De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 14/12/2023 de Circulaire 2023/C/102 Erratum van de Circulaire 2023/C/65 van 26.06.2023 - FAQ betreffende het verlaagd btw-tarief van 6 % voor leveringen van elektriciteit, aardgas en warmte via warmtenetten vanaf 1 juli 2023.
Deze circulaire vervangt de FAQ nrs. 8, 31 en 35 van de Circulaire 2023/C/65 van 26.06.2023 - FAQ betreffende het verlaagd btw-tarief van 6 % voor leveringen van elektriciteit, aardgas en warmte via warmtenetten vanaf 1 juli 2023
Inhoudstafel
1. Vervanging FAQ nr. 8 van de circulaire 2023/C/65
2. Vervanging FAQ nr. 31 van de circulaire 2023/C/65
3. Vervanging FAQ nr. 35 van de circulaire 2023/C/65
Het is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat nopens het toepasselijk btw-tarief (en accijnstarief) in het geval van doorrekening van kosten met betrekking tot de levering van aardgas voor verwarming en elektriciteit. Om deze problematiek te verduidelijken heeft de administratie FAQ nrs. 8, 31 en 35 die zijn opgenomen in de circulaire 2023/C/65 van 26.06.2023 herwerkt.
1. Vervanging FAQ nr. 8 van de circulaire 2023/C/65
FAQ nr. 8 wordt vervangen als volgt:
8. Een sociale huisvestingsmaatschappij verhuurt een appartement met collectieve sociale gaslevering. De huisvestingsmaatschappij sluit een contract met de gasleverancier. Wat is het toepasselijk tarief inzake btw en accijnzen voor de levering van gas aan de maatschappij? Wat is het toepasselijk tarief inzake btw en accijnzen in het geval deze kosten door de huisvestingsmaatschappij worden doorgerekend aan de huurders?
Een sociale huisvestingsmaatschappij wordt in het algemeen aangemerkt als een bedrijf waarbij inzake accijnswetgeving wordt uitgegaan van een zakelijk gebruik van door de gasleverancier via het distributienetwerk aan de maatschappij geleverde gas. Het tarief zakelijk gebruik zal dan van toepassing zijn in de relatie tussen de leverancier van gas (distributeur) en de huisvestingsmaatschappij (eindafnemer).
Het later doorfactureren van het aardgas door de verhuurder aan de huurder is geen levering in de zin van de accijnswetgeving. In deze situatie is het verlaagde btw-tarief niet van toepassing op die doorfacturering.
In het geval van onroerende verhuur vrijgesteld krachtens artikel 44, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek, zal de verhuurder overeenkomstig punt 94 van circulaire nr. 4 van 12.01.1973 echter de keuze hebben om deze levering al dan niet aan de btw te onderwerpen, aangezien de handeling in beginsel volledig buiten het toepassingsgebied van de btw blijft, als bijkomstige handeling bij de hoofdlevering van de verhuur van onroerend goed.
We verwijzen eveneens naar volgende passage uit de memorie van toelichting bij de wet van 19.03.2023 houdende hervorming van de fiscaliteit op de energiefactuur:
"Een ander voorbeeld is het geval waarbij energie afzonderlijk doorgerekend wordt in het kader van een (onroerende) verhuur. Ook in dergelijk geval is het verlaagd btw-tarief niet van toepassing wanneer de energie wordt door gefactureerd. Inzake accijnzen hangt de doorlevering af van de hoofdactiviteit (verhuur van bijvoorbeeld business flats, vakantieverblijven, studentenverblijven) en zijn de accijnzen in dit geval verschuldigd op het tijdstip van de levering door de energieleverancier aan de oorspronkelijke afnemer (in dit geval de persoon die het contract met de energieleverancier heeft afgesloten, veelal de verhuurder). Een eventuele daaropvolgende doorfacturatie van de energie betreft geen levering in de zin van de accijnswetgeving."
2. Vervanging FAQ nr. 31 van de circulaire 2023/C/65
FAQ nr. 31 wordt vervangen als volgt:
31. Een onderneming heeft een contract voor de levering van elektriciteit en aardgas gesloten met een leverancier. De onderneming rekent haar verbruik van elektriciteit en gas geheel of gedeeltelijk door (vb. aan de huurder, een dochtervennootschap, de zaakvoerder van de onderneming). Kan het verlaagd btw-tarief van toepassing zijn op de doorrekening?
De algemene regel inzake accijnzen is dat er slechts sprake is van een belastbaar feit op het ogenblik dat aardgas of elektriciteit geleverd wordt aan de eindgebruiker.
De situatie van doorfacturatie wijkt hier van af. De levering aan de onderneming maakt het belastbaar feit uit, voor het gedeelte dat wordt doorgefactureerd, waardoor de onderneming in deze situatie als "eindgebruiker" wordt aanzien.
Indien de onderneming deze energiekost doorrekent betreft het geen levering in de zin van de accijnswetgeving.
In de situatie van de doorrekening zal dus het normaal btw-tarief voor zakelijk gebruik aangerekend worden. Er zijn geen accijnzen verschuldigd op het doorgefactureerde volume aangezien dit reeds belast wordt op het ogenblik van de levering aan de onderneming.
De memorie van toelichting bij de wet van 19.03.2023 houdende hervorming van de fiscaliteit op de energiefactuur vermeldt in dit verband volgende voorbeelden:
1. Voor de doorfacturatie van elektriciteit geleverd aan laadpalen voor elektrische voertuigen is het wettelijk voorzien dat de levering aan de laadpaal (= de oorspronkelijke levering) het belastbaar feit uitmaakt waardoor de accijnzen opeisbaar worden in hoofde van de distributeur. De daaropvolgende verkoop (of doorfacturering) geeft op zijn beurt geen aanleiding tot een nieuwe of bijkomende accijnsheffing.
2. Voor doorfacturatie in het kader van:
a. onroerende verhuur (bijvoorbeeld business flats, vakantieverblijven, studentenverblijven) wordt hetzelfde principe toegepast. Enkel de oorspronkelijke levering (in dit geval de levering aan de persoon die het contract met de energieleverancier heeft afgesloten, veelal de verhuurder) zorgt er voor dat de accijnzen opeisbaar worden (afhankelijk van de hoedanigheid van de verhuurder zal het hier gaan over zakelijk of niet-zakelijk gebruik), alle verdere doorleveringen/doorfacturaties maken geen nieuw belastbaar feit inzake accijnzen uit.
b. appartementsgebouwen waar de contracten beheerd worden door de VME. Enkel de oorspronkelijke levering (in dit geval de levering aan de persoon die het contract met de energieleverancier heeft afgesloten, in dit geval de VME) zorgt er voor dat de accijnzen opeisbaar worden (zie FAQ 10), alle verdere doorleveringen/doorfacturaties maken geen nieuw belastbaar feit inzake accijnzen uit.5. Hierna volgen de artikelen 1 tot 3, W 17.03.2019.
3. Vervanging FAQ nr. 35 van de circulaire 2023/C/65
FAQ nr. 35 wordt vervangen als volgt:
35. Een persoon verhuurt een onroerend goed aan meerdere huurders. Deze verhuurder heeft een contract gesloten met een energieleverancier voor de levering van aardgas voor verwarming. Er is maar één meter, dus de verhuurder rekent het verbruik van aardgas aan de huurders door. Wat is het juiste tarief?
In de relatie tussen de energieleverancier en de verhuurder hangt, wat de accijnzen betreft, de facturering hier af van het al of niet zakelijk gebruik van het gebouw (bv. verhuur van bedrijfspanden, vakantieaccommodatie, studentenhuisvesting, gezinswoning) en zijn de accijnzen verschuldigd op het tijdstip van levering van aardgas door de leverancier aan de oorspronkelijke afnemer (in deze situatie is dat de verhuurder die het contract met de energieleverancier heeft gesloten).
Het later doorfactureren van het aardgas door de verhuurder aan de huurder is geen levering in de zin van de accijnswetgeving. In deze situatie is het verlaagde btw-tarief niet van toepassing op die doorfacturering.
In het geval van onroerende verhuur vrijgesteld krachtens artikel 44, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek, zal de verhuurder overeenkomstig punt 94 van circulaire nr. 4 van 12.01.1973 echter de keuze hebben om deze levering al dan niet aan de btw te onderwerpen, aangezien de handeling in beginsel volledig buiten het toepassingsgebied van de btw blijft, als bijkomstige handeling bij de hoofdlevering van de verhuur van onroerend goed.
4. Inwerkingtreding
Onderhavige circulaire heeft uitwerking vanaf 01.07.2023.
Bron: Fisconetplus