De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 26/06/2023 de Circulaire 2023/C/64 betreffende het verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit, van aardgas en van warmte via warmtenetten.
Deze circulaire handelt over de invoering van het permanent verlaagd btw-tarief van 6 % voor de levering van elektriciteit, van aardgas en van warmte via warmtenetten. Deze nieuwe bepalingen zijn ingevoegd bij wet van 19.03.2023 tot wijziging van het Btw-Wetboek en van het koninklijk besluit nr. 20 van 20.07.1970 (BS van 29.03.2023).
Zie ook: Circulaire 2023/C/65 van 26.06.2023 FAQ verlaagd btw-tarief 6 % voor leveringen van elektriciteit, aardgas en warmte via warmtenetten vanaf 1 juli 2023
Inhoudstafel
3. Welke handelingen worden beoogd door deze maatregel?
3.1. De leveringen tijdens de overgangsperiode van 01.04.2023 tot 30.06.2023 van:
3.1.2. Aardgas en warmte via warmtenetten
3.1.3. Wat in geval van doorfacturatie?
3.2. De leveringen vanaf 01.07.2023 van:
3.2.1. Elektriciteit en aardgas
3.2.1.1. Verlaagd btw-tarief indien niet-zakelijk gebruik
3.2.1.2. Weerlegbare wettelijke vermoedens
3.2.1.3. Wat in geval van doorfacturatie?
3.2.2. Warmte via warmtenetten
3.4. Hoe gebeurt de berekening van het verbruik tijdens de bedoelde periode?
4.1. Levering van elektriciteit
4.3. Levering van warmte via warmtenetten
1. Inleiding
In 2022 werden we geconfronteerd met zeer sterk stijgende energieprijzen, als een gevolg van geopolitieke ontwikkelingen. Om de impact op gezinnen van deze sterke prijsstijging snel te kunnen verminderen, werden daarom bij de volgende koninklijke besluiten, alsook bij de hierna vermelde wet, al maatregelen ingevoerd:
- het koninklijk besluit van 21.02.2022 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 4 en 20 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de verlaging van het tarief van de belasting over de toegevoegde waarde betreft voor de levering van elektriciteit in het kader van residentiële contracten (Belgisch Staatsblad, 28.02.2022)
- het koninklijk besluit van 23.03.2022 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 4 en 20 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de verlaging van het tarief van de belasting over de toegevoegde waarde betreft voor de levering van elektriciteit, van aardgas en van warmte via warmtenetten in het kader van residentiële contracten (Belgisch Staatsblad, 30.03.2022)
- het koninklijk besluit van 27.06.2022 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20.07.1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat de levering van elektriciteit in het kader van residentiële contracten, van aardgas en van warmte via warmtenetten en sommige warmtepompen betreft (Belgisch Staatsblad, 30.06.2022)
- de wet van 21.12.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (Belgisch Staatsblad, 29.12.2022), die de verlaging van het btw-tarief tot 6 % voor de levering van elektriciteit in het kader van residentiële contracten en voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten aan alle soorten afnemers verlengt tot en met 31.03.2023.
Het voormelde koninklijk besluit van 21.02.2022 heeft een verlaging van het btw-tarief ingevoerd voor de levering van elektriciteit voor residentiële afnemers, of, meer concreet, in het kader van het contract waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer-natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer werd meegedeeld (artikel 1bis van koninklijk besluit nr. 20). Deze maatregel was, rekening houdend met de toenmalige economische context, voorzien voor een periode van 4 maanden, van 01.03.2022 tot en met 30.06.2022 (zie circulaire 2022/C/35 van 31.03.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit en de maandelijkse teruggaaf btw).
Het voormelde koninklijk besluit van 23.03.2022 heeft de tarifaire gunstmaatregel voor leveringen van elektriciteit verlengd tot en met 30.09.2022, rekening houdend met de geopolitieke context ingevolge de oorlog in Oekraïne en de onder meer door de Europese Unie tegen Rusland afgekondigde economische sancties die aanleiding hebben gegeven tot een explosieve prijsstijging van de energieproducten, in het bijzonder van elektriciteit. Bovendien voerde het voormelde koninklijk besluit tijdelijk (van 01.04.2022 tot en met 30.09.2022) een verlaagd btw-tarief van 6 % in (artikel 1bis/1 van koninklijk besluit nr. 20) voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten voor huishoudelijke verwarmingsdoeleinden (zie circulaire 2022/C/48 van 11.05.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit, voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten en de maandelijkse teruggaaf inzake btw).
Het voormelde koninklijk besluit van 27.06.2022 heeft voornoemde maatregel voor leveringen van elektriciteit opnieuw verlengd tot en met 31.12.2022. Bovendien heeft het voormelde koninklijk besluit het toepassingsgebied inzake de levering van aardgas en warmte via warmtenetten vanaf 01.08.2022 uitgebreid om alle leveringen af te dekken ongeacht de aard van het contract dat werd afgesloten, en de toepassing ervan verlengd tot en met 31.12.2022 (zie circulaire 2022/C/67 van 11.07.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit en voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten).
Tot slot heeft de wet van 21.12.2022 beide maatregelen nogmaals verlengd tot en met 31.03.2023 (zie circulaire 2023/C/39 van 30.03.2023 betreffende de wijzigingen aangebracht aan het Btw-Wetboek en aan het koninklijk besluit nr. 20 middels de wet van 21.12.2022 houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde).
Om de koopkracht van de huishoudens ook in de toekomst te beschermen en om de gevolgen van de schommelingen van de energieprijzen op een structurele manier beter te beheersen, werd een permanente hervorming uitgewerkt, waarbij de btw structureel wordt verlaagd naar 6%, in combinatie met een hervorming van de accijnzen.
Wil deze hervorming ten volle effect sorteren, dan moet ervoor worden gezorgd dat het toepassingsgebied van de btw- en accijnsmaatregelen perfect overeenstemt en geen aanleiding geeft tot overlappingen of leemten bij de begunstigden van die maatregelen.
Daarom zal het toepassingsgebied van de btw- en accijnsmaatregelen inderdaad perfect met elkaar overeenstemmen vanaf 01.07.2023. Vanaf die datum zijn de marktdeelnemers in staat om hun systemen aan te passen aan de nieuwe bepalingen die uit deze hervorming voortvloeien. Bij deze hervorming wordt derhalve voor een periode van 3 maanden (van 01.04.2023 tot en met 30.06.2023) in een overgangsregeling voorzien, om op die manier een naadloze overgang mogelijk te maken naar een definitieve btw-regeling die qua toepassingsgebied perfect aansluit op het toepassingsgebied van de gewijzigde accijnsreglementering, met name voor de leveringen voor niet-zakelijk verbruik van elektriciteit en aardgas als verwarmingsbrandstof. Zodoende zal het verlaagde btw-tarief uitsluitend worden gekoppeld aan de heffing van accijnzen over leveringen voor niet-zakelijk verbruik. De wet van 19.03.2023 houdende hervorming van de fiscaliteit (Belgisch Staatsblad, 29.03.2023) voert voormelde permanente maatregelen in.
Wat de levering van warmte via warmtenetten betreft, die buiten het toepassingsgebied valt van de accijnzen, is een ander criterium van toepassing. De afnemer moet een natuurlijk persoon zijn die een residentieel contract sluit met zijn energieleverancier.
Deze commentaar is een toelichting bij deze nieuwe btw-bepalingen. De memorie van toelichting van het ontwerp van wet van 09.02.2023 is raadpleegbaar via DOC 55 3151/001.
Als bijlage bij deze circulaire gaat eveneens een FAQ omvattende een algemeen overzicht van de nieuwe maatregelen en een aantal praktijkvoorbeelden.
2. Wettelijke bepalingen
2.1. Inzake btw
Ingevolge de wet van 19.03.2023 (BS van 29.03.2023) wordt rubriek XIV van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20.07.1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, opgeheven bij het koninklijk besluit van 17.03.1992, hersteld als volgt:
'XIV. De levering van elektriciteit, aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof en warmte via warmtenetten.
§ 1. Vanaf 1 april 2023 tot en met 30 juni 2023 is het verlaagd tarief van toepassing op de levering van elektriciteit in het kader van het contract waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer-natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer is meegedeeld.
Vanaf 1 juli 2023 is het verlaagd tarief van toepassing op de levering van elektriciteit in het kader van het contract van niet-zakelijk gebruik in de zin van en volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 420, §§ 5 en 5/1, van de programmawet van 27 december 2004.
Voor de definitieve heffing van de btw op de eindafrekening die betrekking heeft op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 1 maart 2022 dan wel op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 1 juli 2023, wordt de maatstaf van heffing met betrekking tot het volledige daadwerkelijke verbruik tijdens die periode per onderscheiden btw-tarief omgeslagen en dit rekening houdend met dat verbruik vóór en na het tijdstip van de betrokken tariefwijziging.
De berekening van het verbruik met het oog op de in het derde lid bedoelde omslag per btw-tarief, wordt, indien de gegevens omtrent het daadwerkelijke verbruik niet beschikbaar zijn vóór de opmaak van de eindafrekening door de leverancier, uitgevoerd aan de hand van het in de elektriciteitsmarkt vastgelegde verbruiksprofiel dat per kwartier van een volledig jaar het relatieve gebruik weergeeft van het bepaalde type van betrokken afnemers.
§ 2. Vanaf 1 april 2023 tot en met 30 juni 2023 is het verlaagd tarief van toepassing op de levering van aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof en van warmte via warmtenetten.
Vanaf 1 juli 2023 is het verlaagd tarief van toepassing op de levering van aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof in het kader van het contract van niet-zakelijk gebruik in de zin van en volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 420, §§ 5 en 5/1, van de programmawet van 27 december 2004 en van warmte via warmtenetten in het kader van het contract waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer-natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer is meegedeeld.
Voor de definitieve heffing van de btw op de eindafrekening die betrekking heeft op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 1 april 2022, dan wel op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 1 juli 2023, wordt de maatstaf van heffing met betrekking tot het volledige daadwerkelijke verbruik tijdens die periode per onderscheiden btw-tarief omgeslagen en dit rekening houdend met dat verbruik vóór en na het tijdstip van de betrokken tariefwijziging.
De berekening van het verbruik met het oog op de in het derde lid bedoelde omslag per btw-tarief, wordt, indien de gegevens omtrent het daadwerkelijke verbruik niet beschikbaar zijn vóór de opmaak van de eindafrekening door de leverancier, uitgevoerd aan de hand van het in de aardgasmarkt vastgelegde verbruiksprofiel dat per uur van een volledig jaar het relatieve verbruik weergeeft van het bepaalde type van betrokken afnemers.'.
2.2. Inzake accijnzen
Ingevolge de wet van 19.03.2023 (BS van 29.03.2023) die artikel 420, § 5/1, van de programmawet van 27 december 2004 invoert en de geconsolideerde versie van artikel 420, § 5 van voormelde programmawet luidt artikel 420, §§ 5 en 5/1 als volgt:
'Artikel 420, § 5. Voor de toepassing van het tarief betreffende "zakelijk gebruik", bedoeld in artikel 419, d) tot en met i) en k), moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
Het moet gaan om het zakelijk gebruik van een bedrijf, dit is het verbruik van een bedrijf dat zelfstandig, ongeacht op welke plaats, leveringen van goederen en diensten verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die economische activiteiten.
De economische activiteiten omvatten alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije beroepen.
De Staat, lokale en regionale overheden en andere publiekrechtelijke lichamen worden niet als bedrijf aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten.
Wanneer deze lichamen evenwel zodanige werkzaamheden of handelingen verrichten, worden zij daarvoor als bedrijf aangemerkt, indien een behandeling als niet-bedrijf tot concurrentieverstoringen van enige betekenis zou leiden.
Als "bedrijf" kan niet worden beschouwd een eenheid kleiner dan een afdeling van een bedrijf of een juridische entiteit die uit organisatorisch oogpunt een onafhankelijke exploitatie vormt, dat wil zeggen een eenheid die op eigen kracht kan functioneren.
Waar zakelijk en niet-zakelijk gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik; indien het zakelijk of het niet-zakelijk gebruik van weinig belang is, kan het evenwel als nihil worden behandeld.
§ 5/1. Voor de levering van elektriciteit en aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof in het kader van een contract waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer-natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer is meegedeeld, geldt een weerlegbaar vermoeden in hoofde van de distributeur dat het gaat om een levering voor niet-zakelijk gebruik in de zin van paragraaf 5.
Voor de levering van elektriciteit en aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof in het kader van een contract waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer een ondernemingsnummer is meegedeeld, geldt een weerlegbaar vermoeden in hoofde van de distributeur dat het gaat om een levering voor zakelijk gebruik in de zin van paragraaf 5, tenzij de verbruiker de distributeur uitdrukkelijk heeft gemeld dat het gaat om een contract voor een levering voor overwegend niet-zakelijk gebruik in de zin van paragraaf 5, door middel van de volgende verklaring:
“Dit contract is afgesloten met het oog op een levering van aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof/elektriciteit voor overwegend niet-zakelijk gebruik in de zin van artikel 420, § 5, van de programmawet van 27 december 2004.”.
Wanneer de verbruiker meldt dat het gaat om een overwegend niet-zakelijk verbruik overeenkomstig het tweede lid, past de distributeur de accijnzen met betrekking tot een niet-zakelijk gebruik slechts toe vanaf de eerste dag van de maand volgend op die melding door de verbruiker, en ten vroegste vanaf 1 juli 2023.
Behoudens samenspanning tussen de partijen, ontslaat de niet-mededeling van zijn ondernemingsnummer of de melding van het overwegend niet-zakelijk gebruik door de verbruiker overeenkomstig het eerste of tweede lid, de distributeur van zijn aansprakelijkheid ten aanzien van de bepaling van de toepasselijke tarieven van de accijnzen.'.
3. Welke handelingen worden beoogd door deze maatregel?
Hierna volgt een overzicht van de regeling die van toepassing is van 01.04.2023 tot en met 30.06.2023 en de definitieve regeling tot hervorming van de energiefactuur:
Aard levering | Voorwaarde toepassing 6 % van 01.04.2023 tot 30.06.2023 | Voorwaarde toepassing 6 % vanaf 01.07.2023 |
Elektriciteit | Natuurlijk persoon Residentiële contracten (de afnemer heeft geen ondernemingsnummer meegedeeld) | Natuurlijk of rechtspersoon Niet-zakelijk gebruik
|
Aardgas | Natuurlijk of rechtspersoon Alle contracten | Natuurlijk of rechtspersoon Niet-zakelijk gebruik |
Warmte via warmtenetten (niet onderworpen aan accijnzen) | Natuurlijk of rechtspersoon Alle contracten | Natuurlijk persoon Residentiële contracten (de afnemer heeft geen ondernemingsnummer meegedeeld) |
3.1. De leveringen tijdens de overgangsperiode van 01.04.2023 tot 30.06.2023 van:
3.1.1. Elektriciteit
Volgens de nieuwe rubriek XIV, § 1, eerste lid, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 is vanaf 01.04.2023 tot en met 30.06.2023 de levering van elektriciteit in het kader van het contract waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer-natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer is meegedeeld onderhevig aan het verlaagd btw-tarief van 6 %.
Tijdens deze overgangsregeling van 3 maanden blijft het verlaagd btw-tarief aldus strikt voorbehouden voor de levering van elektriciteit in het kader van zogenaamde 'residentiële' contracten zoals bedoeld in circulaire 2022/C/35 van 31.03.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit en de maandelijkse teruggaaf btw. De oorspronkelijke maatregel werd reeds meermaals ongewijzigd verlengd.
Voor de leveringen tijdens deze overgangsperiode blijven de voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief opnieuw ongewijzigd.
De datum van het sluiten van het contract is overigens niet relevant.
In het kader van deze hervorming is artikel 1bis van het koninklijk besluit nr. 20 overeenkomstig de in die bepaling opgenomen uitdovingsclausule niet meer van toepassing vanaf de inwerkingtreding van voormelde rubriek.
3.1.2. Aardgas en warmte via warmtenetten
Volgens de nieuwe rubriek XIV, § 2, eerste lid, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 is vanaf 01.04.2023 tot en met 30.06.2023 de levering van aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof en van warmte via warmtenetten onderhevig aan het verlaagd btw-tarief van 6 %.
Tijdens deze overgangsregeling van 3 maanden blijft het verlaagd btw-tarief betrekking hebben op alle afgesloten contracten, zonder een onderscheid te maken in functie van de aard van het gesloten contract (residentieel of professioneel), of, meer concreet, zonder een onderscheid te maken al naargelang er al dan niet een ondernemingsnummer werd meegedeeld door de afnemer in het kader van de afsluiting van het contract met betrekking tot die leveringen van aardgas en warmte via warmtenetten zoals bedoeld in circulaire 2022/C/67 van 11.07.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit en voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten.
Voor de leveringen tijdens deze overgangsperiode blijven de voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief ongewijzigd.
De datum van het sluiten van het contract is overigens niet relevant.
In verband met wat wordt verstaan onder 'warmtenet' wordt herinnerd aan de bepalingen opgenomen onder randnummer 3.2.4 van circulaire 2022/C/48 van 11.05.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit, voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten en de maandelijkse teruggaaf inzake btw. Die circulaire geeft overigens een toelichting bij de oorspronkelijke (van 01.04.2022 tot en met 31.07.2022), meer beperkte, draagwijdte van het toepassingsgebied van het verlaagd btw-tarief.
In het kader van deze hervorming is artikel 1bis/1 van het koninklijk besluit nr. 20 overeenkomstig de in die bepaling opgenomen uitdovingsclausule niet meer van toepassing vanaf de inwerkingtreding van voormelde rubriek.
Bovendien wordt er opgemerkt dat de ministeriële tolerantie inzake de levering van warmte via gasgestookte collectieve verwarmingsinstallaties, waarbij gebruik wordt gemaakt van een zogenaamd Central Heating Management (CHM) systeem, zie circulaire 2023/C/9 van 13.01.2023 betreffende het tijdelijk verlaagde btw-tarief voor de levering van warmte middels een gasgestookte collectieve verwarmingsinstallatie nog van toepassing is tijdens deze overgangsperiode.
3.1.3. Wat in geval van doorfacturatie?
Op de parlementaire vragen nr. 1257 van 01.12.2022 en nr. 1261 van 02.12.2023 van de heer de Roover met betrekking tot de draagwijdte van het toepassingsgebied van de artikelen 1bis en 1bis/1 van het koninklijk besluit br. 20 inzake btw-tarieven heeft de heer Minister geantwoord dat zowel voor de levering van elektriciteit als van aardgas en van warmte via warmtenetten het verlaagd btw-tarief niet van toepassing is wanneer voormelde energie opnieuw wordt gefactureerd door de oorspronkelijke afnemer.
3.2. De leveringen vanaf 01.07.2023 van:
3.2.1. Elektriciteit en aardgas
3.2.1.1. Verlaagd btw-tarief indien niet-zakelijk gebruik
Zoals blijkt uit de bepalingen van voormelde nieuwe rubriek XIV, §§ 1 en 2, tweede lid, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 wordt vanaf 01.07.2023 zowel voor de levering van elektriciteit als van aardgas, het afsluiten van een overeenkomst van niet-zakelijk gebruik in de zin van en volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 420, §§ 5 en 5/1, van de programmawet van 27.12.2004, als basiscriterium voor de toepassing van het permanent verlaagd btw-tarief gehanteerd.
Dat criterium vormt het wettelijk onderscheidingscriterium voor de toepassing van de verschillende accijnstarieven op energieproducten.
Zoals eerder aangehaald, is het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever dat in het kader van deze hervorming, het toepassingsgebied van de tarifaire gunstmaatregel inzake btw en van het niet-zakelijk gebruik identiek is.
Wat onder 'zakelijk gebruik', en bijgevolg ook onder 'niet-zakelijk gebruik', wordt begrepen, is opgenomen in artikel 420, § 5, van de programmawet van 27.12.2004 (zie hoofdstuk 2. Wettelijke bepalingen hiervoor), en is gebaseerd op de Europese energiebelastingrichtlijn.
Omwille van deze reden wordt het criterium om inzake btw het verlaagd btw-tarief van 6 % te kunnen genieten gewijzigd in het kader van deze hervorming.
Het mag dus niet gaan om het zakelijk gebruik van een bedrijf, dit is het verbruik van een bedrijf dat zelfstandig, ongeacht op welke plaats, leveringen van goederen en diensten verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die economische activiteiten. De economische activiteiten omvatten alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije beroepen.
Hoewel deze omschrijving sterke gelijkenissen vertoont met het begrip btw-belastingplichtige in de zin van artikel 4, § 1, van het Btw-Wetboek moet men in het kader van deze tarifaire maatregel de hiervoor aangehaalde definitie inzake accijnswetgeving hanteren. Het verbruik van elektriciteit of aardgas door een niet-btw-belastingplichtige kan immers ook aangemerkt worden als het zakelijk gebruik door een bedrijf.
Die verwijzing naar de niet-zakelijke aard van het verbruik heeft bovendien alleen betrekking op de toepassing van de reglementering inzake btw en inzake accijnzen in het kader van de huidige hervorming (zowel voor aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof, als voor elektriciteit) en blijft zonder gevolgen voor andere regelgevingen (regelgeving van de federale overheid of van de gefedereerde entiteiten) die eveneens naar dit begrip of naar een soortgelijke terminologie zouden verwijzen.
Volgens dezelfde logica waarbij een verband tot stand wordt gebracht tussen de verschillende maatregelen, wordt ook de terminologie in de btw-reglementering met betrekking tot aardgas verfijnd. Wat de fiscaliteit met betrekking tot de levering van aardgas betreft, heeft deze hervorming (net zoals trouwens in het kader van de vorige tijdelijke maatregelen, maar dan niet formeel geëxpliciteerd) immers alleen betrekking op aardgas dat als verwarmingsbrandstof wordt gebruikt in de zin van artikel 419, i), iii), van de programmawet van 27.12.2004. Leveringen van CNG (Compressed natural gas) en LNG (Liquefied natural gas) als motorbrandstof (voor industriële doeleinden of voor transport) vallen derhalve niet onder deze hervorming en kunnen derhalve geenszins in aanmerking komen voor het verlaagde btw-tarief. Wanneer in deze circulaire naar aardgas wordt verwezen, wordt daaronder derhalve steeds verstaan 'aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof' in de zin van de accijnsreglementering en van de btw-reglementering inzake tarieven.
Er wordt opgemerkt dat de Staat, lokale en regionale overheden en andere publiekrechtelijke lichamen volgens de accijnswetgeving niet als bedrijf worden aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten. Wanneer deze lichamen evenwel zodanige werkzaamheden of handelingen verrichten, worden zij daarvoor als bedrijf aangemerkt, indien een behandeling als niet-bedrijf tot concurrentieverstoringen van enige betekenis zou leiden. Zoals eerder verduidelijkt volgt de toepassing van het juiste btw-tarief uit de kwalificatie zakelijk gebruik/niet-zakelijk gebruik die inzake accijnzen wordt gegeven.
3.2.1.2. Weerlegbare wettelijke vermoedens
Bij het afsluiten van een contract beschikken de energieleveranciers niet altijd over de nodige informatie om te oordelen of het een levering voor zakelijk, dan wel niet-zakelijk gebruik betreft.
Inzake accijnswetgeving wordt er bijgevolg een dubbel weerlegbaar vermoeden ingevoerd in artikel 420, § 5/1, van de programmawet van 27.12.2004 met betrekking tot de al dan niet mededeling, door de afnemer aan zijn energieleverancier, van zijn ondernemingsnummer.
De nieuwe rubriek XIV verwijst uitdrukkelijk naar voormeld artikel 420, § 5/1, nieuw, van de programmawet van 27.12.2004, om aldus heel duidelijk te onderstrepen dat de gelijkschakeling van de toepassingsgebieden van de twee belastingen eveneens betrekking heeft op het inzake accijnzen ingesteld vermoeden, zonder dat het dan noodzakelijk is om dat vermoeden integraal in de btw-bepaling te herhalen. In die context wordt derhalve verwezen naar de specifieke modaliteiten die inzake accijnzen van toepassing zijn en in het bijzonder naar de modaliteiten waaronder de energieleverancier al dan niet kan worden ontslagen van zijn aansprakelijkheid voor de correcte toepassing van het accijnstarief, en bijgevolg, van het btw-tarief.
Het eerste weerlegbaar vermoeden vastgelegd in artikel 420, § 5/1, eerste lid, nieuw, van de programmawet van 27.12.2004. bepaalt ten aanzien van de levering van elektriciteit of van aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof dat, wanneer de afnemer-natuurlijke persoon bij het sluiten van het contract geen ondernemingsnummer meedeelt, de distributeur ervan uit mag gaan dat het een levering voor niet-zakelijk gebruik betreft in de zin van voornoemd artikel 420, § 5, van de programmawet van 27.12.2004. Als het toch een overwegend zakelijk gebruik betreft, is het aan de klant om dit vermoeden ongedaan te maken, door zijn leverancier zo spoedig mogelijk zijn ondernemingsnummer mee te delen, zodat het door hem gesloten contract als een contract voor zakelijk gebruik wordt beschouwd.
Wanneer de afnemer-natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer opgeeft, kan de leverancier dus niet aansprakelijk worden gesteld, behoudens samenspanning tussen de partijen, voor de eventuele onjuiste toepassing van btw (in het bijzonder) en accijnzen, indien blijkt dat het gesloten contract betrekking heeft op een zakelijk gebruik.
Een tweede weerlegbaar vermoeden is opgenomen in artikel 420, § 5/1, tweede lid, nieuw, van de programmawet van 27.12.2004. Dat vermoeden bepaalt dat het gaat om een levering voor zakelijk gebruik in de zin van voornoemd artikel 420, § 5, van de programmawet van 27.12.2004 wanneer, bij een levering van elektriciteit of aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof, in het kader van de afsluiting van het contract door de afnemer een ondernemingsnummer is meegedeeld, tenzij de afnemer de distributeur uitdrukkelijk heeft meegedeeld dat het gaat om een contract voor een levering voor overwegend niet-zakelijk gebruik.
Dit vermoeden is belangrijk in de mate dat de mededeling door de afnemer aan de energieleverancier dat het niet-zakelijk verbruik betreft, laatstgenoemde van zijn aansprakelijkheid ontslaat ten aanzien van de correcte toepassing van het verlaagde btw-tarief, met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden van het verlaagde tarief die uitsluitend kunnen worden bevestigd door de afnemer zelf (met name, het al of niet zakelijk gebruik). Dat heeft tot gevolg dat de administratie, indien de energieleverancier deze melding van zijn klant kan voorleggen, behoudens samenspanning tussen de partijen, van die energieleverancier niet zal kunnen eisen dat hij de bijkomende btw betaalt die desgevallend op de betrokken handeling(en) verschuldigd zou zijn.
Om elke betwisting over de draagwijdte van een dergelijke melding door de klant te vermijden, voorziet artikel 420, § 5/1, tweede lid, nieuw, van de programmawet van 27.12.2004 in een standaardverklaring die de afnemer aan zijn energiedistributeur kan meedelen en die luidt als volgt:
'Dit contract is afgesloten met het oog op de levering van [aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof/elektriciteit] voor overwegend niet-zakelijk verbruik in de zin van artikel 420, § 5, van de programmawet van 27 december 2004'.
Deze verklaring kan aan de distributeur worden meegedeeld, in welke vorm ook, bij het sluiten van de overeenkomst op de website van de distributeur (bijvoorbeeld door deze verklaring rechtstreeks op de website aan te kruisen) dan wel op enige andere wijze (brief, e-mail, enz.) zoals bepaald door de energiedistributeur.
De verklaring dient niet opnieuw te worden meegedeeld indien een contract ongewijzigd wordt verlengd.
Wanneer de voormelde verklaring betrekking heeft op een contract voor een levering voor zowel zakelijk als niet-zakelijk gebruik, is het overwegende gebruik bepalend. Het algemeen principe is dat de verklaring met betrekking tot het “overwegend” gebruik wordt gedaan per contract. In de specifieke situatie dat er onder één contract echter meerdere gebouwen en ook meerdere aansluitingspunten(EAN of NODE) vallen, en in de situatie dat het overwegend gebruik van de verschillende gebouwen niet hetzelfde is, dan zal de klant dit in de verklaring duidelijk moeten aangeven aan de energieleverancier. Om te voorkomen dat de leverancier de accijnstarieven (en het btw-tarief) met betrekking tot het niet-zakelijk gebruik met terugwerkende kracht moet toepassen in geval van laattijdige kennisgeving (of een kennisgeving op een tijdstip na de sluiting van het contract) door de afnemer, voorziet artikel 420, § 5/1, derde lid, nieuw, van de programmawet van 27.12.2004 dat wanneer de afnemer aan de distributeur meedeelt dat het overwegend om niet-zakelijk gebruik gaat, de distributeur de accijnzen (en dus ook het btw-tarief) voor niet-zakelijk gebruik pas toepast vanaf de eerste dag van de maand volgend op die melding door de afnemer, en dit ten vroegste vanaf 01.07.2023.
Van een dergelijke situatie is er sprake wanneer het gaat om een professioneel contract met een afnemer die een ondernemingsnummer opgeeft, maar waarbij het in feite om een niet-zakelijke klant gaat volgens de accijnswetgeving. Voorbeelden hiervan zijn de Staat, de regionale en lokale overheden en andere publiekrechtelijke lichamen, die volgens de accijnswetgeving als niet-zakelijke gebruikers moeten worden aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten (waardoor een hoger accijnstarief zal gelden) ook al hebben zij aan hun energieleverancier bij het sluiten van hun energiecontract een ondernemingsnummer opgegeven.
Zonder gewijzigd criterium inzake btw zou aan deze publiekrechtelijke lichamen steeds het normale btw-tarief van 21 % in rekening worden gebracht door de energieleveranciers in het kader van de levering van elektriciteit en aardgas. Dat dubbele tarifaire nadeel moet worden vermeden. Voor dit type situaties wordt er aldus in voorzien dat het aan de verbruiker is om expliciet aan te geven dat het om niet-zakelijk gebruik in de zin van de accijnswetgeving gaat.
Ook voor contracten afgesloten met appartementsmede-eigendommen waar meestal een ondernemingsnummer aan de energieleverancier wordt meegedeeld, terwijl er veelal sprake is van overwegend niet-zakelijk gebruik wordt erin voorzien dat het aan de verbruiker is om expliciet aan te geven dat het om overwegend niet-zakelijk gebruik in de zin van de accijnswetgeving gaat.
3.2.1.3. Wat in geval van doorfacturatie?
Zowel voor de leveringen van elektriciteit als van aardgas moet worden benadrukt dat het verlaagd btw-tarief niet van toepassing is wanneer de energie opnieuw wordt gefactureerd door de oorspronkelijke afnemer met wie de energieleverancier een overeenkomst heeft gesloten.
Rekening houdend met de uitdrukkelijke verwijzing naar de inzake accijnzen toepasselijke regeling, kan het verlaagd btw-tarief van 6 % niet worden toegepast op die daaropvolgende verkoop, aangezien in de relatie tussen de oorspronkelijke afnemer en de eindafnemer niet kan worden gesproken van een contract van niet-zakelijk gebruik in de zin van de accijnsreglementering en in het bijzonder in de zin van artikel 420, §§ 5 en 5/1, van de programmawet van 27.12.2004.
Zo bepaalt artikel 424, § 1/1, van diezelfde wet uitdrukkelijk dat de levering van elektriciteit via laadpalen voor het opladen van elektrische voertuigen deel uitmaakt van de elektriciteit afgenomen van het transport- of verdelingsnetwerk door de afnemer van de elektriciteit op het afnamepunt van dat netwerk waarop de laadpaal is aangesloten. Deze levering verleent de afnemer niet de hoedanigheid van distributeur, maar wel van verbruiker (en het is dus op het moment van de levering aan die verbruiker dat de accijnzen verschuldigd zijn).
Een ander voorbeeld is het geval waarbij energie afzonderlijk doorgerekend wordt in het kader van een (onroerende) verhuur. Ook in dergelijk geval is het verlaagd btw-tarief niet van toepassing wanneer de energie wordt doorgefactureerd.
3.2.2. Warmte via warmtenetten
Ten aanzien van de levering van warmte via warmtenetten kan niet dezelfde logica worden aangehouden als voor de levering van aardgas en elektriciteit, omdat voor de levering van warmte in het kader van de huidige hervorming alleen een verlaging van het btw-tarief geldt voor residentiële contracten, zonder enige compensatie in de vorm van accijnzen (aangezien 'warmte' via warmtenetten niet onder het toepassingsgebied van de accijnswetgeving valt).
Bijgevolg kunnen enkel natuurlijke personen in aanmerking komen voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief voor de levering van warmte via warmtenetten.
De bedoelde afnemer is:
- een natuurlijk persoon aan wie geen ondernemingsnummer is toegekend die met een elektriciteitsleverancier een contract voor de levering van warmte via warmtenetten afsluit of
- een natuurlijke personen aan wie wel een ondernemingsnummer is toegekend, maar die dit ondernemingsnummer niet meedeelt aan de leverancier met het oog op het sluiten van het contract voor de levering van warmte via warmtenetten.
Het tijdelijk verlaagd btw-tarief is aldus strikt voorbehouden voor de levering van warmte via warmtenetten in het kader van zogenaamde 'residentiële' of 'niet-professionele' contracten die de afnemer-natuurlijke persoon heeft gesloten met zijn leverancier aan wie hij, met het oog op het sluiten ervan, geen ondernemingsnummer meedeelde.
De natuurlijke persoon die een 'professioneel' contract afsluit met zijn elektriciteitsleverancier kan bijgevolg het verlaagd tarief van 6 % niet genieten.
Vennootschappen, andere rechtspersonen en, meer algemeen, eenieder die niet als een natuurlijke persoon kan worden aangemerkt, kunnen het verlaagde btw-tarief voor de levering van warmte via warmtenetten niet genieten.
Wat de doorfacturatie van warmte betreft neemt de administratie aan dat de antwoorden van de heer Minister op de parlementaire vragen nr. 1257 van 01.12.2022 en nr. 1261 van 02.12.2022 van de heer de Roover, met betrekking tot de draagwijdte van het toepassingsgebied van de artikelen 1bis en 1bis/1 van het koninklijk besluit nr. 20, mutatis mutandis van toepassing blijven.
3.3. Op welke onderdelen van de energiefactuur (elektriciteit / aardgas / warmte via warmtenetten) is het verlaagd btw-tarief van toepassing?
Het verlaagd btw-tarief is van toepassing op alle onderdelen van de energiefactuur (factuur van elektriciteit/aardgas/warmte via warmtenetten, zie nr. 2.2.3. in circulaire 2022/C/35 van 31.03.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit en de maandelijkse teruggaaf btw en nr. 3.2.3 in circulaire 2022/C/48 van 11.05.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit, voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten en de maandelijkse teruggaaf inzake btw).
3.4. Hoe gebeurt de berekening van het verbruik tijdens de bedoelde periode?
Voor de definitieve heffing van de btw op de eindafrekening met betrekking tot de levering van elektriciteit die betrekking heeft op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 01.03.2022 dan wel op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 01.07.2023, wordt de maatstaf van heffing met betrekking tot het volledige daadwerkelijke verbruik tijdens die periode per onderscheiden btw-tarief omgeslagen en dit rekening houdend met dat verbruik vóór en na het tijdstip van de betrokken tariefwijziging. De berekening van het verbruik met het oog op de omslag per btw-tarief, wordt, indien de gegevens omtrent het daadwerkelijke verbruik niet beschikbaar zijn vóór de opmaak van de eindafrekening door de leverancier, uitgevoerd aan de hand van het in de elektriciteitsmarkt vastgelegde verbruiksprofiel dat per kwartier van een volledig jaar het relatieve gebruik weergeeft van het bepaalde type van betrokken afnemers.
Voor de definitieve heffing van de btw op de eindafrekening met betrekking tot de levering van aardgas voor verwarming of warmte via warmtenetten die betrekking heeft op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 01.04.2022, dan wel op de periode die aanvangt vóór en eindigt na het tijdstip van de tariefwijziging op 01.07.2023, wordt de maatstaf van heffing met betrekking tot het volledige daadwerkelijke verbruik tijdens die periode per onderscheiden btw-tarief omgeslagen en dit rekening houdend met dat verbruik vóór en na het tijdstip van de betrokken tariefwijziging. De berekening van het verbruik met het oog op de omslag per btw-tarief, wordt, indien de gegevens omtrent het daadwerkelijke verbruik niet beschikbaar zijn vóór de opmaak van de eindafrekening door de leverancier, uitgevoerd aan de hand van het in de aardgasmarkt vastgelegde verbruiksprofiel dat per uur van een volledig jaar het relatieve verbruik weergeeft van het bepaalde type van betrokken afnemers. Het verbruik van warmte via warmtenetten tijdens de referentieperiode zal worden berekend op basis van hetzelfde verbruikersprofiel op de aardgasmarkt.
We verwijzen naar punt 4, hierna.
4. Schematisch
In onderstaande tabellen worden ter verduidelijking een aantal voorbeeldsituaties gegeven.
4.1. Levering van elektriciteit
Toepassing verlaagd btw-tarief onderworpen aan voorwaarden (zie punt 3, hiervoor).
Datum voorschotfactuur of -aanrekening | Periode waarop voorschot betrekking heeft | % btw-tarief op voorschot | % btw-tarief op eindafrekening |
27.02.2022 | 27.02.2022-26.03.2022 | 21 | 27.02.2022-28.02.2022: 21 |
01.03.2022 | 27.02.2022-26.03.2022 | 21 | 27.02.2022-28.02.2022: 21 |
01.03.2022 | 01.03.2022-31.03.2022 | 21 | 01.03.2022-31.03.2022: 6 |
01.04.2022 | 01.03.2022-31.03.2022 | 6 | 01.03.2022-31.03.2022: 6 |
01.05.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | 6 | 01.04.2022-30.04.2022: 6 |
01.01.2023 | 01.01.2023-31.03.2023 | 6 | 01.01.2023-31.03.2023: 6 |
01.04.2023 | 01.04.2023-30.06.2023 | 6i | 01.04.2023-30.06.2023: 6i |
01.07.2023 | 27.06.2023-26.07.2023 | 6i/ii | 27.06.2023-30.06.2023: 6 (B2C) |
01.07.2023 | 01.07.2023-31.07.2023 | 6ii | 01.07.2023-31.07.2023: 6 (niet-zakelijk) |
i Op basis van de overgangsmaatregel, zie 3.1.1. hiervoor (B2C = natuurlijk persoon, geen ondernemingsnummer meegedeeld)
ii Op basis van het nieuwe criterium voorzien in de permanente maatregel, zie 3.2.1. hiervoor (niet-zakelijk gebruik)
4.2. Levering van aardgas
Toepassing verlaagd btw-tarief onderworpen aan voorwaarden (zie punt 3, hiervoor).
Datum voorschot factuur of -aanrekening | Periode waarop voorschot betrekking heeft | % btw-tarief voorschot (van 01.04.2022 t/m 31.07.2022: initiële maatregel: B2C) | % btw-tarief voorschot
| % btw-tarief voorschot -vanaf 01.04.2023 t/m 30.06.2023: overgangsmaatregel (zie 3.1.2. hierboven) -vanaf 01.07.2023: nieuw criterium voorzien in de permanente maatregel (zie 3.2.1. hierboven) |
27.03.2022 | 27.03.2022-26.04.2022 | 21 (B2C/B/G) |
|
|
01.04.2022 | 27.03.2022-26.04.2022 | Keuze 6 / 21 (B2C) |
|
|
01.04.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | Keuze 6 / 21 (B2C) |
|
|
01.05.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | 6 (B2C) |
|
|
27.07.2022 | 27.07.2022-26.08.2022 | 6 (B2C) |
|
|
01.08.2022 | 27.07.2022-26.08.2022 | NVT1 -> | 6 (B2C) |
|
01.08.2022 | 01.08.2022-31.08.2022 | NVT1 -> | 6 (B2C) |
|
01.09.2022 | 27.08.2022-26.09.2022 | NVT1 -> | 6 (B2C/B/G) |
|
01.10.2022 | 01.10.2022-31.10.2022 | NVT1 -> | 6 (B2C/B/G) |
|
01.01.2023 | 01.01.2023-31.03.2023 | NVT1 -> | 6 (B2C/B/G) |
|
01.04.2023 | 01.04.2023-30.06.2023 |
| NVT2 > | 01.04.2023-30.06.2023: 6 (B2C/B/G) |
01.07.2023 | 27.06.2023-26.07.2023 |
| NVT2 -> | 27.06.2023-30.06.2023: 6 (B2C/B/G) 01.07.2023-26.07.2023: 6 (niet-zakelijk) |
01.07.2023 | 01.07.2023-31.07.2023 |
| NVT2 -> | 01.07.2023-31.07.2023: 6 (niet-zakelijk) |
NVT1: initiële maatregel (B2C = residentiële contracten, natuurlijk persoon, nr. KBO niet meegedeeld) vervangen door nieuwe tijdelijke maatregel (B2C, B2B en B2G = zowel residentiële als professionele contracten, alle personen).
(1) Deze overgangsmaatregel betreft hoe dan ook uitsluitend de facturering of aanrekening van de voorschotten en is niet van toepassing op de eindafrekeningen noch overigens op de maandelijkse afrekeningen die, voor bepaalde professionele contracten, soms de gangbare praktijk uitmaken in dergelijke commerciële verhoudingen. Zie circulaire 2022/C/67 van 11.07.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit en voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten, en verlenging van de maatregelen in de wet van 21.12.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (Belgisch Staatsblad, 29.12.2022).
NVT2: maatregel (B2C, B2B en B2G = zowel residentiële als professionele contracten, alle personen) vervangen door nieuwe permanente maatregel: vanaf 01.04.2023 t/m 30.06.2023: overgangsmaatregel (zie 3.1.2. hierboven) en vanaf 01.07.2023: nieuw criterium voorzien in de permanente maatregel (zie 3.2.1. hierboven).
Uitgaande van bovengenoemde voorbeeldsituaties, zal het toegepaste btw-tarief als volgt rechtgezet worden door de leverancier van aardgas:
Datum voorschot | Periode voorschot | % btw-tarief eindafrekening van 01.04.2022 t/m 31.07.2022: initiële maatregel: B2C | % btw-tarief eindafrekening vanaf 01.08.2022 t/m 31.03.2023: nieuwe tijdelijke maatregel B2C, B2B en B2G | % btw-tarief eindafrekening -vanaf 01.04.2023 t/m 30.06.2023: overgangsmaatregel, B2C, B2B en B2G (zie 3.1. hierboven) -vanaf 01.07.2023: nieuw criterium voorzien in de permanente maatregel (zie 3.2. hierboven) |
27.03.2022 | 27.03.2022-26.04.2022 | 27.03.2022-31.03.2022: 21 |
|
|
01.04.2022 | 27.03.2022-26.04.2022 | 27.03.2022-31.03.2022: 21 |
|
|
01.04.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | 01.04.2022-30.04.2022: 6 |
|
|
01.05.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | 01.04.2022-30.04.2022: 6 |
|
|
27.07.2022 | 27.07.2022-26.08.2022 | 27.07.2022-31.07.2022: 6 | 27.07.2022-31.07.2022: 21 (B2B en B2G) |
|
01.08.2022 | 27.07.2022-26.08.2022 | NVT1 | 27.07.2022-31.07.2022: 6 (B2C) |
|
01.08.2022 | 01.08.2022-31.08.2022 | NVT1 | 01.08.2022-31.08.2022: 6 |
|
01.09.2022 | 27.08.2022-26.09.2022 | NVT1 | 27.08.2022-26.09.2022: 6 |
|
01.10.2022 | 01.10.2022-31.10.2022 | NVT1 | 01.10.2022-31.10.2022: 6 |
|
01.01.2023 | 01.01.2023-31.03.2023 | NVT1 | 01.01.2023-31.03.2023: 6 |
|
01.04.2023 | 01.04.2023-30.06.2023 |
| NVT2 -> | 01.04.2023-30.06.2023: 6 (B2C, B2B, B2G) |
01.07.2023 | 27.06.2023-26.07.2023 |
| NVT2 -> | 27.06.2023-30.06.2023: 6 (B2C/B2B/B2G) |
01.07.2023 | 01.07.2023-31.07.2023 |
| NVT2 -> | 01.07.2023-31.07.2023: 6 (niet-zakelijk) |
NVT1: initiële maatregel (B2C = residentiële contracten, natuurlijk persoon, nr. KBO niet meegedeeld) vervangen door nieuwe tijdelijke maatregel (B2C, B2B en B2G = zowel residentiële als professionele contracten, alle personen).
NVT2: maatregel (B2C, B2B en B2G = zowel residentiële als professionele contracten, alle personen) vervangen door nieuwe permanente maatregel: vanaf 01.04.2023 t/m 30.06.2023: overgangsmaatregel (zie 3.1.2. hierboven) en vanaf 01.07.2023: nieuw criterium voorzien in de permanente maatregel (zie 3.2.1. hierboven).
4.3. Levering van warmte via warmtenetten
Toepassing verlaagd btw-tarief onderworpen aan voorwaarden (zie punt 3, hiervoor).
Datum voorschot factuur of -aanrekening | Periode waarop voorschot betrekking heeft | % btw-tarief voorschot (van 01.04.2022 t/m 31.07.2022: initiële maatregel: B2C) | % btw-tarief voorschot
| % btw-tarief voorschot -vanaf 01.04.2023 t/m 30.06.2023: overgangsmaatregel, B2C, B2B en B2G (zie 3.1. hierboven) -vanaf 01.07.2023: B2C (zie 3.2. hierboven) |
27.03.2022 | 27.03.2022-26.04.2022 | 21 (B2C/B/G) |
|
|
01.04.2022 | 27.03.2022-26.04.2022 | Keuze 6 / 21 (B2C) |
|
|
01.04.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | Keuze 6 / 21 (B2C) |
|
|
01.05.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | 6 (B2C) |
|
|
27.07.2022 | 27.07.2022-26.08.2022 | 6 (B2C) |
|
|
01.08.2022 | 27.07.2022-26.08.2022 | NVT1 -> | 6 (B2C) |
|
01.08.2022 | 01.08.2022-31.08.2022 | NVT1 -> | 6 (B2C) |
|
01.09.2022 | 27.08.2022-26.09.2022 | NVT1 -> | 6 (B2C/B/G) |
|
01.10.2022 | 01.10.2022-31.10.2022 | NVT1 -> | 6 (B2C/B/G) |
|
01.01.2023 | 01.01.2023-31.03.2023 | NVT1 -> | 6 (B2C/B/G) |
|
01.04.2023 | 01.04.2023-30.06.2023 |
| NVT2 -> | 01.04.2023-30.06.2023: 6 (B2C/B2B/B2G) |
01.07.2023 | 27.06.2023-26.07.2023 |
| NVT2 -> | 27.06.2023-30.06.2023: 6 (B2C/B/G) |
01.07.2023 | 01.07.2023-31.07.2023 |
| NVT2 -> | 01.07.2023-31.07.2023: 6 (B2C) |
NVT1: initiële maatregel (B2C = residentiële contracten, natuurlijk persoon, nr. KBO niet meegedeeld) vervangen door nieuwe tijdelijke maatregel (B2C, B2B en B2G = zowel residentiële als professionele contracten, alle personen).
(2) Deze overgangsmaatregel betreft hoe dan ook uitsluitend de facturering of aanrekening van de voorschotten en is niet van toepassing op de eindafrekeningen noch overigens op de maandelijkse afrekeningen die, voor bepaalde professionele contracten, soms de gangbare praktijk uitmaken in dergelijke commerciële verhoudingen. Zie circulaire 2022/C/67 van 11.07.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit en voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten, en verlenging van de maatregelen in de wet van 21.12.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (Belgisch Staatsblad, 29.12.2022).
NVT2: maatregel (B2C, B2B en B2G = zowel residentiële als professionele contracten, alle personen) vervangen door nieuwe permanente maatregel: vanaf 01.04.2023 t/m 30.06.2023: overgangsmaatregel (zie 3.1.2. hierboven) en vanaf 01.07.2023 terug beperkt tot contracten waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer-natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer is meegedeeld, B2C (zie 3.2.2. hierboven).
Uitgaande van bovengenoemde voorbeeldsituaties, zal het toegepaste btw-tarief als volgt rechtgezet worden door de leverancier van warmte via warmtenetten:
Datum voorschot | Periode voorschot | % btw-tarief eindafrekening van 01.04.2022 t/m 31.07.2022: initiële maatregel: B2C | % btw-tarief eindafrekening vanaf 01.08.2022 t/m 31.03.2023: nieuwe tijdelijke maatregel B2C, B2B en B2G | % btw-tarief eindafrekening -vanaf 01.04.2023 t/m 30.06.2023: overgangsmaatregel, B2C, B2B en B2G (zie 3.1. hierboven) -vanaf 01.07.2023: B2C (zie 3.2. hierboven) |
27.03.2022 | 27.03.2022-26.04.2022 | 27.03.2022-31.03.2022: 21 | 27.03.2022-31.03.2022: 21 |
|
01.04.2022 | 27.03.2022-26.04.2022 | 27.03.2022-31.03.2022: 21 | 27.03.2022-31.03.2022: 21 |
|
01.04.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | 01.04.2022-30.04.2022: 6 | 01.04.2022-30.04.2022: 21 |
|
01.05.2022 | 01.04.2022-30.04.2022 | 01.04.2022-30.04.2022: 6 | 01.04.2022-30.04.2022: 21 |
|
27.07.2022 | 27.07.2022-26.08.2022 | 27.07.2022-31.07.2022: 6 | 27.07.2022-31.07.2022: 21 (B2B en B2G) |
|
01.08.2022 | 27.07.2022-26.08.2022 | NVT1 | 27.07.2022-31.07.2022: 6 (B2C) |
|
01.08.2022 | 01.08.2022-31.08.2022 | NVT1 | 01.08.2022-31.08.2022: 6 |
|
01.09.2022 | 27.08.2022-26.09.2022 | NVT1 | 27.08.2022-26.09.2022: 6 |
|
01.10.2022 | 01.10.2022-31.10.2022 | NVT1 | 01.10.2022-31.10.2022: 6 |
|
01.01.2023 | 01.01.2023-31.01.2023 | NVT1 | 01.01.2023-31.01.2023: 6 |
|
01.01.2023 | 01.01.2023-31.03.2023 | NVT1 > | 01.01.2023-31.03.2023: 6 |
|
01.04.2023 | 01.04.2023-30.06.2023 |
| NVT2 -> | 01.04.2023-30.06.2023: 6 (B2C, B2B, B2G) |
01.07.2023 | 27.06.2023-26.07.2023 |
| NVT2 -> | 27.06.2023-30.06.2023: 6 (B2C/B2B/B2G) |
01.07.2023 | 01.07.2023-31.07.2023 |
| NVT2 -> | 01.07.2023-31.07.2023: 6 (B2C) |
NVT1: initiële maatregel (B2C = residentiële contracten, natuurlijk persoon, nr. KBO niet meegedeeld) vervangen door nieuwe tijdelijke maatregel (B2C, B2B en B2G = zowel residentiële als professionele contracten, alle personen).
NVT2: maatregel (B2C, B2B en B2G = zowel residentiële als professionele contracten, alle personen) vervangen door nieuwe permanente maatregel: vanaf 01.04.2023 t/m 30.06.2023: overgangsmaatregel (zie 3.1.2. hierboven) en vanaf 01.07.2023 terug beperkt tot contracten waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer-natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer is meegedeeld, B2C (zie 3.2.2. hierboven).
5. Maandelijkse teruggaaf
5.1. Maandelijkse teruggaaf
Artikel 81, § 2, eerste lid, 6°, van het koninklijk besluit nr. 4 voorziet een recht op maandelijkse teruggaaf van de btw-kredieten ingevoerd in het voordeel van de belastingplichtigen waarvan de economische activiteit bestaat uit de levering van elektriciteit, aardgas of warmte via warmtenetten, waarvoor het verlaagd btw-tarief van toepassing is overeenkomstig de artikelen 1bis en1bis/1 van het koninklijk besluit nr. 20 van 20.07.1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven en de rubriek XIV van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit.
Bij de inwerkingtreding van het stelsel betrof het in de feiten een tijdelijk stelsel van maandelijkse teruggaaf.
Bedoelde regeling inzake maandelijkse teruggaaf was door de uitbreiding en de verlenging van het verlaagd tarief eveneens uitgebreid en verlengd en was onder de ter zake gestelde modaliteiten van toepassing voor alle gevallen waarin voornoemd verlaagd tarief van toepassing is en tot zolang het van toepassing is. Deze regeling wordt besproken in de circulaire 2022/C/48 van 11.05.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit, voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten en de maandelijkse teruggaaf inzake btw. Uit deze circulaire blijkt de geldigheidsduur van de vergunning tot 30.09.2022.
Uit de circulaire 2022/C/67 van 11.07.2022 betreffende het tijdelijk verlaagd btw-tarief voor de levering van elektriciteit en voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten (zie punt 4) blijkt de verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning tot 31.12.2022.
Aangezien het verlaagd tarief voor de levering van elektriciteit, aardgas of warmte via warmtenetten door artikel 64 en 65 van de wet van 21.12.2022 houdende diverse bepalingen (B.S. 29.12.2022) was verlengd tot 31.03.2023 (zie in dat verband de circulaire 2023/C/39 van 30.03.2023 betreffende de wijzigingen aangebracht aan het Btw-Wetboek en aan het koninklijk besluit nr. 20 middels de wet van 21.12.2022 houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde, punt 3), gold dat de geldigheidsduur van de vergunning maandelijkse teruggaaf bedoeld in artikel 81, § 5, van voornoemd koninklijk besluit nr. 4 door deze bepalingen eveneens was verlengd tot 31.03.2023.
De belastingplichtige die bijgevolg voldeed aan de voorwaarden voor de toepassing van de regeling en die een vergunning maandelijkse teruggaaf heeft verkregen voor de levering van elektriciteit, aardgas of warmte via warmtenetten, kon bijgevolg eveneens de versnelde teruggaaf verkrijgen met betrekking tot het overschot dat voortkomt uit de tijdig ingediende aangiften die betrekking hebben op de aangifteperioden januari, februari en maart 2023, in te dienen bij toepassing van artikel 18, § 1,eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 1 uiterlijk op 20.01.2023, 20.02.2023 en 20.03.2023.
De wet van 19.03.2023 houdende de hervorming van de fiscaliteit (B.S. 29.03.2023) hervormt de btw op elektriciteit, aardgas of warmte via warmtenettenen en maakt de regeling permanent. De wet voorziet, enerzijds, in een overgangsperiode van 01.04.2023 tot 30.06.2023 en, anderzijds, in een permanente regeling vanaf 01.07.2023.
5.2. Overgangsregeling
Het verlaagd tarief van 6 % voor de levering van elektriciteit en voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten is vanaf 01.04.2023 opgenomen in tabel A, rubriek XIV, § 1, van de bijlage van het koninklijk besluit nr. 20 (en niet langer onder artikel 1bis en 1bis/1 van het koninklijk besluit nr. 20, voornoemd).
Vanaf 01.04.2023 tot en met 30.06.2023 is het verlaagd tarief van toepassing voor de levering van elektriciteit in het kader van het contract waarvoor, met het oog op de afsluiting ervan, door de afnemer natuurlijke persoon geen ondernemingsnummer is meegedeeld. De voorwaarden voor toepassing van het verlaagd tarief blijven tijdens deze periode ongewijzigd.
Vanaf 01.04.2023 tot en met 30.06.2023 is het verlaagd tarief van toepassing voor de levering van aardgas gebruikt als verwarmingsbrandstof en van warmte via warmtenetten. De voorwaarden voor toepassing van het verlaagd tarief blijven tijdens deze periode ongewijzigd.
De belastingplichtige die bijgevolg voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van de regeling en die een vergunning maandelijkse teruggaaf heeft verkregen voor de levering van elektriciteit en voor de levering van aardgas en warmte via warmtenetten kan eveneens de versnelde teruggaaf verkrijgen met betrekking tot het overschot dat voortkomt uit de tijdig ingediende aangiften die betrekking hebben op de aangifteperioden april, mei en juni 2023, in te dienen bij toepassing van artikel 18, § 1,eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 1 uiterlijk op 20.05.2023, 20.06.2023 en 20.07.20231.
5.3. Permanente regeling
Vanaf 01.07.2023 wordt, zowel voor de levering van elektriciteit als van aardgas, het afsluiten van een overeenkomst van niet-zakelijk gebruik in de zin van en volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 420, §§ 5 en 5/1, van de programmawet van 27.12.2004, als basiscriterium voor de toepassing van het permanent verlaagd btw-tarief gehanteerd.
Ook na 30.06.2023 geldt dat de belastingplichtige die voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van de regeling maandelijkse teruggaaf en die een vergunning maandelijkse teruggaaf heeft verkregen voor de levering van elektriciteit, aardgas of warmte via warmtenetten, de versnelde teruggaaf kan verkrijgen van de belastingoverschotten die blijken uit de tijdig ingediende aangiften en dit tot zolang aan de voorwaarden wordt voldaan.
6. Inwerkingtreding
Overeenkomstig artikel 16 van de wet van 19.03.2023 treedt deze regelgeving in werking op 01.04.2023.
Interne ref.: 140.195
Bron: Fisconetplus