-vennoot B een opslagruimte inbrengt.

De inbreng van een geldsom valt buiten het toepassingsgebied van btw terwijl de inbreng van het cliënteel en het octrooi belaste diensten betreft waarover btw verschuldigd is door A. A verricht deze diensten voor B. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de toepassing van de bepalingen van de artikelen 11 en 18, § 3, van het Btw-Wetboek tevens dient te worden nagegaan en dit met inachtname van alle feitelijke elementen.

De inbreng van de opslagruimte door B in de stille maatschap valt buiten het toepassingsgebied van de btw aangezien B dit gebouw als het ware aan zichzelf ter beschikking stelt.

Opgemerkt wordt dat de loutere winstverdeling tussen de vennoten buiten het toepassingsgebied van de btw blijft. Er zal door de vennoten evenwel steeds moeten worden aangetoond dat de winstverdeling op zich geen tegenprestatie vormt voor een belastbare levering of dienstverrichting ten aanzien van de andere vennoten.

Inzake btw-verplichtingen volgt de stille vennoot, de normale regels die van toepassing zijn op alle belastingplichtigen voor bijvoorbeeld een eigen economische activiteit, voor de doorfacturatie aan de zaakvoerder van de door hem gekochte goederen en diensten, voor inbrengen, andere dan in geld.

B. De maatschap met rechtspersoonlijkheid

i. Belastingplicht maatschap

De maatschap waarvan de vennoten overeenkomen dat zij rechtspersoonlijkheid zal genieten, neemt de vorm aan van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap.

Zij is een vennootschap onder firma wanneer alle vennoten onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de vennootschap. Zij is een commanditaire vennootschap wanneer zij wordt aangegaan door één of meer vennoten die onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de vennootschap, de gecommanditeerde vennoten genoemd, en nog één of meer vennoten die zich beperken tot inbreng in geld of in natura en die niet deelnemen aan het beheer, de commanditaire vennoten genoemd.

In de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap zijn de zaakvoerder(s) het bestuursorgaan (zie artikel 4:22 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen).

De maatschap waarvan de vennoten overeenkomen dat zij rechtspersoonlijkheid zal genieten, wordt steeds aangemerkt als een btw-belastingplichtige in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek voor zover zij voldoet aan de andere in dat artikel opgenomen voorwaarden.

De handelingen die door betreffende maatschap voor derden, die met haar overeenkomsten hebben gesloten, worden verricht, worden geacht door maatschap zelf te zijn verricht.

De door derden aan betreffende maatschap gedane leveringen van goederen en dienstverrichtingen worden geacht te zijn verricht aan de maatschap zelf. De factuur dient bijgevolg te worden gericht aan de maatschap, die de belasting geheven van betreffende leveringen en diensten in aftrek mag brengen overeenkomstig de bepalingen van artikel 45, § 1, en artikel 45, § 1quinquies, van het Btw-Wetboek.

ii. Belastingplicht vennoten

De handelingen die door betreffende maatschap voor derden, die met haar overeenkomsten hebben gesloten, worden verricht, worden geacht door maatschap zelf te zijn verricht. Dientengevolge is het de maatschap die betreffende handelingen verricht en wordt de hoedanigheid van al dan niet btw-belastingplichtige in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek van betreffende vennoten in deze niet beïnvloed door de handelingen die door de maatschap worden gesteld.

Een vennoot kan evenwel over de hoedanigheid van btw-belastingplichtige in de zin van voornoemd artikel 4, § 1, eerste lid, beschikken, ingevolge onder meer:

- de belastbare leveringen van goederen of belastbare dienstverrichtingen die door betreffende vennoot worden verricht in het kader van zijn eigen economische activiteit. Daaronder begrepen de belastbare handelingen die door deze vennoot voor de maatschap zelf worden verricht in het kader van zijn economische activiteit.

- de inbrengen van goederen en diensten in de maatschap. De belasting over de toegevoegde waarde geheven van deze inbrengen van goederen of diensten is in beginsel aldus verschuldigd in de relatie tussen de vennoot-inbrenger en de maatschap zelf.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 26, eerste lid, van het Btw-Wetboek bestaat de maatstaf van heffing uit alles wat de vennoot als tegenprestatie voor zijn inbreng verkrijgt. De maatstaf van heffing mag ingevolge de bepalingen van de artikelen 32 en 33, § 2, van het Btw-Wetboek evenwel niet lager zijn dan de normale waarde.

Indien betreffende inbreng zich daarentegen beperkt tot een inbreng in geld, vormt dit geen economische activiteit in de zin van de artikelen 1, § 21, en 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek. De loutere inbreng in geld, vormt dan ook een handeling die zich buiten de werkingssfeer van het Btw-Wetboek bevindt (zie zaak C-442/01 van 26.06.2003) (Hof van Justitie van de Europese Unie, Arrest KapHag Renditefonds 35 Spreecenter Berlin-Hellersdorf 3. Tranche GbR tegen Finanzamt Charlottenburg).

In afwijking van hetgeen voorafgaat eist de administratie, om praktische redenen, niet dat betreffende vennoten als btw-belastingplichtigen in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek dienen te worden geïdentificeerd, wanneer deze vennoten enkel om reden van hun inbreng in de maatschap belastingplichtig zijn. Naar analogie met beslissing nr. E.T.14.699 van 22.06.1973 en beslissing nr. E.T.19.082 van 24.06.1975.

Desgevallend verzaakt de vennoot die zich niet heeft geïdentificeerd aan elk recht op aftrek van btw geheven van goederen en diensten die hij aan betreffende maatschap heeft verstrekt.

Inzake btw-verplichtingen volgen de vennoten alsook de maatschap met rechtspersoonlijkheid de normale regels die van toepassing zijn op alle belastingplichtigen.

C. De maatschap zonder rechtspersoonlijkheid die geen stille maatschap is

i. Belastingplicht maatschap

De maatschap dewelke niet als een 'stille maatschap' in de zin van hetgeen voorafgaat wordt aangemerkt en dewelke geen rechtspersoonlijkheid geniet, wordt thans als btw-belastingplichtige in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek aangemerkt voor zover zij voldoet aan de andere in dat artikel opgenomen voorwaarden. Zij zal zich bijgevolg voor btw-doeleinden dienen te laten identificeren.

De door derden aan betreffende maatschap gedane leveringen van goederen en dienstverrichtingen worden geacht te zijn verricht aan de maatschap zelf. De factuur dient bijgevolg te worden gericht aan de maatschap, die de belasting geheven van betreffende leveringen en diensten in aftrek mag brengen overeenkomstig de bepalingen van artikel 45, § 1, en artikel 45, § 1quinquies, van het Btw-Wetboek.

De handelingen die door betreffende maatschap voor derden, die met haar overeenkomsten hebben gesloten, worden verricht, worden geacht door maatschap zelf te zijn verricht. Betreffende maatschap kan op zich evenwel geen overeenkomsten afsluiten. Bijgevolg is elke vennoot gehouden betreffende overeenkomsten mee te ondertekenen.

Overeenkomstig artikel 4:14 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen kunnen de schuldeisers wier schuldvordering voortvloeit uit de activiteit van de vennootschap verhaal uitoefenen op het volledige vennootschapsvermogen. De vennoten zijn ten aanzien van deze schuldeisers persoonlijk en hoofdelijk gehouden met hun eigen vermogen.

De maatschap die handelingen verricht die onderworpen zijn aan de btw, uitgezonderd de maatschap die uitsluitend handelingen verricht die vrijgesteld zijn krachtens artikel 44 van het Btw-Wetboek, is gehouden zich te identificeren voor btw-doeleinden. De aangifte 604A dient door elke vennoot mee te worden ondertekend.

De maatschap dewelke niet als een 'stille maatschap' in de zin van hetgeen voorafgaat wordt aangemerkt en dewelke geen rechtspersoonlijkheid geniet, wordt aangemerkt als een btw-belastingplichtige en zal bijgevolg alle rechten uitoefenen en plichten naleven die verbonden zijn aan de hoedanigheid van btw-belastingplichtige. De vennoten duiden een vertegenwoordiger aan die naar de administratie toe handelt in naam en voor rekening van de maatschap.

ii. Belastingplicht vennoten

Een vennoot kan over de hoedanigheid van btw-belastingplichtige in de zin van voornoemd artikel 4, § 1, eerste lid, beschikken, ingevolge onder meer:

- de belastbare leveringen van goederen of belastbare dienstverrichtingen die door betreffende vennoot worden verricht in het kader van zijn eigen economische activiteit. Daaronder begrepen de belastbare handelingen die door deze vennoot voor de maatschap zelf worden verricht in het kader van zijn economische activiteit.

Inzake btw-verplichtingen volgt de vennoot, de normale regels die van toepassing zijn op alle belastingplichtigen voor deze eigen economische activiteit.

- de inbrengen van goederen en diensten in de maatschap. De belasting over de toegevoegde waarde geheven van deze inbrengen van goederen of diensten is in beginsel aldus verschuldigd in de relatie tussen de vennoot-inbrenger en de maatschap zelf.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 26, eerste lid, van het Btw-Wetboek bestaat de maatstaf van heffing uit alles wat de vennoot als tegenprestatie voor zijn inbreng verkrijgt. De maatstaf van heffing mag ingevolge de bepalingen van de artikelen 32 en 33, § 2, van het Btw-Wetboek evenwel niet lager zijn dan de normale waarde.

Indien betreffende inbreng zich daarentegen beperkt tot een inbreng in geld, vormt dit geen economische activiteit in de zin van de artikelen 1, § 21, en 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek. De loutere inbreng in geld, vormt dan ook een handeling die zich buiten de werkingssfeer van het Btw-Wetboek bevindt.

In afwijking van hetgeen voorafgaat eist de administratie, om praktische redenen, niet dat betreffende vennoten als btw-belastingplichtigen in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek dienen te worden geregistreerd, wanneer deze vennoten enkel om reden van hun inbreng in de maatschap belastingplichtig zijn.

Desgevallend verzaakt de vennoot die zich niet heeft geïdentificeerd aan elk recht op aftrek van btw geheven van goederen en diensten die hij aan betreffende maatschap heeft verstrekt.

III. De feitelijke vereniging

i. Belastingplicht feitelijke vereniging

De feitelijke vereniging is een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid beheerst door de overeenkomst tussen partijen (artikel 1:6 van het van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen).

Daarenboven stelt voornoemd Wetboek van vennootschappen en verenigingen dat een 'vereniging' wordt opgericht bij een overeenkomst tussen twee of meer personen, leden genaamd. Zij streeft een belangeloos doel na in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de oprichters, de leden, de bestuurders of enig andere persoon behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel. Elke verrichting in strijd met dit verbod is nietig (artikel 1:2 van het van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen).

Het nastreven van een vermogensvoordeel om het uit te keren of te bezorgen aan de leden is aldus niet toegelaten overeenkomstig de bepalingen van artikel 1:2 van voornoemd Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Het nastreven van dergelijk vermogensvoordeel is aldus enkel toegelaten wanneer dat vermogensvoordeel kadert in het belangeloos doel.

De feitelijke vereniging in de zin van voornoemd artikel 1:6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen kan dan ook enkel een belangeloos doel nastreven. Zij kan weliswaar economische activiteiten stellen in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek maar mag daarbij enkel een belangloos doel nastreven.

Hoewel de feitelijke vereniging geen rechtspersoonlijkheid bezit, wordt zij steeds aangemerkt als een btw-belastingplichtige in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek voor zover zij voldoet aan de andere in dat artikel opgenomen voorwaarden en dient zij zich bijgevolg voor btw-doeleinden te laten identificeren.

Voorbeeld

Een volleybalclub onder vorm van een feitelijke vereniging neemt deel aan een amateurcompetitie. De leden van de club betalen jaarlijks een lidgeld. Daarnaast organiseert de vereniging jaarlijks een mosselfestijn met als doel bijkomende inkomsten in te zamelen voor de werking van de vereniging. Deze feitelijke vereniging wordt aangemerkt als een belastingplichtige maar voornoemde activiteiten zijn vrijgesteld krachtens artikel 44, § 2, 3° en 12°, van het Btw-Wetboek.

Wanneer deze volleybalclub, bij wijze van voorbeeld, ook inkomgelden zou ontvangen van toeschouwers bij de organisatie van de thuiswedstrijden zijn die inkomsten in principe belast tegen het tarief van 6 % (toepassing rubriek XXXVIII van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 inzake btw-tarieven) tenzij de vereniging toepassing maakt van de vrijstellingsregeling beoogd door artikel 56bis van het Btw-Wetboek.

Een feitelijke vereniging kan op zich evenwel geen overeenkomsten afsluiten. Bijgevolg is elk lid gehouden betreffende overeenkomsten mee te ondertekenen. Dientengevolge zijn alle leden onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de feitelijke vereniging.

De feitelijke vereniging die handelingen verricht die onderworpen zijn aan de btw, uitgezonderd de vereniging die uitsluitend handelingen verricht die vrijgesteld zijn krachtens artikel 44 van het Btw-Wetboek, is gehouden zich te identificeren voor btw-doeleinden. De aangifte 604A dient door elk lid mee te worden ondertekend.

De feitelijke vereniging die wordt aangemerkt als een btw-belastingplichtige zal alle rechten uitoefenen en plichten naleven die verbonden zijn aan de hoedanigheid van btw-belastingplichtige. De leden duiden een vertegenwoordiger aan die naar de administratie toe handelt in naam en voor rekening van de vereniging.

ii. Belastingplicht leden

Een lid kan over de hoedanigheid van btw-belastingplichtige in de zin van voornoemd artikel 4, § 1, eerste lid, beschikken, ingevolge onder meer:

- de belastbare leveringen van goederen of belastbare dienstverrichtingen die door betreffend lid worden verricht in het kader van zijn eigen economische activiteit. Daaronder begrepen de belastbare handelingen die door dit lid voor de feitelijke vereniging zelf worden verricht in het kader van zijn economische activiteit.

Inzake btw-verplichtingen volgt het lid, de normale regels die van toepassing zijn op alle belastingplichtigen voor deze eigen economische activiteit.

- de inbrengen van goederen en diensten in de feitelijke vereniging. De belasting over de toegevoegde waarde geheven van deze inbrengen van goederen of diensten is in beginsel aldus verschuldigd in de relatie tussen het lid-inbrenger en de feitelijke vereniging zelf.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 26, eerste lid, van het Btw-Wetboek bestaat de maatstaf van heffing uit alles wat het lid als tegenprestatie voor zijn inbreng verkrijgt. De maatstaf van heffing mag ingevolge de bepalingen van de artikelen 32 en 33, § 2, van het Btw-Wetboek evenwel niet lager zijn dan de normale waarde.

Indien betreffende inbreng zich daarentegen beperkt tot een inbreng in geld, vormt dit geen economische activiteit in de zin van de artikelen 1, § 21, en 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek. De loutere inbreng in geld, vormt dan ook een handeling die zich buiten de werkingssfeer van het Btw-Wetboek bevindt.

In afwijking van hetgeen voorafgaat eist de administratie, om praktische redenen, niet dat betreffende leden als btw-belastingplichtigen in de zin van artikel 4, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek dienen te worden geregistreerd, wanneer deze leden enkel om reden van hun inbreng in de feitelijke vereniging belastingplichtig zijn. Desgevallend verzaakt het lid dat zich niet heeft geïdentificeerd aan elk recht op aftrek van btw geheven van goederen en diensten die hij aan betreffende feitelijke vereniging heeft verstrekt.

IV. Inwerkingtreding

De bepalingen van onderhavige circulaire dienen uiterlijk met ingang van 01.01.2024 te worden toegepast. Met ingang van diezelfde datum wordt tevens elke administratieve commentaar (circulaires, beslissingen, antwoorden op parlementaire vragen…) opgeheven die strijdig is met de in deze circulaire opgenomen bepalingen. In het bijzonder vervangt deze circulaire integraal aanschrijving nr. 17/1971 van 22.01.1971 en circulaire 2020/C/17 van 22.01.2020 met betrekking tot de impact op het stuk van de btw van de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés