De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 15/02/2024 de Circulaire 2024/C/15 over de belastingverminderingen voor werkloosheidsuitkeringen.
Deze circulaire bespreekt de art. 147, 151/1, 154, 174/1 en 178, WIB 92 zoals gewijzigd door de wet van 17.03.2022 houdende diverse fiscale bepalingen en fraudebestrijding en door de wet van 05.07.2022 houdende diverse fiscale bepalingen
Inhoudstafel
III. Wijzigingen in de berekening van de verminderingen
B. Verminderingen voor werkloosheidsuitkeringen
2. Verhoogde aanvullende vermindering
4. Vermindering voor echtgenoten
1. Het hoofdstuk 3 van de wet van 17.03.2022 houdende diverse fiscale bepalingen en fraudebestrijding (BS 25.03.2022 – Numac: 2022020530) (hierna W 17.03.2022) en het hoofdstuk 11 van de wet van 05.07.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 15.07.2022 – Numac: 2022032714) (hierna W 05.07.2022) hebben wijzigingen aangebracht aan de berekening van de belastingverminderingen voor werkloosheidsuitkeringen.
2. De wijzigingen van de W 17.03.2022 beoogden hoofdzakelijk het invoeren, vanaf aanslagjaar 2023, van een nieuw stelsel van belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen, dat doorgaans gunstiger is voor de belastingplichtige, door de bijkomende vermindering te vervangen door een aanvullende vermindering en, in voorkomend geval, een verhoogde aanvullende vermindering.
De wijzigingen van de W 05.07.2022 beogen:
- met behoud van de aanvullende belastingvermindering voor de aanslagjaren 2023 en volgende;
- het opnieuw invoeren van de bijkomende belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen bovenop de aanvullende vergoeding voor aanslagjaar 2023, maar die elk jaar te verlagen met 20 % vanaf aanslagjaar 2024, zodat ze volledig verdwenen zal zijn vanaf het aanslagjaar 2028.
3. Gelet op de wijzigingen aangebracht door de W 17.03.2022 en de W 05.07.2022, luiden het art. 147, eerste lid, 7° en 8°, en vierde lid, en de art. 151/1, 154, 174/1 en 178, § 3, derde lid, WIB 92 als volgt (de wijzigingen zijn vetgedrukt of vetgedrukt en doorstreept).
Deze wijzigingen zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2023.
Art. 147, WIB 92
(Eerste lid). Op de overeenkomstig de artikelen 130 tot 145 bepaalde belasting met betrekking tot pensioenen en vervangingsinkomsten worden de volgende verminderingen verleend:
(…)
7° als het netto-inkomen uitsluitend uit werkloosheidsuitkeringen bestaat: een basisvermindering van 1.148,93 euro (basisbedrag) en een aanvullende vermindering van 236,38 euro (basisbedrag);
8° als het netto-inkomen gedeeltelijk uit werkloosheidsuitkeringen, bestaat: een gedeelte van de in 7° vermelde bedragen, welk gedeelte evenredig is met de verhouding tussen het nettobedrag van de werkloosheidsuitkeringen, enerzijds en het netto-inkomen anderzijds;
(…)
(Vierde lid). Wanneer voor een bepaald aanslagjaar de belasting op pensioenen en andere vervangingsinkomsten of op werkloosheidsuitkeringen na toepassing van deze afdeling niet tot nul is teruggebracht voor een belastingplichtige met een belastbaar inkomen dat gelijk is aan 10 160 euro (basisbedrag) en uitsluitend bestaat uit pensioenen en andere vervangingsinkomsten of uit werkloosheidsuitkeringen, verhoogt de Koning de in het eerste lid,1° en 7°, vermelde bedragen van de aanvullende vermindering tot het bedrag dat nodig is om voor de voormelde belastingplichtige de belasting alsnog tot nul terug te brengen. Deze verhoogde bedragen zijn enkel van toepassing voor het betrokken aanslagjaar.
Art. 151/1, WIB 92
De aanvullende verminderingen voor pensioenen en andere vervangingsinkomsten en voor werkloosheidsuitkeringen worden niet verleend wanneer het belastbare inkomen 14.900 euro (basisbedrag) of meer bedraagt. Wanneer het belastbare inkomen begrepen is tussen 10.160 euro (basisbedrag) en 14.900 euro (basisbedrag), worden die verminderingen slechts verleend tot een deel dat wordt bepaald naar de verhouding tussen, eensdeels, het verschil tussen 14.900 euro (basisbedrag) en het belastbare inkomen en, anderdeels, het verschil tussen 14.900 euro (basisbedrag) en 10.160 euro (basisbedrag).
Art. 154, WIB 92
§ 1. Een bijkomende vermindering wordt verleend wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit:
1° werkloosheidsuitkeringen;
2° werkloosheidsuitkeringen enerzijds en pensioenen, wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen of andere vervangingsinkomsten anderzijds.
De bijkomende vermindering wordt berekend volgens de in de volgende paragrafen bepaalde regels.
§ 2. De bijkomende vermindering is gelijk aan [...(1)] de belasting die overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153 wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit:
1° werkloosheidsuitkeringen en het bedrag van die uitkeringen niet hoger is dan het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering dat kan worden toegekend tijdens de eerste twaalf maanden van volledige werkloosheid;
2° werkloosheidsuitkeringen enerzijds en pensioenen, wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen of andere vervangingsinkomsten anderzijds en het totale bedrag van die inkomsten niet hoger is dan 10.160 euro (basisbedrag).
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de totale netto-inkomens van de beide echtgenoten samengeteld voor de toepassing van het eerste lid.
§ 3. In de andere dan in § 2 bedoelde gevallen en wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit werkloosheidsuitkeringen, is de bijkomende vermindering gelijk aan [...(1)] het positieve verschil tussen:
1° het bedrag van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153, en
2° het verschil tussen die werkloosheidsuitkeringen en het maximumbedrag dat overeenkomstig § 2, eerste lid, 1°, van toepassing is.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden zowel de totale netto-inkomens als het bedrag van de overblijvende belasting van de beide echtgenoten samengeteld voor de toepassing van het eerste lid.
De aldus berekende bijkomende vermindering wordt verdeeld in verhouding tot het bedrag van de belasting van elke echtgenoot die nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153.
§ 3/1. In de andere dan in de paragraaf 2 en 3 bedoelde gevallen en wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit werkloosheidsuitkeringen enerzijds en pensioenen, wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen of andere vervangingsinkomsten anderzijds is de bijkomende vermindering gelijk aan [...(1)] het positieve verschil tussen:
1° het bedrag van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153, en
2° 90 %. van het verschil tussen het bedrag van de vervangingsinkomsten en, desgevallend, pensioenen en 10.160 euro (basisbedrag).
De bijkomende vermindering wordt in voorkomend geval verdeeld naar de verhouding van het gedeelte van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153 en dat respectievelijk betrekking heeft op pensioenen of andere vervangingsinkomsten, op werkloosheidsuitkeringen of op wettelijke ziekte- en invaliditeitsvergoedingen met het totaal van de belasting dat overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden zowel de totale netto-inkomens als het bedrag van de overblijvende belasting van de beide echtgenoten samengeteld voor de toepassing van het eerste lid.
De aldus berekende bijkomende vermindering wordt verdeeld in verhouding tot het bedrag van de belasting van elke echtgenoot die nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153.
§ 4. Voor de aanslagjaren 2020 en volgende wordt het in paragraaf 2, eerste lid, 1°, bedoelde maximumbedrag bepaald op basis van de bedragen van de wettelijke werkloosheidsuitkering voor het vierde jaar voorafgaand aan het aanslagjaar.
(1) Voor aanslagjaar 2024: 80 %
Voor aanslagjaar 2025: 60 %
Voor aanslagjaar 2026: 40 %
Voor aanslagjaar 2027: 20 %
Voor aanslagjaar 2028: artikel 154, WIB 92 wordt opgeheven.
Art. 174/1, WIB 92 (vanaf aanslagjaar 2028; bijgewerkt tot en met W 05.07.2022)
Wanneer het belastbare tijdperk om een andere reden dan overlijden niet overeenstemt met een volledig kalenderjaar, worden de in de artikelen 131, 132, 133, 134, § 3, eerste lid, en § 4, eerste lid, 6°, 136, 140, tweede lid, 141, 142, tweede lid, 143, 145, tweede lid, 1456 , eerste lid, eerste streepje, 1457 , § 1, vierde lid, 1458 , § 1, tweede en derde lid, 14526, § 3, vierde lid, 14526/1, § 2, eerste lid, 14527, § 2, zesde lid, 14528, § 1, derde lid, 14532, § 1, vierde lid, 14533, § 1, vierde lid, 14534, tweede lid, 1°, en vijfde lid, 147, 151 tot 152, 171, 1°, i, en 4°, j, en 172, derde lid, vermelde bedragen, desgevallend na toepassing van artikel 178, verminderd in verhouding tot de duur van het belastbare tijdperk uitgedrukt in maanden ten opzichte van 12 maanden.
Om de duur van het belastbare tijdperk uitgedrukt in maanden te bepalen, wordt elke kalendermaand waarvan de vijftiende dag tot het belastbare tijdperk behoort, als een volledige maand in aanmerking genomen.
De overeenkomstig het eerste lid verminderde bedragen worden afgerond op het hogere of lagere veelvoud van 10 euro, naargelang de eenheid al dan niet 5 euro bereikt.
In afwijking van het derde lid, worden de in artikel 147 vermelde bedragen van de verminderingen, na overeenkomstig het eerste lid te zijn verminderd, afgerond tot de hogere of lagere cent, naargelang het cijfer van de duizendsten al dan niet 5 bereikt.
Art. 178, § 3, derde lid (vanaf aanslagjaar 2028)
§ 3. (…)
In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt wat de in de artikelen 147 en 151 tot 152 vermelde bedragen betreft, de aanpassing verwezenlijkt:
1° voor de aanslagjaren 2015 tot 2018 met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 2012, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991;
2° voor de aanslagjaren 2019 en volgende met de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1988 vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 1997 en 1991 en met de verhouding tussen de gemiddelden van de indexcijfers van de jaren 2016 en 2012.
4. Afdeling XXVundecies/8 – Bedrag van de in artikel 147, eerste lid, 1° en 7°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde aanvullende verminderingen
Art. 6318/18, KB/WIB 92
In uitvoering van artikel 147, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden het in artikel 147, eerste lid, 1°, van dat Wetboek vermelde bedrag van de aanvullende vermindering voor pensioenen en andere vervangingsinkomsten en, vanaf aanslagjaar 2023, het in artikel 147, eerste lid, 7°, van datzelfde Wetboek vermelde bedrag van de aanvullende vermindering voor werkloosheidsuitkeringen gebracht op:
- voor het aanslagjaar 2020: 236,525 euro;
- voor het aanslagjaar 2022: 237,36 euro;
- voor het aanslagjaar 2023: 238,15 euro.
5. De in deze circulaire gebruikte begrippen 'pensioenen', 'werkloosheidsuitkeringen', 'ZIV-uitkeringen' en 'andere vervangingsinkomsten' zijn deze gedefinieerd in art. 146, WIB 92.
De bedragen die in titel III van deze circulaire voorkomen, zijn basisbedragen vóór indexering, tenzij het anders wordt aangegeven.
6. Bovenop de basisvermindering van 1.148,93 euro wordt een nieuwe aanvullende vermindering van 236,38 euro toegekend vanaf aanslagjaar 2023.
De aanvullende vermindering wordt niet verleend wanneer het belastbare inkomen 14.900 euro of meer bedraagt.
Wanneer het belastbare inkomen begrepen is tussen 10.160 euro en 14.900 euro, wordt de vermindering beperkt volgens de breuk:
(14.900 - het belastbare inkomen) / (14.900 – 10.160).
Als het netto-inkomen gedeeltelijk uit werkloosheidsuitkeringen bestaat, wordt de basisvermindering en de aanvullende vermindering beperkt volgens de breuk:
(nettobedrag van de werkloosheidsuitkeringen / netto-inkomen).
7. Deze aanvullende vermindering wordt verhoogd wanneer, na toepassing van de basis- en de aanvullende vermindering, de belasting niet tot nul is teruggebracht voor een belastingplichtige waarvan het belastbare inkomen uitsluitend bestaat uit werkloosheidsuitkeringen voor een bedrag van 10.160 euro. In dat geval verhoogt de koning het bedrag van de aanvullende vermindering zodat de belasting alsnog tot nul wordt teruggebracht.
Wanneer het netto-inkomen niet uitsluitend uit werkloosheidsuitkeringen (of pensioenen en andere vervangingsinkomsten) bestaat, is de verhoogde aanvullende vermindering niet van toepassing.
Het bedrag van de verhoogde aanvullende vermindering is enkel van toepassing voor het betrokken aanslagjaar.
8. Voor aanslagjaar 2023 wordt het basisbedrag van de aanvullende vermindering van 236,38 euro gebracht op 238,15 euro (2), om te komen tot een geïndexeerd bedrag van de verhoogde aanvullende vermindering van 391,11 euro voor aanslagjaar 2023.
(2) Art. 6318/18, KB/WIB 92.
Het bedrag van 391,11 euro is verkregen als volgt:
- basisbelasting op het belastbaar inkomen van 16.690 euro
(13.870 x 25 %) + [(16.690 - 13.870) x 40 ] : 4.595,50 euro
- belasting op de belastingvrije som van 9.270 euro:
(9.270 x 25%) : - 2.317,50 euro
- om te slane belasting: 2.278,00 euro
- basisvermindering en aanvullende vermindering:
1.886,89 + 388,21 = - 2.275,10 euro
- verschil: 2,90 euro
- verhoogde aanvullende vermindering: 388,21 + 2,90 = 391,11 euro
Het in art. 147, eerste lid, 1° en 7° WIB 92 vermelde basisbedrag van de aanvullende vermindering wordt geïndexeerd aan de hand van de coëfficiënt als bedoeld in art. 178, § 3, derde lid, 2°, WIB 92 en na toepassing van de indexeringscoëfficiënt afgerond tot de hogere of lagere cent naargelang het cijfer van de duizendsten al dan niet 5 bereikt (art. 178, § 2, derde lid, WIB 92). De in art. 178, § 3, derde lid, 2°, WIB 92 bedoelde indexeringscoëfficiënt is voor het aanslagjaar 2023 gelijk aan 1,6423. Om tot een geïndexeerd bedrag van 391,11 euro te komen, moet het basisbedrag van 236,38 euro worden verhoogd tot 238,15 euro.
9. De W 05.07.2022 heeft vanaf aanslagjaar 2023 de bijkomende vermindering voor werkloosheidsuitkeringen die bij de W 17.03.2022 werd opgeheven, opnieuw ingevoerd bovenop de aanvullende belastingvermindering. Deze bijkomende vermindering wordt vanaf aanslagjaar 2024 elk jaar verminderd met 20 %, zodat zij vanaf aanslagjaar 2028 volledig verdwenen zal zijn.
Het art. 154, WIB 92 voorziet een bijkomende vermindering die gelijk is aan (3) de belasting die overblijft na toepassing van de art. 147 tot 153, WIB 92, en die wordt toegekend wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit:
a. werkloosheidsuitkeringen en het bedrag van die uitkeringen niet hoger is dan het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering dat kan worden toegekend tijdens de eerste twaalf maanden van volledige werkloosheid;
Dat maximumbedrag wordt ieder jaar opnieuw berekend op basis van de bedragen van de wettelijke werkloosheidsuitkering voor het vierde jaar voorafgaand aan het aanslagjaar, en maakt het voorwerp uit van een jaarlijkse circulaire.
Wanneer het bedrag van die uitkeringen hoger is dan dat maximumbedrag, wordt de bijkomende vermindering beperkt tot (3) het positieve verschil tussen, enerzijds, het bedrag van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de art. 147 tot 153, WIB 92 en, anderzijds, het verschil tussen die werkloosheidsuitkeringen en het bovenvermelde maximumbedrag.
b. werkloosheidsuitkeringen enerzijds en pensioenen, wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en andere vervangingsinkomsten anderzijds en het totale bedrag van die inkomsten niet hoger is dan 10 160 euro.
Wanneer die inkomsten hoger zijn dan 10.160 euro, wordt de bijkomende vermindering beperkt tot (3) het positieve verschil tussen, enerzijds, het bedrag van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de art. 147 tot 153, WIB 92 en, anderzijds, 90 % van het verschil tussen het bedrag van de vervangingsinkomsten en, desgevallend, pensioenen en 10.160 euro.
(3) Voor aanslagjaar 2024: 80 % van …
Voor aanslagjaar 2025: 60 % van …
Voor aanslagjaar 2026: 40 % van …
Voor aanslagjaar 2027: 20 % van …
10. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, moeten de totale netto-inkomens van de beide echtgenoten worden samengeteld voor de toepassing van de bijkomende vermindering (a of b).
11. Van aanslagjaar 2023 tot aanslagjaar 2028 :
- Voor aanslagjaar 2023 zal de bijkomende vermindering nog volledig worden verleend bovenop de aanvullende vermindering.
- Vanaf aanslagjaar 2024 zal de bijkomende vermindering geleidelijk worden uitgedoofd: het bedrag van de bijkomende vermindering zal elk jaar worden verminderd met 20 %.
- Vanaf aanslagjaar 2028 wordt de bijkomende vermindering afgeschaft; enkel de basisvermindering en de aanvullende vermindering zullen worden verleend.
12. De basisvermindering, aanvullende vermindering en verhoogde aanvullende vermindering worden berekend per echtgenoot of wettelijk samenwonende.
Voor de bijkomende vermindering worden daarentegen zowel de totale netto-inkomens als het bedrag van de overblijvende belasting van de beide echtgenoten samengeteld. De bijkomende vermindering wordt verdeeld in verhouding tot het bedrag van de belasting van elke echtgenoot die nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153, WIB 92.
Het art. 153, WIB 92, dat het bedrag van de vermindering beperkt tot het bedrag van de belasting die op de desbetreffende inkomsten verschuldigd is, is ook van toepassing op al deze verminderingen.
13. Als het belastbaar tijdperk om een andere reden dan het overlijden niet met een volledig kalenderjaar overeenstemt, worden de in de art. 147, 151 tot 152 en 154, WIB 92, vermelde inkomstenbedragen geprorateerd volgens art. 174/1, WIB 92.
15. De besproken wettelijke bepalingen treden in werking vanaf aanslagjaar 2023