Verduidelijking van de FAQ over de autofiscaliteit (titel II van de Circulaire 2023/C/99 met FAQ over de fiscale vergroening van de mobiliteit op het vlak van de autofiscaliteit, voorheen hoofdstuk 1 van de circulaire 2021/C/115 over de fiscale vergroening van de mobiliteit).
personenbelasting ; belasting van niet-inwoners ; beroepskosten ; personenauto
FOD Financiën, 22.07.2024
Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting
I. Inleiding
II. FAQ over de autofiscaliteit
1. Waaruit bestaat de hervorming?
2. Over welke voertuigen en kosten gaat het?
3. Over wie gaat het?
4. Wat is de nieuwe aftrekregeling voor voertuigen zonder CO2-uitstoot?
5. Verbiedt de hervorming voertuigen met een CO2-uitstoot?
6. Welke toekomst is er voor voertuigen met een CO2-uitstoot?
7. Wat met een wijziging van het leasing- of huurcontract?
8. Hoe de aftrekbeperking toepassen op een forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen die een werkgever toekent aan een werknemer voor het gebruik van zijn eigen plug-in hybride, aangekocht van 01.01.2023 tot 31.12.2025?
9. Wat met het beroepskostenforfait van 0,15 euro per kilometer voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling?
10. Wat als ik een voertuig ter beschikking stel van een derde die het voor privédoeleinden gebruikt?
11. Blijven de beroepskosten met betrekking tot laadstations beschouwd worden als kosten met betrekking tot het gebruik van een voertuig?
De wet van 25.11.2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit (BS 03.12.2021) heeft een aantal fiscale maatregelen ingevoerd met betrekking tot:
- een koolstofemissievrij bedrijfswagenpark
- een verhoogde kostenaftrek voor laadstations voor elektrische wagens
- een belastingvermindering voor laadstations voor elektrische wagens
- een verhoogde investeringsaftrek voor koolstofemissievrije vrachtwagens en tankinfrastructuur voor blauwe, groene, of turquoise waterstof en elektrische laadinfrastructuur.
De circulaire 2021/C/115 van 22.12.2021 over de fiscale vergroening van de mobiliteit bevat een aantal FAQ die deze fiscale maatregelen toelichten.
De circulaire 2023/C/99 van 12.12.2023 actualiseerde de voormelde FAQ wat betreft de aftrek van beroepskosten met betrekking tot het gebruik van een voertuig als bedoeld in art. 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (autofiscaliteit).
Deze circulaire verduidelijkt vraag 6 en 7 van titel II van de FAQ over de autofiscaliteit. De vragen die in deze titel zijn opgenomen moeten dan ook in hun geheel worden vervangen door wat volgt.
De huidige bepalingen beperken de aftrek van beroepskosten met betrekking tot het gebruik van voertuigen bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 van 40 % tot 100 % in functie van de CO2-uitstoot.
Vanaf 2026 zullen alle nieuwe bovenvermelde voertuigen koolstofemissievrij moeten rijden, opdat de beroepskosten die uit het gebruik voortvloeien fiscaal aftrekbaar blijven.
De voertuigen waarop de hervorming betrekking heeft zijn alle personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen, andere dan deze uitsluitend gebruikt voor bezoldigd vervoer van personen, met inbegrip van de lichte vrachtauto's bedoeld in artikel 4, § 3, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, zijnde de voertuigen bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
De volgende voertuigen en kosten blijven echter buiten beschouwing voor de beperking van de beroepskosten:
- voertuigen die uitsluitend worden gebruikt voor een taxidienst of voor verhuring met bestuurder en op grond daarvan van de verkeersbelasting op de autovoertuigen zijn vrijgesteld
- voertuigen die in erkende autorijscholen uitsluitend worden gebruikt voor praktisch onderricht en daartoe speciaal zijn uitgerust
- voertuigen die uitsluitend aan derden worden verhuurd
- kosten die aan derden worden doorgerekend, mits deze kosten uitdrukkelijk en afzonderlijk op factuur zijn vermeld.
De voertuigen bedoeld in het eerste en derde streepje hiervoor vallen echter toch onder de aftrekbeperking van de beroepskosten als ze toebehoren aan derden en gedaan worden door de eindgebruiker van die voertuigen. Hetzelfde geldt voor de kosten die aan derden worden terugbetaald.
Alle belastingplichtigen die beroepskosten bewijzen voor het gebruik of de terbeschikkingstelling van een voertuig bedoeld in de vorige vraag.
Beroepskosten van voertuigen zonder CO2-uitstoot die worden aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.01.2026 zullen 100 % fiscaal aftrekbaar blijven.
Omdat de doelstelling het aanmoedigen van een vergroening is, en niet het voordeliger maken van het belastingstelsel van de bedrijfswagens, zal het tarief van de aftrekbaarheid echter stapsgewijs worden afgebouwd in functie van het jaar van verwerving van het voertuig zonder uitstoot:
Voorbeeld:
Voor aanslagjaar 2030, inkomstenjaar 2029, zal de aftrek van de beroepskosten van een voertuig zonder uitstoot aangeschaft in 2028, beperkt worden tot 90 %, terwijl de aftrek van de beroepskosten van een voertuig zonder uitstoot aangeschaft in 2027 beperkt blijft tot 95 %. Het aldus verkregen aftrekpercentage blijft dus behouden voor de volledige gebruiksduur of duur van de huur.
Neen. Er komt geen verbod op voertuigen met een verbrandingsmotor op fossiele brandstof of hybridevoertuigen (*).
De aftrekbaarheid van de beroepskosten die voortvloeien uit het gebruik of de terbeschikkingstelling ervan zal echter stapsgewijs worden afgebouwd en tenslotte volledig verdwijnen.
De beroepskosten van voertuigen met een CO2-uitstoot hoger dan nul, aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.01.2026, zullen immers niet meer aftrekbaar zijn.
(*) Onder hybride voertuigen wordt hier verstaan: ofwel hybrides waarvan de elektrische batterij uitsluitend wordt opgeladen door middel van een verbrandingsmotor en/of remenergie ('full hybrides'), ofwel hybrides uitgerust met een brandstofmotor en een elektrische batterij die kan worden opgeladen met een externe stroomvoorziening ('plug-in hybrides').
De bestaande aftrekregeling blijft behouden voor voertuigen met een verbrandingsmotor of hybride voertuigen tijdens het gebruik of de terbeschikkingstelling, die worden aangekocht, geleased of gehuurd vóór 01.07.2023 (*) (**).
Voor dezelfde voertuigen die vanaf 01.07.2023 tot 31.12.2025 zijn aangekocht, geleased of gehuurd, blijft de bestaande aftrekregeling eveneens behouden, maar wel slechts tijdelijk. De aftrekbaarheid van de beroepskosten zal immers geen ondergrens meer hebben en worden geplafonneerd tot 75 % vanaf 2025 (aanslagjaar 2026), om te komen tot 50 % in 2026 (aanslagjaar 2027) en 25 % in 2027 (aanslagjaar 2028) (***). Vanaf 2028 (aanslagjaar 2029) zijn die kosten niet meer aftrekbaar.
(*) Voor de oplaadbare hybride voertuigen (hybrides waarvan de elektrische batterij wordt opgeladen door middel van een externe energiebron) aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.01.2023, zal de aftrekbaarheid van de benzine- of dieselkosten echter worden beperkt tot 50 % om het gebruik van de elektrische motor aan te moedigen.
(**) Als datum van aankoop geldt niet noodzakelijk het moment waarop de belastingplichtige economisch eigenaar van de wagen wordt. Ook de bestelde, maar nog niet geleverde wagens, zullen als 'aangekocht' worden beschouwd. In het geval van leasing of huur zal gekeken worden naar de datum van het contract.
(***) Vanaf 2025 zullen voertuigen waarvan de CO2-uitstoot gelijk aan of hoger is dan 200 g/km niet meer onder het huidige vaste tarief van 40 % vallen, maar onderworpen worden aan dezelfde nieuwe formule voor het tarief van de aftrekbaarheid van beroepskosten van voertuigen met een lagere uitstoot. Die gelijkschakeling leidt de facto tot een verlaging van het tarief van de aftrekbaarheid voor die voertuigen.
Opgelet
Het minimum van 75 % voor gedane of gedragen beroepskosten met betrekking tot het gebruik van vóór 01.01.2018 aangeschafte voertuigen is in de vennootschapsbelasting niet van toepassing
Elke wijziging van de voorwaarden van het leasing- of huurcontract die aanleiding geeft tot een verlenging van de oorspronkelijke looptijd heeft een nieuwe contractdatum tot gevolg. Dit is niet het geval wanneer de mogelijkheid tot wijziging van bij de aanvang in het contract was opgenomen en alle concrete uitvoeringsmodaliteiten van die wijziging reeds bij het afsluiten van het leasing- of huurcontract in dat contract waren voorzien zodat er bij een wijziging geen bijkomende overeenkomst tussen de leasinggever of verhuurder en de leasingnemer of huurder meer moet worden gesloten, maar dat de leasingnemer of huurder de modaliteiten van de wijziging, die reeds bij het afsluiten van het contract waren voorzien, eenzijdig kan activeren.
Als een leasing- of huurcontract bij aanvang niet in een verlenging voorziet of slechts voorziet in de mogelijkheid tot verlenging van het contract zonder dat alle modaliteiten reeds zijn bepaald (met inbegrip van de duur van de verlenging, de nieuwe voorwaarden van het contract, de nieuwe optieprijs, enz.), wordt de eventuele verlenging gelijkgesteld met een nieuw contract.
Hetzelfde geldt in het geval van het lichten van een aankoopoptie.
Als een onderneming een bedrijfswagen en het bijhorende leasingcontract overdraagt aan een andere onderneming, in voorkomend geval van dezelfde groep, en er een addendum aan het contract wordt opgemaakt om de nieuwe contractant aan te duiden, dan is het de datum van dat addendum die bepaalt welk belastingstelsel op de wagen van toepassing is.
Wanneer een belastingplichtige zelf een wagen bestelt, maar daarna een financiering zoekt en voor een leasingformule opteert, waardoor hij het voertuig dus niet zelf aankoopt, is het de datum van afsluiting van het leasingcontract die voor de aftrekbeperking in aanmerking wordt genomen.
Het aanbrengen van een accessoire (zoals een trekhaak of een kofferbak) aan de wagen of het wijzigen van een bijkomstigheid (zoals de garagehouder die verantwoordelijk is voor het onderhoud) met betrekking tot de wagen, waardoor de leasingovereenkomst gewijzigd wordt of een addendum wordt toegevoegd, geeft geen aanleiding tot het ontstaan van een nieuw contract met een nieuwe contractdatum.
Voor oplaadbare of plug-in hybride voertuigen (hybrides waarvan de elektrische batterij door middel van een externe stroomvoorziening wordt opgeladen) die zijn aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.01.2023 worden de benzine- of dieselkosten beperkt volgens de gewone aftrekbeperking (zie FAQ 6), maar met een absolute bovengrens van 50 %.
De overige autokosten, met inbegrip van de elektriciteitskosten, blijven daarentegen onderworpen aan de gewone aftrekbeperking (zie FAQ 6).
Wanneer een werkgever aan een werknemer een forfaitaire kilometervergoeding toekent voor dienstverplaatsingen afgelegd met de eigen wagen van de werknemer (kosten eigen aan de werkgever), en die wagen een plug-in hybride is die de werknemer heeft aangekocht in de periode van 01.01.2023 tot 31.12.2025, mag worden geacht dat de forfaitaire kilometervergoeding betrekking heeft op:
- benzine- of dieselkosten: voor 30 %
- overige kosten (met inbegrip van elektriciteitskosten): voor 70 %.
De aftrekbaarheid van de forfaitaire kosten van 0,15 euro per kilometer voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling zal vanaf 2026 alleen behouden blijven voor voertuigen zonder CO2-uitstoot.
Die aftrek zal ook van toepassing blijven voor voertuigen met uitstoot die vallen onder een van de overgangsregelingen die de aftrek als beroepskosten gedeeltelijk behouden. Het gaat hier om voertuigen aangekocht, geleased of gehuurd vóór 01.07.2023 (alsook die aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.07.2023 tot 31.12.2025 zolang de kostenaftrek erop van toepassing is, dat wil zeggen tot en met aj. 2028).
De aftrekbaarheid van de kosten van een voertuig dat ter beschikking wordt gesteld voor het persoonlijk gebruik door een derde vallen onder de aftrekbeperking, met uitzondering van het bedrag dat overeenstemt met het belastbaar voordeel van alle aard dat er voor die derde uit voortvloeit en de eigen bijdrage van diezelfde derde. Die bedragen mogen immers in mindering worden gebracht van de bovenbedoelde kosten waarvan de aftrek moet worden beperkt.
Voorbeeld:
Een werkgever stelt een voertuig ter beschikking van zijn werknemer die het zowel voor professionele als voor privédoeleinden gebruikt. Zijn boekjaren komen overeen met kalenderjaren.
Het voertuig is door de werkgever verkregen in 2017.
De uitstootwaarde van het voertuig is 150 g/km CO2.
Voor het inkomstenjaar 2022 bedragen de kosten met betrekking tot dat voertuig 3.000 euro.
Voor diezelfde periode bedraagt het voordeel van alle aard dat uit die terbeschikkingstelling voortvloeit, 2.500 euro.
De werknemer komt in 2022 echter voor 500 euro tussen voor het privégebruik van datzelfde voertuig, waardoor het belastbaar voordeel van alle aard nog 2.000 euro bedraagt.
De beroepskosten met betrekking tot het voertuig die bij de werkgever tot 75 % moeten worden beperkt, bedragen 500 euro (3.000 – 2.500).
De beroepskosten met betrekking tot de laadstations blijven aftrekbaar, maar worden met het oog op de coherentie niet meer beperkt als kosten met betrekking tot het gebruik van een voertuig, ongeacht het aftrekpercentage van de verschillende elektrische en hybride voertuigen die er gebruik van maken. Vanaf aj. 2022 zijn ze 100 % aftrekbaar.
De kosten met betrekking tot laadstations aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 01.01.2030 zullen echter worden beperkt tot 75 % om overeen te stemmen met het aftrekpercentage dat van toepassing is op voertuigen zonder uitstoot die vanaf datzelfde jaar worden aangekocht, geleased of gehuurd.
Interne ref.: 738.416/2