Circulaire 2023/C/35 over de federale interestaftrek en het Vlaams renovatiekrediet

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 21/03/2023 de Circulaire 2023/C/35 over de federale interestaftrek en het Vlaams renovatiekrediet.

Commentaar op art. 25 van de wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 28.01.2022).


Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Algemeen

III. Toekenning rentesubsidie

IV. Terugbetaling rentesubsidie

V. Federale interestaftrek

VI. Voorbeelden

VII. Inwerkingtreding

VIII. Wetgeving

IX. Wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen

X. Aangepaste bepalingen van het WIB 92

I. INLEIDING

1. De wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (W 21.01.2022) (1) vult art. 14, WIB 92, aan zodat de federale interestaftrek niet van toepassing kan zijn op de door de belastingplichtige betaalde interesten waarvoor een gewestelijke rentesubsidie (2) werd aangevraagd.

(1) Art. 25, W 21.01.2022 (BS 28.01.2022, Numac 2022040046).
(2) Zoals bepaald in art. 8.2.3. van het Vlaams Energiedecreet dd. 08.05.2009 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid en art. 7.15.1 tot 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19.11.2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid.

2. Deze circulaire bespreekt die wetswijziging, welke van toepassing is vanaf 01.01.2021.

II. ALGEMEEN

3. In het kader van de klimaatdoelstellingen bestaan regionale initiatieven om renovaties van onroerende goederen te ondersteunen.

4. Zo bestaat voor het Vlaams gewest een mechanisme van rentesubsidies ('Renovatiekrediet') waarin de door de belastingplichtige (natuurlijk persoon) betaalde interesten het volgend kalenderjaar geheel of gedeeltelijk worden terugbetaald door het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (hierna VEKA) (3).

(3) Art. 7.15.1 tot 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19.11.2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid.

5. Inzake deze steunmaatregel bestaat mogelijk rechtsonzekerheid betreffende de behandeling van interesten in het kader van de federale interestaftrek (4) en de verrekening met de aangevraagde rentesubsidie die in een volgend kalenderjaar wordt uitbetaald.

(4) Als bedoeld in art. 14, WIB 92.

6. Artikel 14, WIB 92, wordt aangevuld om te bevestigen dat:

- de door de belastingplichtige betaalde interesten waarvoor een gewestelijke rentesubsidie werd gevraagd niet in aanmerking kunnen komen voor de federale interestaftrek

- de teruggevorderde rentesubsidie in aanmerking kan komen voor de federale interestaftrek.

III. TOEKENNING RENTESUBSIDIE

7. De Vlaamse Regering voerde een rentesubsidie in voor de grondige energetische renovatie of de sloop-en-heropbouw van niet-energiezuinige woningen en appartementen (5).

(5) Besluit van 18.12.2020 van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19.11.2010 (BS 30.12.2020-ed.2, Numac 2020044632).

8. Het VEKA kent de rentesubsidie alleen toe aan natuurlijke personen die via een authentieke akte vanaf 2021 (tot en met 31.12.2024) een woning of een appartement in volle eigendom verwerven met een slechte energieprestatie én die binnen de 5 jaar na de datum van de verwerving deze grondig renoveren (6).

(6) Art. 7.15.1 tot 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19.11.2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid.

9. Wie voor de aankoop vanaf 2021 een hypothecair krediet aangaat, zal bij de kredietgever naast het woonkrediet ook een renovatiekrediet kunnen afsluiten.

10. De steun wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de grondige energetische renovatie of de sloop-en-heropbouw van de niet-energiezuinige woning of het niet-energiezuinige appartement wordt gerealiseerd. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om een tweede verblijf of een verhuurde woning.

11. De rentesubsidie wordt jaarlijks toegekend zowel gedurende de opnameperiode als gedurende de volledige looptijd van het renovatiekrediet, voor zover en zolang voldaan is aan de voorwaarden.

IV. TERUGBETALING RENTESUBSIDIE

12. De kredietnemer moet binnen de 5 jaar na de datum van de authentieke akte van verwerving van de niet-energiezuinige woning of appartement over een nieuw energieprestatiecertificaat beschikken.

13. Wanneer het beoogde energieprestatielabel na 5 jaar niet is bereikt, zal het VEKA overgaan tot de gehele of gedeeltelijke terugvordering van de toegekende rentesubsidie (7).

(7) Volgens art. 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19.11.2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid.

14. Vanaf het moment dat de resultaatsverbintenis moet zijn behaald, maar dit niet het geval is, zal het resterend bedrag van de nog uit te keren rentesubsidie geheel of gedeeltelijk beperkt worden.

V. FEDERALE INTERESTAFTREK

15. De interesten van schulden die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden worden van het totale bedrag van de onroerende inkomsten afgetrokken, mits zij in het belastbaar tijdperk zijn betaald of gedragen (8).

(8) Art. 14, eerste lid, 1°, WIB 92.

16. Het moet gaan om onroerende goederen waarvan het inkomen na toepassing van artikel 12, WIB 92, begrepen is in de belastbare onroerende inkomsten. Het mag dan bijvoorbeeld niet gaan om de eigen woning.

17. Het kan niet de bedoeling zijn dat de belastingplichtige zowel geniet van de federale interestaftrek als van de rentesubsidie. Anderzijds moet de teruggevorderde rentesubsidie wel in aanmerking kunnen komen voor de federale interestaftrek.

18. De W 21.01.2022 heeft hiertoe artikel 14, eerste lid, WIB 92, als volgt gewijzigd:

- er wordt bevestigd dat de interesten waarvoor een rentesubsidie werd aangevraagd (9) niet in aanmerking komen voor de federale interestaftrek

- er wordt voorzien dat de teruggevorderde rentesubsidies (10) in aanmerking kunnen komen voor de federale interestaftrek.

(9) zoals bepaald in art. 8.2.3 van het Vlaams Energiedecreet van 08.05.2009 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid en in de art. 7.15.1 tot 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19.11.2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid.
(10) zoals bepaald in art. 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19.11.2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid.

Praktische uitwerking

19. In de praktijk stelt zich het probleem dat de belastingplichtige aan de kredietgever interesten betaalt, die hij nadien geheel of gedeeltelijk als rentesubsidie terug krijgt.

In de aangifte mag enkel het bedrag worden vermeld dat daadwerkelijk in aanmerking komt voor de federale interestaftrek.

Het gaat dan concreet om het bedrag dat mag worden vermeld naast de code 1146 of 2146 van het voorbereidend document van de aangifte in de personenbelasting of de aangifte in de belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen).

20. Wanneer het renovatiekrediet werd aangegaan om een onroerend goed te verwerven of te behouden waarvan het inkomen na toepassing van artikel 12, WIB 92 begrepen is in de belastbare onroerende inkomsten zal de belastingplichtige hiertoe de volgende bewerking moeten doorvoeren:

de tijdens het belastbaar tijdperk betaalde of gedragen interesten voor het renovatiekrediet

- het bedrag van de aangevraagde rentesubsidie die daarmee verband houdt

+ het bedrag van de tijdens het belastbaar tijdperk teruggevorderde rentesubsidie.

Het verschil mag worden vermeld naast de code 1146 of 2146 van het voorbereidend document van de aangifte in de personenbelasting of de aangifte in de belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen).

Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat de interesten die verband houden met de eigen woning (te beoordelen op de datum van betaling) niet in aanmerking kunnen komen voor de federale interestaftrek.

Indien na het indienen van de aangifte blijkt dat het bedrag van de uitbetaalde rentesubsidie voor dat belastbaar tijdperk lager is (bv. wanneer het VEKA van mening is dat niet is voldaan aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op een rentesubsidie), dan kan de belastingplichtige een rechtzetting van zijn belastingaangifte vragen.

Een dergelijke rechtzetting kan dan worden gevraagd, maar moet in het geval dat er reeds een inkohiering heeft plaatsgevonden, gebeuren door middel van een bezwaarschrift.

VI. VOORBEELDEN

Onderstaande voorbeelden hebben enkel tot doel verduidelijking te geven bij de toepassing van de in artikel 14, WIB 92, bedoelde federale interestaftrek. De gegevens zijn louter hypothetisch.

21. Voorbeeld 1

Een belastingplichtige koopt in 2022 een woning met een slechte energieprestatie om deze binnen de 5 jaar na de datum van verwerving grondig te renoveren. Het betreft een tweede verblijf.

Hij sluit hiervoor een hypothecaire lening alsook een renteloos renovatiekrediet af.

In 2026 behaalt de belastingplichtige de beoogde resultaatsverbintenis niet.

De betaalde interesten komen vanaf dan slechts voor 50 % in aanmerking voor een rentesubsidie.

In 2026 is er bovendien een gedeeltelijke terugvordering van 1.250 euro, die ook in 2026 wordt betaald.

Inkomsten-jaar

Betaalde interesten

Aangevraagde rentesubsidie

Terugvordering

Federale interestaftrek

2022

700 euro

700 euro

0 euro

0 euro

2023

650 euro

650 euro

0 euro

0 euro

2024

600 euro

600 euro

0 euro

0 euro

2025

550 euro

550 euro

0 euro

0 euro

2026

500 euro

250 euro

1.250 euro

1.500 euro (11)

2027

450 euro

225 euro

0 euro

225 euro (12)

..

(11) (500 euro – 250 euro) + (1.250 euro).
(12) 450 euro – 225 euro.

22. Voorbeeld 2

Een belastingplichtige koopt in 2023 een woning met een slechte energieprestatie om deze binnen de 5 jaar na de datum van verwerving grondig te renoveren. Het betreft een tweede verblijf.

Hij sluit hiervoor een hypothecaire lening alsook een renovatiekrediet af. Er wordt een rentesubsidie van 3 % toegekend. De marktrente bedraagt 3,5 %.

De belastingplichtige verbindt zich ertoe om binnen de 5 jaar na de datum van de authentieke akte van verwerving van de niet-energiezuinige woning over een nieuw energieprestatiecertificaat te beschikken. Label B wordt beoogd. De belastingplichtige behaalt de beoogde resultaatsverbintenis van label B.

De belastingplichtige betaalt jaarlijks 1.741 euro interest aan de kredietgever. De aangevraagde rentesubsidie bedraagt: 1.497 euro per jaar.

Voor de federale interestaftrek zal in aanmerking kunnen komen:

De tijdens het belastbaar tijdperk

aan de kredietgever betaalde interesten: 1.741 euro

de aangevraagde rentesubsidie: - 1.497 euro

verschil = 244 euro

VII. INWERKINGTREDING

23. Art. 25 van de W 21.01.2022 treedt in werking op 01.01.2021 (13).

(13) Art. 60, eerste lid, W 21.01.2022.

VIII. WETGEVING

- Art. 14, WIB 92.

- Art. 25 en 60 van de wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 28.01.2022).

IX. WET VAN 21.01.2022 HOUDENDE DIVERSE FISCALE BEPALINGEN

24. De betrokken artikelen van de W 21.01.2022 zijn de volgende:

Artikel 25

In artikel 14, eerste lid van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a) in de bepaling onder 1° worden de woorden met uitzondering van de interesten waarvoor een rentesubsidie werd aangevraagd zoals bepaald in artikel 8.2.3 van het Vlaams Energiedecreet van 8 mei 2009 en in de artikelen 7.15.1 tot 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid, ingevoegd tussen de woorden belastbare onroerende inkomsten, en de woorden met dien verstande

b) een bepaling onder 3° wordt ingevoegd, luidende:

3. De teruggevorderde rentesubsidies zoals bepaald in artikel 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid.”.

Artikel 60

Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021.

X. AANGEPASTE BEPALINGEN VAN HET WIB 92

25. Na de wijzigingen door de W 21.01.2022 luidt de betrokken bepaling van het WIB 92 als volgt. De wijzigingen zijn in vet weergegeven.

Artikel 14, WIB 92

Van de inkomsten van onroerende goederen worden afgetrokken mits zij in het belastbare tijdperk zijn betaald of gedragen:

1° de interest uit hoofde van schulden die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden waarvan het inkomen na toepassing van artikel 12 begrepen is in de belastbare onroerende inkomsten, met uitzondering van de interesten waarvoor een rentesubsidie werd aangevraagd zoals bepaald in artikel 8.2.3 van het Vlaams Energiedecreet van 8 mei 2009 en in de artikelen 7.15.1 tot 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid met dien verstande dat interest betreffende een schuld die voor één enkel onroerend goed is aangegaan, van het totale bedrag van de onroerende inkomsten kan worden afgetrokken;

2° de termijnen en de waarde van ermee gelijkgestelde lasten met betrekking tot de aanschaffing van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten met betrekking de in het 1° bedoelde goederen, met uitsluiting van de in artikel 10, § 2, vermelde rechten van gebruik.

De teruggevorderde rentesubsidies zoals bepaald in artikel 7.15.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid.

Wanneer het onroerend goed waarvoor de in het eerste lid, 1°, bedoelde schuld werd aangegaan of waarvoor de in het eerste lid, 2°, bedoelde termijnen zijn betaald, na toepassing van artikel 12 slechts gedurende een gedeelte van het belastbaar tijdperk belastbare onroerende inkomsten heeft opgebracht, zijn de in het eerste lid vermelde intresten en termijnen slechts aftrekbaar wanneer ze zijn betaald in het gedeelte van het belastbaar tijdperk waarin het onroerend goed belastbare onroerende inkomsten heeft opgebracht.

Het totale bedrag van de in het eerste lid vermelde aftrekken is beperkt tot het overeenkomstig de artikelen 7 tot 13 bepaalde onroerend inkomen.

Deze aftrekken worden evenredig afgetrokken van de inkomsten van onroerende goederen.

Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en de in het eerste lid vermelde aftrekken van de ene belastingplichtige groter zijn dan zijn inkomsten van onroerende goederen, wordt het saldo aangerekend op de inkomsten van de onroerende goederen van de andere belastingplichtige.

Interne ref.: 734.384

Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés