Praktische toelichting met betrekking tot de toepassing van het recht op aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal of het werkelijk gebruik inzake belasting over de toegevoegde waarde, ingevolge artikel 7 van de wet van 23.11.2023 houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde en houdende bijzondere invorderingsregels van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
belasting over de toegevoegde waarde ; recht op aftrek ; werkelijk gebruik ; algemeen verhoudingsgetal
FOD Financiën, 12.08.2024
Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde
Inhoudstafel
II. FAQ met betrekking tot de gemengde belastingplichtige
10. Wat wordt bedoeld met 'van de aan de belastingplichtige in rekening gebrachte btw' bij de berekening van de in de periodieke btw-aangifte mee te delen procenten ?
11. Hoe dienen de bijzondere verhoudingsgetallen berekend en meegedeeld te worden ?
17. Kan ik een voorafgaand akkoord bekomen voor de toepassing van het werkelijk gebruik ?
III.FAQ met betrekking tot de gedeeltelijke belastingplichtige
24. Moet ik een voorafgaand akkoord bekomen voor de toepassing van het werkelijk gebruik ?
I. FAQ met betrekking tot de keuze tussen een aftrek overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal en een aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik
Algemeen
1. Kan ik als gemengde belastingplichtige kiezen tussen een aftrek overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal en het werkelijk gebruik ?
Ja, een gemengde belastingplichtige (verricht zowel belaste handelingen en van de btw krachtens artikel 44 van het Btw-Wetboek vrijgestelde handelingen), die normaal gezien, voor het bepalen van zijn recht op aftrek, gebruik maakt van een algemeen verhoudingsgetal, kan ook opteren voor het werkelijk gebruik.
Het algemeen verhoudingsgetal wordt als volgt bepaald: (Bedrag van handelingen met recht op aftrek) / (Bedrag van alle handelingen van economische activiteit (mét en zonder recht op aftrek)).
De gemengde belastingplichtige mag de btw van de voor zijn economische activiteit gebruikte goederen en diensten slechts in aftrek brengen naar verhouding met deze breuk.
De gemengde belastingplichtige kan evenwel ervoor opteren om zijn recht op aftrek uit te oefenen op basis van het werkelijk gebruik van de ontvangen goederen en diensten. De btw-aftrek wordt dan voornamelijk bepaald door de toewijzing van de voor de economische activiteit gebruikte goederen en diensten aan de onderscheiden sectoren van activiteit (aankopen voor handelingen volledig onderworpen aan de btw, aankopen voor handelingen volledig vrijgesteld van btw of aankopen gebruikt voor zowel belaste als vrijgestelde handelingen).
De keuze voor het algemeen verhoudingsgetal of het werkelijk gebruik veronderstelt steeds de indiening van een voorafgaande kennisgeving via de aangifte e604A (aanvang btw-activiteit) of e604B (wijziging btw-activiteit).
De administratie kan de gemengde belastingplichtige ook verplichten om hetzij het algemeen verhoudingsgetal, hetzij het werkelijk gebruik toe te passen. Dat gebeurt als zij van mening is dat de aftrek volgens het werkelijk gebruik niet of niet meer met de werkelijkheid overeenstemt, dan wel dat de aftrek op basis van een algemeen verhoudingsgetal zou leiden tot ongelijkheid in de heffing van de belasting.
2. Kan ik als gedeeltelijke belastingplichtige kiezen tussen een aftrek overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal en het werkelijk gebruik ?
Neen, een gedeeltelijke belastingplichtige (verricht zowel handelingen buiten als binnen de werkingssfeer van de btw, binnen de werkingssfeer zijn belaste en/of vrijgestelde handelingen mogelijk) bepaalt zijn recht op aftrek van btw altijd op basis van het werkelijk gebruik (art. 45, van het Btw-Wetboek). Hij moet dus geen voorafgaande kennisgeving doen.
Evenwel, wanneer de gedeeltelijke belastingplichtige binnen het kader van zijn economische activiteit eveneens een gemengde belastingplichtige is, kan hij opteren voor een aftrek overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal, dan wel een aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik. Enkel in die gevallen zal hij zoals een gemengde belastingplichtige een aangifte van aanvang of wijziging van de activiteit (elektronisch formulier e604A of B) moeten indienen om te melden in welke mate hij voor deze handelingen binnen de werkingssfeer opteert voor het algemeen verhoudingsgetal, dan wel het werkelijk gebruik.
Zie ook FAQ 20 en 22.
3. Wanneer moet ik de kennisgeving doen van mijn keuze voor een aftrek overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal ?
Als u als gemengde belastingplichtige opteert voor het recht op aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal, moet u voorafgaand een elektronische kennisgeving doen via de aangifte e604A (aanvang btw-activiteit) of e604B (wijziging btw-activiteit).
U dient die aangifte in:
- vóór het einde van het aangiftetijdvak waarin u uw activiteit aanvangt.
- vóór het einde van het aangiftetijdvak waarin u door de wijziging van uw activiteit een gemengde belastingplichtige wordt.
De kennisgeving geldt voor een onbepaalde termijn. U moet ze dus maar één keer doen.
De toepassing van de regeling begint:
- vanaf de aanvang van de activiteit, als u uw activiteit aanvangt.
- vanaf de wijziging van uw activiteit, als u door de wijziging van uw activiteit een gemengde belastingplichtige wordt.
Als u de regeling van de aftrek op basis van werkelijk gebruik toepast, is die regeling ten minste tot 31 december van het derde jaar na de datum van uitwerking van de kennisgeving van toepassing. Dat betekent dat u het algemeen verhoudingsgetal aan het einde van die periode van 3 jaar kunt toepassen door via een aangifte e604B (wijziging btw-activiteit) een kennisgeving in te dienen waarin u kiest voor het algemeen verhoudingsgetal. Die heeft uitwerking vanaf 1 januari van het jaar volgend op de kennisgeving.
Als u op 31.12.2023 het beginsel van de aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal al toepaste, moet u aan de FOD Financiën bevestigen dat u die regeling blijft toepassen. U moet dat doen door voor 01.07.2024 een aangifte e604B (wijziging btw-activiteit) in te dienen.
4. Wanneer moet ik de kennisgeving doen van mijn keuze voor een aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik ?
Als u als gemengde belastingplichtige opteert voor het recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik moet u voorafgaand een elektronische kennisgeving doen via de aangifte e604A (aanvang btw-activiteit) of e604B (wijziging btw-activiteit).
U dient die aangifte in:
- vóór het einde van het eerste aangiftetijdvak van het lopende kalenderjaar, als u al een gemengde belastingplichtige bent (hetzij vóór 31 januari voor een maandindiener, hetzij vóór 31 maart voor een kwartaalindiener).
- vóór het einde van de aangifteperiode waarin de aanvang of de wijziging van uw activiteit plaatsvond, als u door de aanvang of de wijziging van uw activiteit een gemengde belastingplichtige wordt.
De kennisgeving geldt voor een onbepaalde termijn. U moet ze dus maar één keer doen.
De toepassing van de regeling begint:
- op 1 januari van het betrokken kalenderjaar als u al een gemengde belastingplichtige bent.
- vanaf de aanvang of wijziging van de activiteit als u een gemengde belastingplichtige wordt door uw activiteit aan te vangen of te wijzigen.
De belastingplichtige die op 31.12.2022 de aftrek toepaste volgens het werkelijk gebruik diende de administratie daarvan in kennis te stellen via een aangifte e604B (wijziging btw-activiteit) vóór 01.07.2023.
5. Ik opteer er dit jaar voor om mijn aftrek uit te oefenen overeenkomstig het werkelijk gebruik. Kan ik volgend jaar opnieuw kiezen om mijn aftrek uit te oefenen overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal ?
De voorafgaande kennisgeving met daarin de keuze voor het werkelijk gebruik geldt in principe voor een onbepaalde duur. Die keuze is ten minste tot 31 december van het derde jaar na de datum van uitwerking van de kennisgeving van toepassing. Wanneer u evenwel ophoudt een gemengde belastingplichtige te zijn (via een aangifte e604B, wijziging btw-activiteit) of als u uw activiteit volledig stopzet (via een aangifte e604C, einde activiteit) houdt de regeling van de aftrek op basis van werkelijk gebruik automatisch op.
Als u na afloop van deze 3-jarige termijn de regeling van de aftrek volgens het werkelijk gebruik wilt stopzetten, doet u ook hiervoor een voorafgaande kennisgeving via een aangifte e604B (wijziging btw-activiteit) waarin u kiest voor het algemeen verhoudingsgetal. Deze keuze heeft uitwerking vanaf 1 januari van het jaar volgend op de kennisgeving.
6. Ik oefen mijn aftrek uit overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal. Kan ik in de loop van het lopende kalenderjaar kiezen om mijn aftrek uit te oefenen overeenkomstig het werkelijk gebruik ? Kan dit met terugwerkende kracht worden uitgeoefend ?
Als u de regeling van de aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal wil stopzetten, dient u binnen de termijn voor optie voor het werkelijk gebruik een voorafgaande kennisgeving in via een aangifte e604B (wijziging btw-activiteit) waarin u kiest voor het werkelijk gebruik. De kennisgeving dient m.a.w. te gebeuren vóór het einde van het eerste aangiftetijdvak van het kalenderjaar (hetzij vóór 31 januari voor een maandindiener, hetzij vóór 31 maart voor een kwartaalindiener) en heeft uitwerking vanaf 1 januari van dat kalenderjaar. Indien u de kennisgeving na het eerste aangiftetijdvak indient kan het werkelijk gebruik pas 1 januari van het volgend kalenderjaar toegepast worden.
Voorbeeld:
U bent een gemengde belastingplichtige die kwartaalaangiften indient en u past de aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal toe. U wilt dat beëindigen in 2024. U moet voor 31.03.2024 een aangifte e604B indienen waarin u kiest voor het werkelijk gebruik. U kunt het werkelijk gebruik toepassen vanaf 01.01.2024.
Wanneer evenwel de keuze voor het werkelijk gebruik gebeurt n.a.v. van een wijziging van uw activiteit en u de kennisgeving van die keuze indient vóór het einde van de aangifteperiode waarin de eventuele wijziging van uw activiteit plaatsvond, kan u het werkelijk gebruik toepassen vanaf de wijziging van uw activiteit.
7. Ik ben een gemengd of gedeeltelijke belastingplichtige. Dien ik over een voorafgaandelijk akkoord te beschikken om mijn recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik uit te oefenen ?
Onder de oude wetgeving (tot 31.12.2022) kon een belastingplichtige zijn recht op aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik enkel uitoefenen na akkoord van de btw-administratie. Onder de nieuwe procedure is het bekomen van een vergunning niet langer voorzien en kan de belastingplichtige onmiddellijk overgaan tot een uitoefening van het recht op aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik. Hij dient wel nog tijdig de aangifte van aanvang of wijziging van de activiteit (elektronisch formulier e604A of B) in te dienen waarin hij deze keuze bekend maakt.
II. FAQ met betrekking tot de gemengde belastingplichtige
8. Ik ben een gemengde belastingplichtige en oefen mijn aftrek uit overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal. Welke informatie dien ik jaarlijks mee te delen ?
U moet elk jaar het definitieve algemeen verhoudingsgetal voor het voorgaande kalenderjaar meedelen. Dat verhoudingsgetal is gebaseerd op uw werkelijke activiteiten aan het einde van het voorgaande jaar en fungeert als een voorlopig algemeen verhoudingsgetal dat u toepast in de loop van het huidige kalenderjaar. Het volgend jaar wordt dat algemeen verhoudingsgetal definitief vastgesteld en vormt dat het voorlopig algemeen verhoudingsgetal voor het lopende jaar, enzovoort.
Als u niet beschikt over een referentie voor het voorgaande jaar (meer bepaald wanneer u uw activiteit aanvangt), schat u het algemeen verhoudingsgetal voorlopig in op basis van de bedrijfsprognoses.
U moet jaarlijks het definitieve algemeen verhoudingsgetal voor het voorgaande kalenderjaar (dat geldt als voorlopig algemeen verhoudingsgetal) meedelen via Intervat, bij de indiening van de periodieke aangifte over het eerste kwartaal (ten laatste op 20 april) of één van de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar (ten laatste op 20 februari, 20 maart of 20 april). In die periodieke aangifte maakt u eventuele herzieningen van aftrekposten.
Als het definitief algemeen verhoudingsgetal hoger is dan het voorlopig algemeen verhoudingsgetal dat het voorgaande jaar werd toegepast, en als dit voorlopig verhoudingsgetal ook nog is toegepast tijdens de eerste twee maanden van het lopende jaar, kunt u een bijkomende aftrek doen gelijk aan het verschil tussen de aftrek berekend volgens het definitief algemeen verhoudingsgetal en die berekend volgens het voorlopig algemeen verhoudingsgetal. In het omgekeerde geval, moet u een bedrag aan belasting terugbetalen dat gelijk is aan het verschil.
In het nieuwsbericht van 08.04.2024 is er een tolerantie voorzien voor het meedelen van de gegevens m.b.t. 2023. Zij dienen meegedeeld te worden, uiterlijk in de btw-aangifte over het tweede kwartaal 2024 of juni 2024, in te dienen uiterlijk 09.08.2024 (24.07.2024 voor maandindieners die de maandelijkse teruggaaf wensen te genieten).
9. Ik ben een gemengde belastingplichtige en oefen mijn aftrek uit overeenkomstig het werkelijk gebruik. Welke informatie dien ik jaarlijks mee te delen ?
U moet jaarlijks bepaalde gegevens over de uitoefening van het recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik meedelen. U moet dat elk jaar doen via Intervat bij de indiening van de periodieke btw-aangifte:
- over het eerste kwartaal (ten laatste op 20 april)
- of één van de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar (ten laatste op 20 februari, 20 maart of 20 april).
U geeft hierbij informatie over:
- het definitieve algemene verhoudingsgetal, in procenten, over het voorgaande kalenderjaar als u het algemene verhoudingsgetal in het voorgaande kalenderjaar hebt toegepast
- voor het voorgaande kalenderjaar, de opdeling, in procenten, van de aangerekende belasting op de handelingen:
* die uitsluitend gebruikt worden voor de bedrijfsafdeling(en) waarvan de handelingen volledig recht op aftrek verlenen.
* die uitsluitend gebruikt worden voor de bedrijfsafdeling(en) waarvan de handelingen geen recht op aftrek verlenen.
* tegelijkertijd worden gebruikt voor beide types bedrijfsafdelingen.
- het bijzondere verhoudingsgetal of meerdere bijzondere verhoudingsgetallen, in procenten, die van toepassing zijn op de handelingen die tegelijkertijd worden gebruikt voor beide types bedrijfsafdelingen, en bij toepassing van meerdere bijzondere verhoudingsgetallen, het globale resultaat van de toepassing van die bijzondere verhoudingsgetallen op de aan de belastingplichtige in rekening gebrachte belasting op de handelingen die tegelijkertijd worden gebruikt voor de twee eerst vermelde bedrijfsafdelingen.
In het nieuwsbericht van 23.05.2024 is er een tolerantie voorzien. Zowel de gemengde als de gedeeltelijke btw-belastingplichtigen die het werkelijk gebruik toepassen mogen de gegevens over het werkelijk gebruik voor 2023 opnemen op basis van schattingen. Bovendien is er uitstel, het opnemen van de gegevens gebeurt uiterlijk in de btw-aangifte over het tweede kwartaal 2024 of juni 2024, in te dienen uiterlijk 09.08.2024 (24.07.2024 voor maandindieners die de maandelijkse teruggaaf wensen te genieten).
Indien u in de loop van het kalenderjaar in aanmerking komt voor de toepassing van het werkelijk gebruik omdat u gemengd belastingplichtige wordt, dan dient u deze informatie mee te delen op basis van prognoses voor de komende 12 maanden na de start of de wijziging van de activiteit, bij het indienen van de periodieke btw-aangifte over het kwartaal van de aanvang of de wijziging van de activiteit of over een van de eerste twee maanden volgend op de aanvang of de wijziging van de activiteit.
Voorbeeld
Een gemengd btw-plichtig cultureel centrum vzw heeft een omzet die voor 25 % belast (cafetaria) en voor 75 % vrijgesteld is (organisatie voorstellingen). De vzw heeft in 2023 een aantal kosten gemaakt waarover de btw als volgt is geheven
- 35.000 euro btw die de vzw voor de grondige renovatie van de cafetaria (btw voldaan door medecontractant).
- 10.000 euro btw voor de aankoop van nieuw roerend meubilair voor de concertzaal.
- 3.000 euro btw voor onderhoudsfacturen voor het gebouw dat gemengd wordt gebruikt. Er gebeurt een toewijzing op basis m2: 15 % aftrek.
- 2.000 euro btw op facturen voor boekhouding en diversen. Hiervoor wordt een bijzonder verhoudingsgetal (BVG) toegepast berekend als een algemeen verhoudingsgetal (25 %).
Totale btw geheven over kosten is dus 50.000 euro.
Middels de applicatie InterVAT moeten volgende gegevens (percentages) verstrekt worden:
Verhoudingsgetal jaar: 202
Algemeen verhoudingsgetal:
100 % Recht op aftrek: 70 (= 35.000 btw over kosten met volledige aftrek/50.000)
0 % Recht op aftrek: 20 (= 10.000 btw over kosten zonder aftrek/50.000)
% Recht op aftrek (BVG): 10 (= 3.000 + 2.000 btw over gemengde kosten/50.000)
Bijzonder verhoudingsgetal 1: 15
Bijzonder verhoudingsgetal 2: 25
Opmerkingen:
- Enkel de gegevens van 2023 moeten worden meegedeeld.
- Het algemeen verhoudingsgetal moet enkel worden opgegeven als men in het betrokken jaar is overgestapt van algemeen verhoudingsgetal naar werkelijk gebruik.
- De roosters in verband met de aftrekpercentages (100 %, 0 % en bijzonder verhoudingsgetal) worden ingevuld naar gelang het aandeel (een percentage) van de btw geheven over kosten die respectievelijk voor 100 %, 0 % en volgens een bijzondere sleutel wordt in aftrek gebracht.
- In de roosters van de bijzondere verhoudingsgetallen (onderaan) moeten de toegepaste verhoudingsgetallen worden opgegeven. Indien er meer zijn dan 5, moet het specifieke vakje worden aangeklikt.
10. Wat wordt bedoeld met 'van de aan de belastingplichtige in rekening gebrachte btw' bij de berekening van de in de periodieke btw-aangifte mee te delen procenten ?
Met de bepaling van artikel 18bis, § 2, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit nr. 3: 'het aandeel, uitgedrukt in procenten, overeenkomstig de door de belastingplichtige op het moment van de kennisgeving gehanteerde criteria, van de aan de belastingplichtige in rekening gebrachte belasting op de handelingen die:
a) uitsluitend worden gebruikt voor de bedrijfsafdeling of de bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen volledig recht op aftrek verlenen;
b) uitsluitend worden gebruikt voor de bedrijfsafdeling of de bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen geen recht op aftrek verlenen;
c) tegelijkertijd worden gebruikt voor de onder a) en b) vermelde bedrijfsafdelingen;'
wordt bedoeld de door de gemengde belastingplichtige verschuldigde btw over alle inkomende handelingen zonder onderscheid.
Bijgevolg moet niet enkel rekening worden gehouden met de hem door zijn leveranciers en dienstverrichters aangerekende btw, maar ook met alle btw die de aangever zelf verschuldigd is in toepassing van o.a. de bepalingen van artikel 51, § 1, 2°, en 51, § 2, van het Btw-Wetboek, van artikel 20 t.e.m. 20ter van het koninklijk besluit nr. 1, de invoeren met verlegging van heffing (op grond van een vergunning ET 14.000), enz. (zie de Parlementaire vraag nr. 1618 van de heer Wouter Vermeersch d.d. 01.08.2023).
Als basis voor de berekening van de percentages moeten enkel de handelingen die moeten worden gerapporteerd in de periodieke aangifte in aanmerking worden genomen.
11. Hoe dienen de bijzondere verhoudingsgetallen berekend en meegedeeld te worden ?
Voor de voor de economische activiteit gebruikte goederen en diensten die tegelijkertijd worden gebruikt voor de handelingen die volledig recht op aftrek verlenen als de handelingen die geen recht op aftrek verlenen, kan de belastingplichtige gebruik maken van één of meerdere bijzondere verhoudingsgetallen om de aan de belastingplichtige in rekening gebrachte btw toe te wijzen aan de bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen volledig recht op aftrek verlenen en de bedrijfsafdelingen waarvan de handelingen geen recht op aftrek verlenen.
Deze bijzondere verhoudingsgetallen kunnen op basis van heel diverse criteria worden opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfstechnische kenmerken van de gemengde belastingplichtige. Er bestaan geen wettelijke regels om een bijzonder verhoudingsgetal te bepalen (het kan bijv. gaan om inzet van personeel, gebruikte oppervlakte van een gebouw, CPU-tijd (meet de verwerkingskracht die een enkel programma nodig heeft), aantal behandelde dossiers, enz.). Een wijziging van het bijzonder verhoudingsgetal (bijv. wijziging CPU-tijd in jaar X+1 ten opzichte van jaar X) heeft bijgevolg steeds een impact op de omvang van het recht op aftrek ongeacht de grootorde van de wijziging.
Enkel in het geval een bijzonder verhoudingsgetal wordt berekend 'naar analogie met het algemeen verhoudingsgetal' aanvaardt de administratie dat de regels die van toepassing zijn op het algemeen verhoudingsgetal eveneens worden toegepast op het bijzonder verhoudingsgetal. Het gaat in dit geval bijv. om de regels inzake afronding van het algemeen verhoudingsgetal en de ontheffing in hoofde van de belastingplichtige om zijn recht op aftrek van de voorbelasting dat op basis van een voorlopig verhoudingsgetal werd verricht te herzien wanneer het verschil tussen dit voorlopig verhoudingsgetal en het definitief verhoudingsgetal geen 10 % bereikt (artikel 17, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 3). Deze ontheffing is niet van toepassing wanneer het de herziening van een voorlopig verhoudingsgetal betreft dat werd geraamd op basis van exploitatievooruitzichten (artikel 17, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 3) (zie Parlementaire Vraag nr. 1369 van mevr. Marianne Verhaert d.d. 21.02.2023)
12. Ik ben een belastingplichtige met volledig recht op aftrek. Ik beslis om de winsten uit mijn onderneming niet uit te keren, maar bij mijn financiële instelling te beleggen middels een beleggingsfonds, termijnrekening, zichtrekening, enz. Word ik nu gemengde btw-plichtige en dien ik mij hiervoor aan te melden ?
Inkomsten uit financiële beleggingen (beleggingsfondsen, termijnrekeningen, enz.) zijn inkomsten vrijgesteld van btw overeenkomstig de artikelen 44, § 3, 4° tot 11°, van het Btw-Wetboek.
In principe kwalificeert een belastingplichtige die deze handelingen stelt, als een gemengde belastingplichtige.
Artikel 13, 2°, van het koninklijk besluit nr. 3, stelt echter dat, voor de berekening van het algemeen verhoudingsgetal, niet in aanmerking worden genomen, de opbrengsten van en de inkomsten uit onroerende en uit financiële verrichtingen, tenzij die verrichtingen behoren tot een specifieke economische activiteit van dien aard.
De administratie aanvaardt om die reden dat, wanneer de inkomsten uit financiële verrichtingen niet behoren tot de specifieke economische activiteit van de belastingplichtige de belastingplichtige geen melding moet maken van de gemengde belastingplicht. De vrijgestelde activiteit leidt er in dat geval niet toe dat de aftrek beperkt moet worden overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal.
13. Wanneer worden mijn financiële verrichtingen een specifieke economische activiteit van dien aard ?
Onder FAQ 12 werd uiteengezet dat een belastingplichtige geen melding moet maken van de gemengde belastingplicht wanneer de vrijgestelde handelingen van de belastingplichtige enkel bestaan uit financiële verrichtingen die geen specifieke economische activiteit van dien aard vormen.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich in een aantal arresten uitgesproken over de kwalificatie van financiële handelingen als een specifieke economische activiteit van dien aard. Uit deze rechtspraak volgt dat financiële verrichtingen als onderdeel van de specifieke economische activiteit van de belastingplichtige moeten worden aanzien wanneer zij het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk van de belastbare activiteit van die belastingplichtige vormen. Eveneens kan rekening gehouden worden met de mate waarin deze financiële verrichtingen slechts een zeer beperkt gebruik maken van goederen of diensten waarvoor belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is, om te bepalen of er al dan niet sprake is van een specifieke economische activiteit (zie onder meer arresten van 11.07.1996, C-306/94 Régie Dauphinoise en 29.04.2004, C-77/01, EDM).
Uit de feitelijke omstandigheden zal moeten blijken in welke mate aan deze criteria is voldaan opdat deze als onderdeel van de specifieke economische activiteit van de belastingplichtige moeten worden aanzien, dan wel of deze handelingen eerder bijkomstig/occasioneel van aard zijn.
Wat betreft de inkomsten uit financiële handelingen is de administratie van oordeel dat de ontvangst van intresten uit geldbeleggingen bij een financiële instelling niet van die aard is dat dit als een specifieke economische activiteit van de belastingplichtige wordt aanzien. Hierbij maakt de vorm van beleggen (bv. spaarrekening, termijnrekening, beleggingsfonds volledig beheerd door de financiële instelling) in beginsel niets uit. Pas wanneer de belastingplichtige zich actief bezighoudt met deze geldbeleggingen (actief kopen en verkopen van fondsen, dagelijks opvolgen van de koers van de verschillende geldbeleggingen en waar nodig onmiddellijk ingrijpen, enz.), kan dit aanzien worden als een specifieke economische activiteit van de belastingplichtige.
14. Ik ben een belastingplichtige onderneming met volledig recht op aftrek. Ik beslis om appartementen aan te kopen met het oog op een verhuur. Word ik nu gemengde btw-plichtige ?
Inkomsten uit de verhuur van appartementen zijn inkomsten vrijgesteld van btw overeenkomstig artikelen 44, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek.
In principe kwalificeert een belastingplichtige die deze handelingen stelt, als een gemengde belastingplichtige.
Artikel 13, 2°, van het koninklijk besluit nr. 3, stelt echter dat, voor de berekening van het algemeen verhoudingsgetal, niet in aanmerking wordt genomen, de opbrengsten van en de inkomsten uit onroerende en uit financiële verrichtingen, tenzij die verrichtingen behoren tot een specifieke economische activiteit van dien aard.
De administratie aanvaardt om die reden dat, wanneer de inkomsten uit onroerende verrichtingen niet behoren tot de specifieke economische activiteit van de belastingplichtige de belastingplichtige geen melding moet maken van de gemengde belastingplicht.
In welke mate de onroerende verrichtingen behoren tot een specifieke economische activiteit van dien aard, hangt af van geval tot geval. Wanneer onroerende verrichtingen behoren tot een specifieke economische activiteit van dien aard, is het aangewezen uw aftrek uit te oefenen volgens de methode van het werkelijk gebruik.
Er wordt op gewezen dat de toepassing van artikel 13, 2°, van het koninklijk besluit nr. 3, er niet toe leidt dat u recht op aftrek bekomt op de kosten die rechtstreeks toewijsbaar zijn aan het onroerend goed (bv. btw op de verwerving van of op de werkzaamheden verricht aan het onroerend goed). Ongeacht het voorgaande, blijft deze btw niet aftrekbaar.
Bij twijfel kan u steeds contact opnemen met het lokaal kantoor waaronder u ressorteert.
15. Ik ben een gemengde belastingplichtige en oefen mijn aftrek uit overeenkomstig het werkelijk gebruik. Moet ik ook de gegevens meedelen met betrekking tot de gratis terbeschikkingstelling van goederen en diensten (bedrijfswagen, laptop, gsm, enz.) aan mijn personeel ? Wat met de kosten van onthaal ?
Gemengde belastingplichtigen die overgaan tot de gratis terbeschikkingstelling van een bedrijfsmiddel of van een ander goed of dienst aan een zaakvoerder, bestuurder of personeelslid, die deze privé-matig kan gebruiken, zijn niet gehouden tot het meedelen van de verhoudingsgetallen die betrekking hebben op deze gratis terbeschikkingstelling. Wat voorafgaat geldt ook voor de gegevens die betrekking hebben op kosten van onthaal of restaurantkosten waarover geen btw in aftrek werd genomen.
De in rekening gebrachte btw over de aanschaffing van deze bedrijfsmiddelen en overige goederen en diensten moet wel nog mee opgenomen worden bij de toewijzing aan de verschillende bedrijfsafdelingen (bedrijfsafdeling met volledig recht op aftrek, bedrijfsafdeling met geen recht op aftrek, of toewijzing aan beide bedrijfsafdelingen), maar het staat de belastingplichtige vrij om het volledig btw-bedrag dat hem in rekening werd gebracht te gebruiken bij de rapportering, dan wel enkel het resterend btw-bedrag na toepassing van de aftrekbeperking.
Voorbeeld:
Het professioneel gebruik voor autokosten van een belastingplichtige bedraagt 35 %. De belastingplichtige kan kiezen om, bij de toewijzing aan de verschillende bedrijfsafdelingen, rekening te houden hetzij met het volledige btw-bedrag dat op de aankoopfactuur vermeld staat, hetzij enkel met het btw-bedrag dat overblijft na toepassing van de aftrekbeperking van 35 %. Het aftrekpercentage van 35 % moet daarentegen niet gerapporteerd worden als bijzonder verhoudingsgetal in de periodieke btw-aangifte.
16. Kan de administratie de toepassing van het werkelijk gebruik door een gemengde belastingplichtige weigeren ?
Artikel 18bis, § 6, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3 bepaalt dat, wanneer de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, op grond van de haar voorgelegde feiten of de door haar verzamelde informatie, van mening is dat de uitoefening, door de belastingplichtige, van het recht op aftrek volgens het werkelijk gebruik niet of niet meer met de werkelijkheid overeenstemt, zij hem via een gemotiveerde beslissing de redenen voor haar weigering meedeelt. Ter zake vermeldt de beslissing tot weigering de juridische en feitelijke elementen die deze weigering rechtvaardigen. Desgevallend vermeldt ook de beslissing tot weigering de voor de administratie aanvaardbare criteria. Die weigeringsbeslissing wordt meegedeeld aan de belastingplichtige ten laatste op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de initiële kennisgeving door de belastingplichtige uitwerking heeft gehad. Die weigeringsbeslissing heeft uitwerking voor onbepaalde termijn vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak gedurende hetwelk de kennisgeving door de belastingplichtige is verricht.
Bovendien stelt het verslag aan de Koning van het koninklijk besluit van 26.10.2021 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 4, 10, 19, 22 en 59 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde, dat 'de belastingplichtige zich er voor het einde van die termijn of voor een dergelijke weigeringsbeslissing niet van kan verzekeren dat de door hem gehanteerde criteria in het kader van zijn oorspronkelijke kennisgeving door de administratie zullen aanvaard worden'.
Verder wordt er nog op gewezen dat een weigeringsbeslissing eveneens kan opgesteld worden in de vorm van een correctieopgave of een proces-verbaal in het kader van een latere regularisatie door de administratie binnen de toepasselijke termijnen. Artikel 18bis, § 6, vierde lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3 voorziet inderdaad dat het gebrek aan een weigeringsbeslissing vanwege de administratie binnen de daartoe voorziene termijn, geen afbreuk doet aan de mogelijkheid voor de administratie om de correcte toepassing door de belastingplichtige van de bepalingen van het Btw-Wetboek en de uitvoeringsbesluiten daarvan, en in het bijzonder de uitoefening door laatstgenoemde van zijn recht op aftrek, te controleren. Wanneer in dat verband blijkt dat de criteria en/of de aftrekpercentages gehanteerd door de belastingplichtige voor de toepassing van die aftrekregeling niet overeenstemmen met de werkelijkheid of een overmatig recht op aftrek tot gevolg hebben, kan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde de uitgeoefende aftrekken rechtzetten en ook voor de toekomst aan de belastingplichtige een regularisatie opleggen van de modaliteiten van zijn recht op aftrek (door hem bijvoorbeeld nieuwe criteria voor de aftrek volgens het werkelijk gebruik voor te stellen of door hem op te leggen zijn recht op aftrek uit te oefenen volgens het algemeen verhoudingsgetal).
17. Kan ik een voorafgaand akkoord bekomen voor de toepassing van het werkelijk gebruik ?
Zoals meegedeeld in FAQ 16 voorziet artikel 18bis, § 6, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 3 reeds in een specifieke procedure die bepaalt op welke wijze de administratie de uitoefening door een belastingplichtige van het werkelijk gebruik overeenkomstig artikel 46, § 2, van het Btw-Wetboek, kan weigeren.
Hiermee rekening houdende zullen er, buiten deze procedure om, door de algemene administratie van de fiscaliteit, geen individuele akkoorden meer worden verstrekt met betrekking tot de toepassing van het werkelijk gebruik overeenkomstig artikel 46, § 2, van het Btw-Wetboek.
De dienst voorafgaande beslissingen kan een beslissing nemen inzake individuele gevallen over de wijze waarop het werkelijk gebruik of het algemeen verhoudingsgetal kan worden toegepast, voor zover de verrichting nog geen fiscale uitwerking heeft, weliswaar zonder zich uit te spreken over de percentages of de cijfermatige berekeningen.
18. Ik ben een gemengde belastingplichtige en oefen mijn aftrek uit overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal. De omzet uit mijn vrijgestelde activiteiten is zeer beperkt waardoor mijn aftrekpercentage 99,3 %, afgerond naar de hogere eenheid 100 %, bedraagt. Wat zijn mijn verplichtingen ?
U kwalificeert in dit geval als een gemengde belastingplichtige, ook al zal uw recht op aftrek niet beperkt worden omwille van uw vrijgestelde activiteit.
De gemengde belastingplichtige is gehouden om zijn keuze voor aftrek overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal mee te delen via de aangifte van aanvang of wijziging van de activiteit (elektronisch formulier e604A of B). Daarnaast zal hij in de applicatie Intervat een definitief algemeen verhoudingsgetal van 100 moeten rapporteren. Deze rapportering gebeurt uiterlijk op 20 april van het volgende kalenderjaar, dat wil zeggen op het tijdstip dat de periodieke btw-aangifte voor het eerste kwartaal (voor driemaandelijkse belastingplichtigen) of voor de maand maart (voor maandelijkse belastingplichtigen) van het volgende kalenderjaar wordt ingediend.
Aangezien de applicatie Intervat momenteel nog niet toelaat om een algemeen verhoudingsgetal van 100 ter rapporteren, aanvaardt de administratie dat u zich in regel stelt in het kalenderjaar 2025.
19. Ik ben een btw-eenheid. Hoe dien ik mijn gegevens mee te delen (per lid of op niveau van de eenheid) ?
Als btw-eenheid moet u de aanvullende gegevens op geconsolideerde basis verstrekken. In de voor de verhoudingsgetallen voorziene vakken in de btw-aangifte via Intervat kunnen de gegevens op het niveau van de btw-eenheid worden meegedeeld. De gegevens op niveau van het lid kunnen in een bijlage worden meegedeeld.
III. FAQ met betrekking tot de gedeeltelijke belastingplichtige
20. Ik ben een gedeeltelijke belastingplichtige. Wanneer dien ik een aangifte van aanvang of wijziging van de activiteit (elektronisch formulier e604A of B) in te dienen om mee te delen op welke wijze ik mijn recht op aftrek wens uit te oefenen ?
Gedeeltelijke belastingplichtigen dienen hun recht op aftrek uit te oefenen volgens de normale regels overeenkomstig artikel 45, § 1, van het Btw-Wetboek.
Bij een gedeeltelijke belastingplichtige is de btw verbonden aan zijn activiteiten slechts aftrekbaar voor zover deze kosten kunnen worden toegerekend aan een niet-vrijgestelde economische activiteit van de belastingplichtige.
De btw geheven van de kosten die uitsluitend verband houden met handelingen buiten de werkingssfeer van de btw (niet-economische activiteit) komt niet voor aftrek in aanmerking.
Een gedeeltelijke belastingplichtige dient dus bij wet zijn aftrek uit te oefenen overeenkomstig het werkelijk gebruik.
Wanneer de gedeeltelijke belastingplichtige binnen het kader van zijn economische activiteit eveneens een gemengde belastingplichtige is, zal hij ingevolge deze gemengde belastingplicht toch moeten melden in welke mate hij voor deze handelingen binnen de werkingssfeer opteert voor een aftrek overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal, dan wel een aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik. Enkel in die gevallen zal hij een aangifte van aanvang of wijziging van de activiteit (elektronisch formulier e604A of B) moeten indienen.
Voorbeeld 1:
Een cultureel centrum (vzw) organiseert culturele voorstellingen die vrijgesteld zijn van btw overeenkomstig artikel 44, § 2, 9°, van het Btw-Wetboek. Zij baat eveneens een cafetaria uit waarvan de restaurantdiensten onderworpen zijn aan de btw. Tot slot organiseert zij nog gratis voorstellingen die zij financiert met haar subsidies. Deze gratis voorstellingen worden aanzien als handelingen buiten de werkingssfeer van de btw. Aangezien zij voor haar handelingen binnen de werkingssfeer van de btw zowel belaste als vrijgestelde handelingen verricht, zal zij eveneens aanzien worden als gemengde belastingplichtige en zal zij gehouden zijn om via de aangifte van aanvang of wijziging van de activiteit (elektronisch formulier e604A of B) mee te delen of zij voor deze handelingen haar recht op aftrek wenst uit te oefenen overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal, dan wel overeenkomstig het werkelijk gebruik.
Voorbeeld 2:
Een gemeente waarvan de handelingen als overheid aanzien worden als handelingen buiten de werkingssfeer van de btw, exploiteert eveneens een parkeergarage waarvan de vergoedingen onderworpen zijn aan de btw. De gemeente verricht geen andere handelingen binnen de werkingssfeer van de btw. Voor de handelingen binnen de werkingssfeer van de btw wordt zij als gewone belastingplichtige aanzien. Als gedeeltelijke belastingplichtige moet zij haar aftrek nochtans uitoefenen overeenkomstig het werkelijk gebruik Zij zal toch niet gehouden zijn om een melding aangaande de methode van btw-aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik.
21. Ik ben een gedeeltelijke belastingplichtige. Moet ik de gegevens met betrekking tot het werkelijk gebruik meedelen ?
Artikel 18bis, § 8, van het koninklijk besluit nr. 3 bepaalt dat belastingplichtigen die ook werkzaamheden of handelingen verrichten die niet als in artikel 2 van het Wetboek bedoelde handelingen worden aangemerkt, de in 18bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 3 bedoelde inlichtingen eveneens jaarlijks mee moeten delen.
Omdat de huidige wettelijke bepalingen over gedeeltelijke belastingplichtigen een erg brede draagwijdte kennen, wordt de draagwijdte de komende jaren als proef bij ministeriële tolerantie op verschillende manieren beperkt. Deze tolerantie geldt voor alle duidelijkheid reeds voor de gegevens voor het jaar 2023 die uiterlijk in de btw-aangifte van juni 2024 (of het tweede kwartaal 2024) zouden moeten worden opgenomen.
Enkel grote ondernemingen (GO) (1) moeten de gegevens m.b.t. het recht op aftrek meedelen in de periodieke btw-aangifte en specifieke sectoren binnen GO, zoals de staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen die gedeeltelijke belastingplichtige zijn, moeten die gegevens enkel meedelen wanneer zij voor hun handelingen binnen de werkingssfeer van de btw (belaste en vrijgestelde handelingen) gemengde belastingplichtige zijn én geopteerd hebben voor een btw-aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik. Zij zijn ontheven van de rapporteringsverplichting voor de handelingen die zij als niet-belastingplichtige stellen (buiten de werkingssfeer van de btw).
(1) De beoogde grote ondernemingen kunnen worden geïdentificeerd op basis van het Besluit van de Voorzitter van het directiecomité houdende de oprichting van de diensten van de Adm. GO van de AAFisc en tot vaststelling van de zetel en de materiële en territoriale bevoegdheid van deze diensten van 17.06.2015.
Er wordt wel opgemerkt dat, wanneer een gedeeltelijke belastingplichtige binnen het kader van zijn economische activiteit eveneens een gemengde belastingplichtige is, hij ingevolge deze gemengde belastingplicht toch de gegevens zal moeten meedelen met betrekking tot de uitgeoefende aftrek voor de handelingen binnen de werkingssfeer van de btw. Hij moet hierbij geen rekening houden met de gegevens die betrekking hebben op de handelingen buiten de werkingssfeer van de btw, behoudens in het geval deze een invloed hebben voor zijn aftrek van btw op handelingen binnen de werkingssfeer van de btw.
Voorbeeld 1:
Een cultureel centrum van een grote stad (doelgroep GO) beschikt over een polyvalente zaal die tijdens voorstellingen dienst doet als cafetaria (btw-belaste activiteit) en op dagen dat er geen voorstellingen zijn gratis ter beschikking wordt gesteld van verenigingen (handeling buiten de werkingssfeer van de btw). De aftrek van de bouwkosten, onderhoudskosten en nutsvoorzieningen wordt berekend door middel van een bijzonder verhoudingsgetal dat rekening houdt met de tijdsbesteding. Aangezien dit bijzonder verhoudingsgetal een invloed heeft op de handelingen binnen de werkingssfeer van de btw, zal dit verhoudingsgetal jaarlijks gecommuniceerd moeten worden door middel van de toepassing INTERVAT (toepassing van artikel 18bis, § 2, 3° van het koninklijk besluit nr. 3). Wat betreft de gegevens beoogd door artikel 18bis, § 2, 2°, van het koninklijk besluit nr. 3, mag hij dit enkel beperken tot de handelingen binnen de werkingssfeer van de btw.
Voorbeeld 2:
Een stad (doelgroep GO) heeft naast zijn handelingen buiten de werkingssfeer ook een gebouw dat zowel bestaat uit zalen die verhuurd worden aan verenigingen (vrijgesteld van btw) als een parkeergarage toegankelijk voor het publiek (activiteit onderworpen aan de btw). Het gebouw zelf wordt niet gebruikt voor handelingen buiten de werkingssfeer van de btw.
- Indien de stad haar aftrek voor handelingen binnen de werkingssfeer van de btw uitoefent overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal, is zij enkel gehouden tot het jaarlijks meedelen van de gegevens met betrekking tot het algemeen verhoudingsgetal (toepassing van artikel 15, van het koninklijk besluit nr. 3). Concreet zal dit verhoudingsgetal bestaan uit een breuk met in de teller de omzet van de parkeergarage en de noemer de gecumuleerde omzet uit de exploitatie van de parkeergarage en de zaalverhuur.
- Indien de stad overgaat tot een btw-aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik, of de administratie dit oplegt omdat dit een correcter beeld van het recht op aftrek weergeeft, dan zal zij de gegevens beoogt door art 18bis, § 2 van het koninklijk besluit nr. 3 moeten meedelen. Voor dat laatste moet zij enkel rekening houden met de aan haar aangerekende btw die betrekking heeft op haar belaste en vrijgestelde activiteiten (exploitatie zalen en parkeergarage), niet met de haar in rekening gebracht btw op die verband houden met de handelingen buiten de werkingssfeer van de btw.
Voorbeeld 3:
Een concertorganisator (doelgroep GO) verricht aan de btw onderworpen handelingen, maar ook handelingen buiten de werkingssfeer van de btw (bv. de organisatie van 2 gratis concerten voor de buurtbewoners en sociale doelgroepen). Er zijn geen vrijgestelde handelingen beoogd door art. 44, van het Btw-Wetboek. In dat geval is art. 18bis, § 8 van het koninklijk besluit nr. 3 van toepassing en dient hij bij de mededeling van de gegevens van 18bis, § 2 van het koninklijk besluit nr. 3 mee te geven welk % van de aan hem aangerekende btw volledig toe te wijzen is aan de gratis activiteiten, welk gedeelte aan de belaste activiteiten, en welk gedeelte toewijsbaar is aan beide activiteiten. Voor de laatste categorie moet hij dan nog de bijzondere verhoudingsgetallen meegeven, alsook het globaal resultaat van de bijzondere verhoudingsgetallen, berekend als volgt:
'Totaal afgetrokken btw op basis van bijzondere verhoudingsgetallen / Totaal in rekening gebracht btw op de handelingen die tegelijkertijd worden gebruikt voor de bedrijfsafdelingen die volledig dan wel geen recht op aftrek verlenen.'
22. Ik ben een gedeeltelijke belastingplichtige. Kan ik mijn aftrek uitoefenen overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal ?
Voor de belasting geheven van goederen en diensten die zowel gebruikt worden voor handelingen buiten de werkingssfeer van de btw als voor handelingen binnen de economische activiteit (onderworpen aan de btw of vrijgesteld), kan de aftrek gebeuren op basis van bijzonder verhoudingsgetallen.
Een gedeeltelijke belastingplichtige kan hierbij wel gebruik maken van een bijzonder verhoudingsgetal berekend zoals het algemeen verhoudingsgetal bedoeld in artikel 46, § 1, van het Btw-Wetboek.
Gedeeltelijke belastingplichtigen die gratis handelingen verrichten en hiervoor subsidies ontvangen, dienen bij de berekening van dit bijzonder verhoudingsgetal berekend zoals het algemeen verhoudingsgetal wel rekening te houden met de omvang van deze subsidies in de mate waarin ze aangewend orden voor de handelingen buiten de werkingssfeer van de btw. Het Hof van Cassatie heeft in het arrest d.d. 19.06.2014 (rolnr: F.12.0082.N) verduidelijkt dat de aftrek van de voorbelasting door een gedeeltelijke belastingplichtige die subsidies ontvangt voor activiteiten die niet belastbaar zijn op grond van het Btw-Wetboek en die volledig bekostigd worden door de subsidies, in overeenstemming met artikel 45, § 1, van het Btw-Wetboek en artikel 1, van het koninklijk besluit nr. 3, kan worden bepaald aan de hand van een verdeelsleutel waarbij in de teller de totale ontvangsten zijn opgenomen die aan de btw onderworpen zijn en waarbij in de noemer de totale omzet is opgenomen, inclusief de subsidies die worden aangewend ter financiering van de handelingen buiten de werkingssfeer.
Wanneer de aftrek van btw door een gedeeltelijke belastingplichtige uitsluitend wordt uitgeoefend aan de hand van een bijzonder verhoudingsgetal berekend zoals een algemeen verhoudingsgetal, dan aanvaardt de administratie dat hij er enkel toe gehouden is om die gegevens jaarlijks mee te delen die van toepassing zijn voor belastingplichtigen die hun aftrek uitoefenen overeenkomstig het algemeen verhoudingsgetal. Het betreffen de gegevens beoogd door artikel 15, van het koninklijk besluit nr. 3. Bijgevolg zal de gedeeltelijke belastingplichtige jaarlijks zijn definitief algemeen verhoudingsgetal moeten meedelen en dit uiterlijk op 20 april van het volgende kalenderjaar, dat wil zeggen op het tijdstip dat de periodieke btw-aangifte voor het eerste kwartaal (voor driemaandelijkse belastingplichtigen) of voor de maand maart (voor maandelijkse belastingplichtigen) van het volgende kalenderjaar wordt ingediend.
23. Als managementvennootschap ontvang ik, naast mijn aan de btw onderworpen vergoedingen voor verstrekte managementdiensten, bijkomend dividenden van de door mij bestuurde vennootschap. Ben ik gehouden tot het meedelen van de gegevens betreffende het werkelijk gebruik ?
Nee, dividenden die door een belastingplichtige zijn ontvangen op grond van een louter financiële deelneming in andere ondernemingen, maken geen omzet uit met betrekking tot handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat (arrest van 22.06.1993, C-333/91, Sofitam SA).
24. Moet ik een voorafgaand akkoord bekomen voor de toepassing van het werkelijk gebruik ?
Als gedeeltelijke belastingplichtige bent u bij wet verplicht om het werkelijk gebruik toe te passen. Er is dus geen voorafgaand akkoord nodig over het principe. We verwijzen ook naar FAQ 17.
25. Ik ben een gedeeltelijke belastingplichtige die ook start met activiteiten die vrijgesteld zijn van btw op basis van artikel 44, van het Btw-Wetboek. Wat is de impact van het statuut van gedeeltelijke én gemengde belastingplichtige op de nieuwe verplichtingen ?
Gedeeltelijke belastingplichtigen bepalen hun recht op aftrek van btw op basis van het werkelijk gebruik (art. 45, W. Btw). Daarom is er voor hen geen voorafgaande kennisgeving vereist. Wanneer deze gedeeltelijke belastingplichtige voor de handelingen waarvoor hij belastingplichtige is zowel belaste als vrijgestelde handelingen verricht, wordt hij voor deze activiteiten gemengde belastingplichtige en is de voorafgaande kennisgeving wel verplicht (zie ook FAQ 21).
26. Ik ben een gedeeltelijke belastingplichtige die geen gemengde kosten heeft. Welke gegevens moet ik meedelen.
Artikel 18bis, § 8, van het koninklijk besluit nr. 3 bepaalt dat belastingplichtigen die ook werkzaamheden of handelingen verrichten die niet als in artikel 2 van het Wetboek bedoelde handelingen worden aangemerkt, de in 18bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 3 bedoelde inlichtingen eveneens jaarlijks mee moeten delen.
Deze verplichting geldt dus eveneens wanneer u geen gemengde kosten heeft. In dat geval kan u het bedrag '0' vermelden wanneer u het percentage beoogd door artikel 18bis, § 2, 2°, c), van het koninklijk besluit nr. 3 meedeelt. Bij de vermelding van de bijzondere verhoudingsgetallen mag u eveneens het bedrag '0' rapporteren.
Er dient wel mee rekening te worden gehouden dat deze verplichting beoogd door artikel 18bis, § 8, van het koninklijk besluit nr. 3, enkel geldt voor welbepaalde entiteiten die vallen onder de doelgroep 'Grote Ondernemingen'(zie FAQ 21).
Interne ref.: 141.461