De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 02/04/2025 de Circulaire 2025/C/16 - Erratum van de circulaire 2024/C/53 van 12.08.2024 - FAQ betreffende de toepassing van het recht op aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal of het werkelijk gebruik.
De huidige circulaire vervangt FAQ nr.13 van de circulaire 2024/C/53 van 12.08.2024 - FAQ betreffende de toepassing van het recht op aftrek volgens het algemeen verhoudingsgetal of het werkelijk gebruik.
Vervanging van FAQ nr.13 van de circulaire 2024/C/53.
FAQ n.13 wordt vervangen als volgt:
13. Wanneer worden mijn financiële verrichtingen een specifieke economische activiteit van dien aard?
Onder FAQ 12 werd uiteengezet dat een belastingplichtige geen melding moet maken van de gemengde belastingplicht wanneer de vrijgestelde handelingen van de belastingplichtige enkel bestaan uit financiële verrichtingen die geen specifieke economische activiteit van dien aard vormen.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich in een aantal arresten uitgesproken over de kwalificatie van financiële verrichtingen als een specifieke economische activiteit van dien aard. Het Hof beschouwt dus een economische activiteit als specifiek wanneer zij het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk van de belastbare activiteit van de onderneming is (1) of indien zij een aanzienlijk gebruik van goederen en diensten waarvoor de btw verschuldigd is impliceert (2).
(1) HvJ-EU, arrest van 11 juli 1996, in de zaak Régie dauphinoise, C-306/94.
(2) HvJ-EU, arrest van 29 april 2004, in de zaak EDM, C-77/01.
Een economische activiteit is dus specifiek zodra aan één van de twee bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
Uit de feitelijke omstandigheden zal moeten blijken in welke mate aan deze criteria is voldaan opdat deze verrichtingen als onderdeel van de specifieke economische activiteit van de belastingplichtige moeten worden aanzien, dan wel of deze verrichtingen eerder bijkomstig/occasioneel van aard zijn.
Wat de inkomsten uit financiële handelingen betreft, is de administratie van oordeel dat de ontvangst van intresten uit geldbeleggingen bij een financiële instelling, ongeacht de vorm van de belegging (bv. spaarrekening, termijnrekening, beleggingsfonds dat volledig door de financiële instelling beheerd wordt), in beginsel niet als een specifieke economische activiteit van de belastingplichtige moet worden beschouwd.
Er zijn echter twee uitzonderingen op dit principe: indien deze financiële verrichtingen het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk van de belastbare activiteit van de onderneming vormen (vgl. beslissing E.T. 88.549 van 18.11.1996) of indien de belastingplichtige actief betrokken is bij deze geldbeleggingen (actieve aan- en verkoop van fondsen, dagelijkse toezicht op de prijs van de verschillende geldbeleggingen en onmiddellijke interventie indien nodig, enz.) en aanzienlijke middelen toewijst aan deze activiteit.
Interne ref.: 141.516/2