De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 30/07/2025 de Circulaire 2025/C/50 over de 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid', wat betreft de voorwaarde 'de ploegen doen hetzelfde werk zowel qua inhoud als qua omvang'.
Bespreking van het arrest nr. 21/2024 van het Grondwettelijk Hof van 08.02.2024, de wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen en het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92.
II. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'
A. Arrest 21/2024 van het Grondwettelijk Hof
B. Draagwijdte arrest Grondwettelijk Hof
III. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'
A. Wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen
A. Wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen
Bijlage 1 – Artikelen 2755, § 1/1, WIB 92 en 2755, § 3/1, WIB 92
Bijlage 2 – Artikel 955, KB/WIB 92 – Relevante bepalingen
Bijlage 3 – Voorbeelden ‘administratieve tolerantie’
Voorbeeld 1 – Berekening & geen omstandigheden buiten de wil van de werkgever
Voorbeeld 2 – Berekening & omstandigheden buiten de wil van de werkgever
Voorbeeld 1 – Tweeploegenstelsel
Voorbeeld 2 – Drieploegenstelsel
Voorbeeld 3 – Meerdere tweeploegenstelsels
Voorbeeld 4 – Kwartaalaangever
Voorbeeld 5 – Onderneming die erkend is voor uitzendarbeid
Voorbeeld 1 – Volcontinu arbeidssysteem
Voorbeeld 2 – Drieploegenstelsel in de week en tweeploegenstelsel in het weekend (28)
Voorbeeld 3 – Meerdere afdelingen
1. Artikel 2755, § 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), voorziet voor de ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht in een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing.
Het tweede lid van artikel 2755, § 1, WIB 92 definieert het begrip 'onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht' als volgt:
'de onderneming waar het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie ontvangen: …'.
2. Het Grondwettelijk Hof heeft zich over de interpretatie van de voorwaarde dat 'de ploegen hetzelfde werk qua omvang moeten doen' op 08.02.2024 uitgesproken (1).
Het Grondwettelijk Hof heeft een duidelijk arrest geveld waarin het de voorwaarde dat de opeenvolgende ploegen 'hetzelfde werk qua omvang' moeten doen, strikt toepast: het hof besluit dat het niet onredelijk is dat de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen dezelfde is in aanmerking komen voor de toepassing van de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid', terwijl dat niet het geval is voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen niet dezelfde, maar vergelijkbaar is (2).
(1) Arrest 21/2024 van het Grondwettelijk Hof.
(2) B.18 van het Arrest 21/2024 van het Grondwettelijk Hof.
3. Om te vermijden dat ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen vergelijkbaar maar niet dezelfde is, geen aanspraak meer zouden kunnen maken op de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid', heeft de wetgever ingegrepen door met de wet van 12.05.2024 in artikel 2755, WIB 92 twee nieuwe paragrafen, § 1/1 en § 3/1, in te voegen (3).
Deze paragrafen zijn enkel van toepassing op de bezoldigingen die tot 31.12.2026 worden betaald of toegekend.
(3) Wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 29.05.2024 - Numac: 2024004641).
4. Concreet zal dus de onderneming voor de bezoldigingen betaald of toegekend tot 31.12.2026 de keuze hebben tussen twee mogelijke toepassingsvormen van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid (4):
- enerzijds blijft het mogelijk om de vigerende vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid toe te passen (hierna: de 'klassieke ploegenarbeid', opgenomen in artikel 2755, § 1, WIB 92). Door de voormelde wet van 12.05.2024 wordt er niet ingegrepen op de huidige steunmaatregel waarover het voormelde arrest van het Grondwettelijk Hof uitspraak heeft gedaan
- anderzijds wordt expliciet wettelijk geregeld dat het voor de ondernemingen ook mogelijk is om voor de bezoldigingen die worden betaald of toegekend tot 31.12.2026 te opteren voor een vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid–bis', waarvan de wettelijke grondslag in een afzonderlijke paragraaf, meer concreet in artikel 2755, § 1/1, WIB 92, wordt opgenomen.
(4) DOC 55 3865/006, p. 61.
5. Over de interpretatie van de voorwaarde dat 'de ploegen hetzelfde werk qua omvang moeten doen' had het Hof van Cassatie in maart 2023 twee prejudiciële vragen gesteld (5). Deze twee vragen werden door het Grondwettelijk Hof samengevoegd bij beschikking van 26.04.2023.
(5) Ingeschreven onder de nummers 7973 en 7980 van de rol van het Grondwettelijk Hof.
6. Aan het Grondwettelijk Hof werd gevraagd of de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt, doordat enkel ondernemingen waarin de ploegen hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang, aanspraak kunnen maken op de vrijstelling, terwijl ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen vergelijkbaar maar niet dezelfde is, uitgesloten worden van de vrijstelling.
7. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest nr. 21/2024 van 08.02.2024 geoordeeld dat het niet ongrondwettig is dat de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid enkel geldt wanneer de ploegen zowel qua inhoud als qua omvang hetzelfde werk doen.
8. Volgens het hof is de voorwaarde dat de ploegen dezelfde omvang van werk moeten verrichten pertinent ten aanzien van de doelstellingen van de wetgever om, enerzijds, te voorkomen dat werkgevers louter omwille van het fiscale voordeel hun arbeidsorganisatie zouden ombuigen naar arbeid verricht in ploegen en, anderzijds, de kostprijs van de maatregel binnen bepaalde perken te houden. Gelet op de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever, is de voormelde maatregel niet discriminerend.
9. Zoals hierboven reeds vermeld, heeft het Grondwettelijk Hof een duidelijk arrest geveld waarin het de voorwaarde dat de opeenvolgende ploegen 'hetzelfde werk qua omvang' moeten doen strikt toepast.
10. De administratie volgt dit arrest.
11. Dit betekent concreet dat de ondernemingen enkel aanspraak kunnen maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor de klassieke ploegenarbeid wanneer de opeenvolgende ploegen zowel qua inhoud als qua omvang hetzelfde werk doen, mits uiteraard naleving van alle andere voorwaarden.
12. De ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren en de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen vergelijkbaar maar niet dezelfde is, kunnen geen aanspraak maken op deze steunmaatregel.
13. Noch artikel 2755, § 1, WIB 92, noch het Grondwettelijk Hof verduidelijken evenwel aan de hand van welke criteria 'de omvang' van het werk verricht door een ploeg, moet worden geëvalueerd. Dit betreft een feitenkwestie waarbij rekening moet worden gehouden met de concrete aard van het door de ploegen geleverde werk.
14. De parlementaire stukken bij de voormelde wet van 12.05.2024 verduidelijken dat de omvang van het werk van de ploeg in beginsel wordt gemeten aan de hand van de output van het werk van de ploeg (6).
(6) DOC 55 3865/006, p. 61.
15. Omwille van praktische redenen kan de output van het werk in bepaalde gevallen moeilijk te meten of te verifiëren zijn. Een in de praktijk vaak gebruikt criterium om de omvang van het werk verricht door een ploeg te meten, is het aantal leden van de ploeg (bijv. werknemers, uitzendkrachten en jobstudenten tewerkgesteld door de werkgever). M.a.w., het aantal leden van een ploeg kan en zal richtinggevend zijn om uit te maken of die ploeg hetzelfde werk verricht qua omvang, als de daaropvolgende ploeg. De vroege ploeg moet dan (ongeveer) evenveel leden tellen als de late ploeg. Hierbij aanvaardt de administratie dat ploegen met dezelfde grootteorde qua aantal ploegleden, hetzelfde werk naar omvang verrichten voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'.
De administratie laat een verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen toe van maximaal 10 % berekend als volgt: het verschil tussen het aantal leden van de grootste ploeg en het aantal leden van de kleinste ploeg gedeeld door het aantal leden van de grootste ploeg. Binnen de grenzen van deze tolerantie, wordt de bij de werkgever vastgestelde afwijking op het aantal leden van de ploeg geacht het resultaat te vormen van gebeurtenissen die zich buiten de wil van de werkgever voordoen. Het is dus bijvoorbeeld mogelijk dat er nog steeds sprake is van hetzelfde werk qua omvang indien in een productieomgeving een vroege ploeg van 100 werknemers wordt opgevolgd door een late ploeg van 95 werknemers (7). Dit verschil in omvang van het werk van 10 % wordt dag per dag, en per ploegenstelsel afgetoetst. Wanneer voor iedere werkdag van de maand het verschil in omvang van het werk maximaal 10 % is, mag de werkgever voor die maand toepassing maken van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'. Het staat de werkgever vrij om een hogere afwijking van het aantal leden van de ploeg ten opzichte van zijn intentie die het resultaat vormt van omstandigheden die zich buiten zijn wil voordoen toe te passen wanneer deze afwijking aangetoond kan worden door de werkgever (zie voorbeelden in bijlage 3).
(7) DOC 55 3865/006, p. 63.
16. Daarnaast kunnen ook andere feitelijke elementen dan het aantal leden binnen een ploeg, een invloed hebben op de omvang van het werk verricht door die ploeg en dus dienstig zijn bij de beoordeling van de voorwaarde 'hetzelfde werk qua omvang'. Indien bijvoorbeeld het aantal uren dat de vroege ploeg werkt, verschilt van het aantal uren dat de late ploeg werkt, moet dit ook in rekening worden gebracht (zie bijlage 4, voorbeeld 2).
Stel, de vroege ploeg werkt 10 uur per dag en telt 8 werknemers. Deze ploeg wordt opgevolgd door een late ploeg die 8 uur werkt per dag maar 10 werknemers telt. In dit voorbeeld kan er dus nog steeds sprake zijn van hetzelfde werk qua omvang.
17. Het kan daarbij niet de bedoeling zijn dat een te rigide interpretatie van bovenstaande criteria ertoe zou leiden dat ondernemingen die strikt noodzakelijke maatregelen nemen ter vrijwaring van hun ploegen- of volcontinusysteem, niet langer zouden voldoen aan de voorwaarde van 'hetzelfde werk qua omvang', voor zover die maatregelen geen impact hebben op de omvang van het werk.
Stel, een onderneming die, gelet op de aard van haar activiteiten, georganiseerd is volgens een volcontinu arbeidssysteem. In dergelijke context is het voor de samenstelling van de ploegen vaak noodzakelijk om te werken met een personeelscoëfficiënt – een verhoudingsgetal dat wordt gehanteerd om het aantal werknemers per ploeg structureel te bepalen. Deze coëfficiënt houdt rekening met voorzienbare (maar oncontroleerbare) fluctuaties in de effectieve aanwezigheid van personeel (zoals ziekte, klein verlet, verlof of verplichte deelname aan opleidingen bv. om de veiligheid te waarborgen), en laat toe een personeelsbuffer in te bouwen die essentieel is om de ploegbezetting te garanderen. Op die manier wordt de (vol)continuïteit van de bedrijfsvoering verzekerd, zonder afbreuk te doen aan de productieoutput. Indien er zich in de marge van de coëfficiënt fluctuaties voordoen in het aantal leden van een ploeg, zonder dat deze fluctuaties een merkbare invloed hebben op de output van het werk geleverd door die ploegen, kan er nog steeds sprake zijn van 'hetzelfde werk qua omvang'.
18. Het verschil tussen de 'klassieke ploegenarbeid' en de 'ploegenarbeid-bis' is dat in de 'bis-variant' het criterium dat de opeenvolgende ploegen hetzelfde werk moeten doen qua omvang uit de definitie van het begrip 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht', wordt gehaald. Deze voorwaarde wordt verwerkt in de berekening van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing. Hierdoor kan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid ook toegepast worden in het geval de omvang van het werk niet gelijk is, maar wordt het bedrag van de vrijstelling wel verminderd naar mate het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen groter wordt (8).
(8) DOC 55 3865/006, p. 61.
19. Om de vrijstelling van doorstorting voor ploegenarbeid te berekenen, zullen in de 'bis-variant' vier stappen moeten worden doorlopen:
1. In aanmerking te nemen bedrag aan bedrijfsvoorheffing
In de eerste stap wordt voor de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd het maximale bedrag van de vrijstelling berekend, zoals deze van toepassing zou zijn voor de 'klassieke ploegenarbeid', met name 22,8 % van het totaal van de in aanmerking komende belastbare bezoldigingen (9) van al de werknemers die ploegenarbeid verrichten en waarvoor de één derde-norm (10) voor die maand vervuld is. Dit bedrag moet desgevallend beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing (11).
2. Omvangverschil per dag
In de tweede stap wordt per werkdag dat er ploegenarbeid wordt verricht in die maand, enerzijds het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen ten opzichte van de ploeg met de kleinste omvang van het werk vastgesteld, en anderzijds de totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen (12). Er wordt geen afwijkingstolerantie toegepast.
3. Correctiefactor
In de derde stap wordt de afwijking op de omvang van het werk die betrekking heeft op die maand, vastgesteld (hierna correctiefactor). Dit gebeurt door middel van een breuk met in de teller de som van het voor elke werkdag van die maand vastgestelde verschil in omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen en in de noemer de som van de voor elke werkdag van die maand vastgestelde totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen. De breuk wordt uitgedrukt als een percentage.
4. Van doorstorting vrijgesteld bedrag aan bedrijfsvoorheffing
In de vierde stap wordt het bedrag dat werd bekomen in de eerste stap, verminderd met het percentage dat in de derde stap werd bekomen. Alzo wordt het van doorstorting vrijgestelde bedrag bepaald.
(9) De in aanmerking komende belastbare bezoldigingen zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, WIB 92 vastgestelde belastbare bezoldigingen met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen.
(10) De voorwaarde dat de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing enkel wordt toegekend voor zover het bezoldigingen betreft voor werknemers die, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste een derde van hun arbeidstijd in 'ploegenarbeid-bis' zijn tewerkgesteld, wordt de één derde-norm genoemd (artikel 2755, § 1/1, zesde lid, WIB 92).
(11) Artikel 952, § 3, enig lid, c), 7° van het KB/WIB 92, ingevoegd door artikel 1, e) van het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92 (BS 31.12.2024, Numac: 2024011886).
(12) Schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, ongeacht of de werkgever het loon doorbetaalt, mogen niet in rekening worden gebracht bij de beoordeling van de omvang van het werk. Om de omvang van het werk verricht door een ploeg te bepalen, wordt gekeken naar de werkelijkheid.
20. Binnen een onderneming kunnen er verschillende ploegenstelsels bestaan.
21. De onderneming zal iedere maand voor elk ploegenstelsel moeten beslissen of dit stelsel beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid', dan wel aan de definitie van 'ploegenarbeid-bis'. De toegepaste vrijstelling kan verschillen van maand tot maand, al zal dat in ondernemingen waar een regelmatige werkzaamheid plaatsvindt, het allicht niet zo frequent voorkomen dat wordt gewisseld tussen de 'klassieke' reeds bestaande regeling, en de 'bis-variant' (13).
Indien er binnen de onderneming twee ploegenstelsels zijn waarvan er één beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid' en het ander aan de definitie van 'ploegenarbeid-bis', dan kan de onderneming ervoor kiezen om ook op het ploegenstelsel dat beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid', de bis-variant toe te passen. Dit kan interessant zijn voor ondernemingen waar werknemers afwisselend tewerkgesteld zijn in de dagploeg en in beide ploegenstelsels. In bijlage aan deze circulaire gaat een uitgewerkt voorbeeld (zie bijlage 4, voorbeeld 3.2).
(13) DOC 55 3865/008, p. 33.
22. In het geval het werk georganiseerd is in een drieploegenstelsel (3 opeenvolgende ploegen: een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg) waarbij deze drie ploegen hetzelfde werk qua inhoud doen, maar de omvang van het werk verricht door deze drie ploegen asymmetrisch verdeeld is, moet de werkgever iedere maand de volgende keuze maken (mits naleving uiteraard van alle voorwaarden):
- Ofwel kiest de werkgever ervoor om de nachtploeg geen deel te laten uitmaken van het ploegenstelsel:
* de werkgever kan dan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid (artikel 2755, § 2, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers van de nachtploeg waarvoor de één derde-norm (rekening houdend met de tewerkstelling in de nachtploeg) vervuld is
* de werkgever kan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis (artikel 2755, § 1/1, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers van de vroege en late ploeg, waarvoor de één derde-norm (rekening houdend met de tewerkstelling in de vroege en late ploeg) vervuld is. De correctiefactor wordt berekend rekening houdend met de omvang van het werk verricht door de vroege en de late ploeg.
Opgelet! Omwille van het cumulverbod tussen de 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' en 'de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid' mogen de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers waarvoor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid wordt gevraagd, niet in aanmerking worden genomen voor de 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.
- Ofwel kiest de werkgever ervoor om de nachtploeg wel deel te laten uitmaken van het drieploegenstelsel:
de werkgever kan dan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis (artikel 2755, § 1/1, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers die worden tewerkgesteld in de drie ploegen en waarvoor de één-derde norm (rekening houdend met de tewerkstelling in die drie ploegen) vervuld is. De correctiefactor wordt berekend rekening houdend met de omvang van het werk verricht door de drie ploegen.
23. De parlementaire stukken bij de voormelde wet van 12.05.2024 gaan dieper in op het begrip 'ploeg'. De parlementaire stukken verduidelijken dat om te bepalen of er sprake is van een ploeg er altijd moet worden gekeken naar de werkelijke situatie. Hierbij kan het een rol spelen welk specifiek arbeidsreglement of arbeidsregeling van toepassing is op de diverse werknemers of welk proces gehanteerd wordt om de individuele uurroosters vast te leggen. Hierbij wordt bekeken of de werknemers systematisch en structureel tot eenzelfde ploeg behoren of zij anderzijds, louter op papier, continu afwisselen tussen de zogenaamde verschillende ploegen (14).
Anderzijds mogen de werkelijke ploegen daarbij niet kunstmatig opgesplitst worden in verschillende kleinere groepen die elk apart, geïsoleerd beschouwd, voldoen aan de fiscale definitie. Dit wordt ook verduidelijkt in de parlementaire stukken bij de voormelde wet van 12.05.2024: de werknemers die samen als ploeg hetzelfde werk uitvoeren, mogen niet kunstmatig opgesplitst worden in kleinere ploegen, om zo de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid te maximaliseren. Het spreekt voor zich dat een kunstmatige opsplitsing van een ploeg van werknemers in kleinere groepen met het oog op een maximalisatie van de toepassing van de vrijstelling als fiscaal misbruik wordt aangemerkt (14).
Ten slotte lichten de parlementaire stukken bij de voormelde wet van 12.05.2024 toe dat er van ploegenarbeid slechts sprake kan zijn mits er een zekere mate van samenwerking is bij de uitvoering van hetzelfde werk (14). Er is een verschil tussen een groep van werknemers die als ploeg samen een werk verrichten, en een aantal werknemers die gelijktijdig elk een individueel werk verrichten. M.a.w. het loutere feit dat een aantal werknemers gelijktijdig in dezelfde afdeling aanwezig zijn, impliceert niet dat zij ook effectief een ploeg vormen die samen een bepaald werk uitvoeren.
(14) DOC 55 3865/006, p. 63-64.
24. Voor iedere werknemer moet dan de één-derde norm (zie voetnoot 9 hierboven) worden berekend. Deze wordt voor iedere vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing apart berekend (15). Voor de werknemer die in de loop van de maand zowel 'klassieke ploegenarbeid' als 'klassieke volcontinu arbeid' heeft verricht, wordt de 'één derde-norm' berekend rekening houdend met zowel de in ploegenarbeid als de in volcontinu arbeid gepresteerde arbeidsuren gedurende die maand (16). Hetzelfde geldt voor een werknemer die in de loop van de maand zowel 'ploegenarbeid-bis' als 'volcontinu arbeid-bis' heeft verricht.
Indien voor een bepaalde werknemer zowel voldaan is aan de één derde-norm voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid' als de één derde-norm voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis', dan moet de werkgever een keuze maken uit één van deze vrijstellingen (zie bijlage 4, voorbeeld 3.2., mogelijkheid 1, werknemer H). Een bezoldiging van een werknemer voor een bepaalde maand kan slechts voor één vrijstellingsregeling van artikel 2755, WIB 92 in aanmerking worden genomen.
(15) Voor de bezoldigingen die werden betaald of toegekend vóór 01.04.2022 mochten voor de berekening van de één derde-norm de uren gepresteerd in klassieke ploegenarbeid worden opgeteld met de uren gepresteerd in nachtarbeid. Het betrof één enkele vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegen- of nachtarbeid. Voor de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.04.2022 is deze vrijstelling opgesplitst in twee aparte vrijstellingen, met name de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid en de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid, en wordt de één derde-norm voor iedere vrijstelling apart berekend.
Opgelet! Voor de berekening van de één derde-norm voor de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis mag geen rekening worden gehouden met de uren gepresteerd in klassieke ploegenarbeid noch met de uren gepresteerd in nachtarbeid, en dit ongeacht de periode waarop de bezoldigingen betrekking hebben.
25. Het van doorstorting vrijgestelde bedrag is gelijk aan het laagste van de volgende twee bedragen:
- 22,8 % van het totaal van de in aanmerking komende belastbare bezoldigingen van al de werknemers die 'klassieke ploegenarbeid' verrichten en waarvoor de één derde-norm vervuld is
- de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de in het vorige streepje bedoelde bezoldigingen, in de mate dat deze zonder de toepassing van de in artikel 2755, § 1, WIB 92 bedoelde vrijstelling, daadwerkelijk aan de Schatkist zou zijn doorgestort (17).
(17) Artikel 952, KB/WIB 92.
26. Het van doorstorting vrijgestelde bedrag wordt berekend volgens het stappenplan berekend in punt 19.
Er wordt daarbij één globale correctiefactor berekend (18), zoals uitgelegd in de vorige afdeling, en dit over alle ploegenstelsels die onder de 'bis-variant' vallen heen (inclusief de 'volcontinu ploegenstelsels-bis') (zie bijlage 5, voorbeeld 3).
(18) Artikel 2755, § 1/1, vierde lid, WIB 92 en verslag aan de koning bij het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, p. 144118.
27. Het is niet de bedoeling dat de keuze tussen de vigerende vrijstelling en de 'bis-variant' moet worden uitgedrukt via de vermelding van een afzonderlijke code in de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing. De keuze voor de ene dan wel voor de andere variant zal dus in de aangifte enkel tot uiting komen via een hoger of lager bedrag aan vrijgestelde bedrijfsvoorheffing die in die aangifte wordt vermeld (19).
(19) DOC 55 3865/006, p. 63 en verslag aan de koning bij het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, p. 144118.
28. Overeenkomstig artikel 312, WIB 92 bepaalt de koning de wijze waarop de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing de aangifte moet doen.
De aangifteplicht die geldt in het kader van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing wordt actueel nog geregeld in art. 952, KB/WIB 92. De aangifteplicht in het kader van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing dient dus te gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de voormelde uitvoeringsbepaling.
Zie bijlage 4
29. De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.01.2021. Deze vrijstelling heeft slechts een beperkte levensduur; zij is enkel van toepassing op bezoldigingen die tot 31.12.2026 worden betaald of toegekend.
30. De voormelde wet van 12.05.2024 voert eenzelfde wijziging in voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem.
31. Het verschil tussen het 'klassieke volcontinu arbeidssysteem' (artikel 2755, § 3, WIB 92) en de 'bis-variant' (het nieuwe artikel 2755, § 3/1, WIB 92) is dat in de 'bis-variant' het criterium dat de opeenvolgende ploegen hetzelfde werk moeten doen qua omvang uit de definitie van het begrip 'onderneming die werkt in een volcontinu arbeidssysteem', wordt gehaald. Deze voorwaarde wordt verwerkt in de berekening van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing. Hierdoor kan de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem ook toegepast worden in het geval de omvang van het werk niet gelijk is, maar wordt het bedrag van de vrijstelling wel verminderd naar mate het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen groter wordt.
32. Voor de berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag van de bedrijfsvoorheffing verwijzen we naar hoofdstuk III. Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis.
Opgelet! De verhoogde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor een volcontinu arbeidssysteem-bis mag echter enkel toegepast worden voor de bedrijfsvoorheffing die verband houdt met de prestaties van ploegen die effectief voldoen aan de voorwaarden inzake een volcontinu arbeidssysteem-bis (20).
(20) Zie FAQ ploegen- en nachtarbeid – Volcontinu arbeidssysteem.
Zie bijlage 5
33. De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.01.2021. Deze vrijstelling heeft slechts een beperkte levensduur; zij is enkel van toepassing op bezoldigingen die tot 31.12.2026 worden betaald of toegekend.
Artikel 2755, § 1/1, WIB 92
"§ 1/1. De ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht, die een ploegenpremie betalen of toekennen en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op die premie, worden ervan vrijgesteld het in het vierde lid bedoelde bedrag aan bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen en premies wordt ingehouden.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht, de ondernemingen begrepen waar het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die qua inhoud hetzelfde werk doen, en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie ontvangen:
a) hetzij door werknemers van categorie 1 bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002;
b) hetzij door statutaire werknemers bij de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;
c) hetzij door werknemers bij de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van de door haar ter beschikking gestelde werknemers aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt een onderbreking tussen de opeenvolgende ploegen die 15 minuten of minder bedraagt, niet in aanmerking genomen.
Het bedrag aan bedrijfsvoorheffing dat in toepassing van deze paragraaf wordt vrijgesteld, wordt als volgt bepaald:
1) er wordt voor de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, een bedrag vastgesteld van 22,8 pct. van het totaal van de belastbare bezoldigingen waarin de in het eerste lid bedoelde ploegenpremies zijn begrepen van al de werknemers op wie deze paragraaf van toepassing is samen;
2) vervolgens wordt voor elke werkdag dat er ploegenarbeid wordt verricht in die maand, enerzijds het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen ten opzichte van de ploeg met de kleinste omvang van het werk vastgesteld, en anderzijds de totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen;
3) vervolgens wordt de afwijking op de omvang van het werk die betrekking heeft op die maand vastgesteld door middel van een breuk en uitgedrukt als een percentage, met in de teller de som van het voor elke werkdag van die maand vastgestelde verschil in omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen en in de noemer de som van de voor elke werkdag van die maand vastgestelde totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen;
4) tot slot wordt het bedrag aan bedrijfsvoorheffing dat in toepassing van deze paragraaf wordt vrijgesteld bekomen door het in 1) vastgestelde bedrag verhoudingsgewijs te verminderen a rato van het in 3) vastgestelde percentage van de afwijking van de omvang van het werk.
De in het vierde lid bedoelde belastbare bezoldigingen, ploegenpremies inbegrepen, zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen.
De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt enkel toegekend voor zover het bezoldigingen betreft voor werknemers die, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste een derde van hun arbeidstijd in ploegenarbeid zijn tewerkgesteld. Perioden van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zonder loon, worden niet in aanmerking genomen. Voor de toepassing van deze norm omvat:
- de teller: het aantal effectief in ploegenarbeid gepresteerde arbeidsuren waarvoor de werknemer eveneens een ploegenpremie heeft verkregen evenals de uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst en waarvoor het loon door de werkgever werd doorbetaald, indien kan worden aangetoond dat de betrokken werknemer, overeenkomstig zijn arbeidsregeling, zou tewerkgesteld zijn in ploegenarbeid en hiervoor eveneens een ploegenpremie zou hebben verkregen;
- de noemer: het totaal aantal effectief gepresteerde arbeidsuren evenals het totale aantal uren waarvoor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst maar waarvoor het loon wordt doorbetaald.
De in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting kan niet worden verleend indien een in paragraaf 1, 2, 3, 4 of 5 bedoelde vrijstelling op dezelfde bezoldiging wordt toegepast.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder ploegenpremie, de premie verstaan zoals bedoeld in paragraaf 1, zevende lid.
De ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van de in deze paragraaf bedoelde ondernemingen die deze uitzendkrachten tewerkstellen in een systeem van ploegenarbeid in de functie van een werknemer van categorie 1, worden, wat de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van die uitzendkrachten waarin ploegenpremies zijn begrepen, betreft, gelijkgesteld met die ondernemingen, voor zover aan de voorwaarden van paragraaf 1, achtste lid is voldaan.
Om de in deze paragraaf bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de werkgever, ter gelegenheid van zijn aangifte in de bedrijfsvoorheffing, het bewijs leveren dat de werknemers voor wie de vrijstelling wordt gevraagd ploegenarbeid hebben verricht en voor deze prestaties ploegenpremies hebben verkregen tijdens de periode waarop die aangifte in de bedrijfsvoorheffing betrekking heeft. De koning bepaalt de nadere modaliteiten voor het leveren van dit bewijs.
Deze paragraaf is enkel van toepassing op bezoldigingen die tot 31 december 2026 worden betaald of toegekend. ".
Artikel 2755, § 3/1, WIB 92
“§ 3/1. Het in § 1/1, vierde lid, 1), bedoelde bedrag wordt verhoogd met 2,2 procentpunten van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de werknemers op wie deze paragraaf van toepassing is samen, voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem.
Onder ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem wordt verstaan, de ondernemingen waar het werk wordt verricht door de werknemers van categorie 1 bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002, in minstens vier ploegen van minstens 2 werknemers, die qua inhoud hetzelfde werk doen, die een continue bezetting tijdens de gehele week en het weekend garanderen, en die elkaar opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen en, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten in een volcontinu arbeidssysteem een ploegenpremie ontvangen. De bedrijfstijd in dergelijke ondernemingen, zijnde de tijd dat het bedrijf functioneert, bedraagt minstens 160 uur op weekbasis.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt een onderbreking tussen de opeenvolgende ploegen die 15 minuten of minder bedraagt, niet in aanmerking genomen.
Deze paragraaf is enkel van toepassing op bezoldigingen die tot 31 december 2026 worden betaald of toegekend”.
“§ 1. De in het derde lid vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moeten storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in §§ 2 en 3 vermelde onderscheid.
…
De in het eerste lid bedoelde schuldenaars zijn:
…
5°
a) de in artikel 2755, § 1 of § 1/1, van hetzelfde Wetboek, beoogde ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht;
…
c) de in artikel 2755, § 3 of § 3/1, van hetzelfde Wetboek, beoogde ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht in een volcontinu arbeidssysteem;
…
§ 2. De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten:
a) in het vak 'belastbare inkomsten': de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;
b) in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing': de ingehouden bedrijfsvoorheffing.
§ 3. De tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van werknemers waarvoor een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort en moet, afhankelijk van de schuldenaars, de volgende specifieke vermeldingen bevatten:
a) in het vak 'aard der inkomsten': de code die is opgenomen in bijlage IIIbis;
b) in het vak 'belastbare inkomsten':
…
3° voor de in § 1, derde lid, 3° tot 6° en 10°, bedoelde schuldenaars: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;
…
c) in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing':
…
7° voor de in § 1, derde lid, 5°, a), bedoelde schuldenaars: een negatief bedrag gelijk aan het laagste van de volgende twee bedragen dat in voorkomend geval vervolgens wordt verminderd overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek:
- 22,8 pct. van de van de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de in artikel 2755, § 1, van hetzelfde Wetboek, bedoelde werknemers met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen;
- de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de in het vorige streepje bedoelde bezoldigingen, in de mate dat deze zonder de toepassing van de in artikel 2755, § 1, van hetzelfde Wetboek bedoelde vrijstelling, daadwerkelijk aan de Schatkist zou zijn doorgestort;
…
7°/2 voor de in § 1, derde lid, 5°, c), bedoelde schuldenaars: een negatief bedrag gelijk aan het laagste van de volgende twee bedragen dat in voorkomend geval vervolgens wordt verminderd overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek:
- 25 pct. van de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek vastgestelde belastbare bezoldigingen van de in artikel 2755, § 3, van hetzelfde Wetboek, bedoelde werknemers met uitsluiting van het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen;
- de bedrijfsvoorheffing die werd ingehouden op de in het vorige streepje bedoelde bezoldigingen, in de mate dat deze zonder de toepassing van de in artikel 2755, § 3, van hetzelfde Wetboek bedoelde vrijstelling, daadwerkelijk aan de Schatkist zou zijn doorgestort;
…
§ 4. Ter staving van hun aangiften in de bedrijfsvoorheffing moeten de in § 1 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing de modaliteiten naleven die zijn opgenomen in bijlage IIIter .
§ 5. …'.
In afdeling A en B van de onderneming L (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in opeenvolgende ploegen gewerkt:
- Afdeling A kent een tweeploegenstelsel: op maandag 02.06.2025 telt de vroege ploeg 21 werknemers en 1 uitzendkracht en de late ploeg telt 20 werknemers. Het verschil in omvang van het werk is voor deze dag 9,09 % (= (22 – 20) / 22), dus minder dan 10 %.
Wanneer ook voor alle andere werkdagen van de maand het verschil in omvang van het werk maximaal 10 % is en mits naleving van alle andere voorwaarden, kan de werkgever de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid' toepassen op de bezoldigingen van de werknemers tewerkgesteld in afdeling A voor wie de één derde-norm vervuld is.
- Afdeling B kent een drieploegenstelsel: op maandag 02.06.2025 telt de vroege ploeg 49 werknemers en 1 uitzendkracht, de late ploeg telt 42 werknemers en 3 uitzendkrachten en de nachtploeg telt 40 werknemers. Het verschil in omvang van het werk is voor deze dag 20 % (= (50 – 40) / 50), dus groter dan 10 %.
De werkgever toont niet aan dat de hogere afwijking het gevolg is van omstandigheden die zich buiten zijn wil voordoen.
Bijgevolg, mits naleving van alle andere voorwaarden, kan de werkgever deze maand de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' toepassen op de bezoldigingen van de werknemers tewerkgesteld in afdeling B voor wie de één derde-norm vervuld is.
In onderneming G (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. De werkgever heeft een arbeidsregeling waarbij de vroege ploeg bestaande uit 11 werknemers steeds wordt opgevolgd door een late ploeg bestaande uit 10 werknemers.
Volgens de voorziene planning bedraagt het verschil in omvang van het werk bijgevolg op alle dagen 9,09 % (= (11-10) / 11), dus minder dan 10 %.
Echter, op donderdag 22.05.2025 heeft één van de werknemers die tewerkgesteld is in de late ploeg een ongeluk op weg naar het werk, waardoor hij op 22.05.2025 en 23.05.2025 niet kan werken.
Bijgevolg wordt op deze 2 werkdagen de vroege ploeg van 11 werknemers opgevolgd door een late ploeg van 9 werknemers.
Op 22.05.2025 en 23.05.2025 bedraagt het verschil in omvang van het werk bijgevolg 18,18 % (= (11-9) / 11), dus meer dan 10 %.
De werkgever toont aan dat deze hogere afwijking het resultaat vormt van omstandigheden die zich buiten zijn wil voordeden.
Bijgevolg kan onderneming G voor de maand mei 2025 nog steeds de ‘vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid’ toepassen, uiteraard mits naleving van alle andere voorwaarden.
In onderneming A (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.
De twee ploegen werken elk 8 uur per dag.
Onderneming A meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.
Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
Onderneming A voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden. De steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' kan enkel toegepast worden voor zover het bezoldigingen betreft van werknemers, die overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor het voordeel wordt gevraagd, tenminste een derde van hun arbeidstijd in ploegenarbeid zijn tewerkgesteld.
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers X, Y en Z van onderneming A.
Werknemer X van onderneming A werkt voltijds in het ploegenstelsel. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer X in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer Y van onderneming A heeft drie weken in het ploegenstelsel gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Y in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer Z van onderneming A heeft slechts één week in het ploegenstelsel gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Z niet in aanmerking voor de steunmaatregel.
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming A in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-4.995,96'.
In onderneming B (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in drie opeenvolgende ploegen gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de drie opeenvolgende ploegen.
De drie ploegen werken elk 8 uur per dag.
Onderneming B meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.
Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.
Onderneming B heeft twee mogelijkheden en moet hieruit een keuze maken voor de maand Q.
Mogelijkheid 1: de nachtploeg maakt geen deel uit van het ploegenstelsel
Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
Onderneming B voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel (vroege en late ploeg) werkt, moet de één derde-norm berekend worden (rekening houdend met de tewerkstelling in vroege en late ploeg).
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers K, L, M en N van onderneming B.
Werknemer K van onderneming B werkt afwisselend in de vroege en late ploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer K in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer L van onderneming B heeft drie weken in de vroege ploeg gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer L in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer M van onderneming B heeft één week in de vroege ploeg gewerkt en één week in de nachtploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer M niet in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer N van onderneming B heeft twee weken in de vroege ploeg en twee weken in de nachtploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer is 50 % en dit zowel voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' als voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid'. De werkgever moet dus een keuze maken; hij kiest ervoor om op de bezoldigingen van werknemer N de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid' toe te passen (zie hierna).
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-45.892,52'.
Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid
Voorafgaande stappen
1).Kwalificatie van 'onderneming waarin nachtarbeid wordt verricht'
Onderneming B voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar nachtarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 2, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in de nachtploeg werkt, moet de één derde-norm berekend worden (rekening houdend met de tewerkstelling in de nachtploeg).
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers M, N en O van onderneming B.
Werknemer M van onderneming B heeft één week in de vroege ploeg gewerkt en één week in de nachtploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer M niet in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer N van onderneming B heeft twee weken in de vroege ploeg en twee weken in de nachtploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer is 50 % en dit zowel voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' als voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid'. De werkgever moet dus een keuze maken; hij kiest ervoor om op de bezoldigingen van werknemer N de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid' toe te passen.
Werknemer O van onderneming B heeft drie weken in de nachtploeg gewerkt. De vierde week heeft hij in de vroege ploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer O in aanmerking voor de steunmaatregel.
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 75 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-17.050,00'.
Mogelijkheid 2: de nachtploeg maakt deel uit van het ploegenstelsel
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
Onderneming B voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel (vroege, late en nachtploeg) werkt, moet de één derde-norm berekend worden (rekening houdend met de tewerkstelling in de vroege, late en nachtploeg).
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers K, L, M, N en O van onderneming B.
Werknemer K van onderneming B werkt afwisselend in de vroege en late ploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer K in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer L van onderneming B heeft drie weken in de vroege ploeg gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer L in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer M van onderneming B heeft één week in de vroege ploeg gewerkt en één week in de nachtploeg. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt 50 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer M in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer N van onderneming B heeft twee weken in de vroege ploeg en twee weken in de nachtploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer is 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer N in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer O van onderneming B heeft drie weken in de nachtploeg gewerkt. De vierde week heeft hij in de vroege ploeg gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer O in aanmerking voor de steunmaatregel.
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-55.287,04'.
Opmerkingen
Variante 1
Bij de werkgever zijn er 3 opeenvolgende ploegen: een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg. Deze drie ploegen doen hetzelfde werk qua inhoud, maar de omvang van het werk verricht door deze drie ploegen is asymmetrisch verdeeld.
De werkgever betaalt volgende premies:
De werkgever kan in voorliggende situatie de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid (artikel 2755, § 2, WIB 92) niet toepassen omdat niet voldaan is aan de minimale substantie voorwaarde voor de nachtpremie (21).
(21) Artikel 2755, § 2, 6de lid, WIB 92 stelt:
'Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder nachtpremie, een premie begrepen die wordt toegekend naar aanleiding van de nachtarbeid en die de bezoldiging die aan de werknemer wordt toegekend voor een in nachtarbeid gepresteerd uur ten minste 12 pct. doet toenemen. Een premie die vanaf 1 april 2024 wordt betaald of toegekend, kan bovendien voor de toepassing van deze paragraaf enkel als nachtpremie worden aangemerkt indien deze bij cao, in het arbeidsreglement of in een arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer is vastgelegd.'.
Uit het voorgaande volgt dat de werkgever – in de veronderstelling dat alle andere voorwaarden worden nageleefd – enkel aanspraak kan maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis (artikel 2755, § 1/1, WIB 92) en dit voor de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers die worden tewerkgesteld in de drie ploegen, waarvoor de één-derde norm vervuld is (rekening houdend met de tewerkstelling in die drie ploegen). De correctiefactor wordt berekend rekening houdend met de omvang van het werk verricht door de drie ploegen.
In dit geval kan de werkgever de nachtploeg niet afzonderen omdat deze inhoudelijk hetzelfde werk doet als de vroege en late ploeg, en de nachtploeg zelf niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2755, § 2, WIB 92.
Variante 2
Bij de werkgever zijn er 3 opeenvolgende ploegen: een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg. Deze drie ploegen doen hetzelfde werk qua inhoud, maar de omvang van het werk verricht door deze drie ploegen is asymmetrisch verdeeld:
1) Begrip 'Onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
In voorliggend voorbeeld voldoet de werkgever niet aan de fiscale definitie van een 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht' omdat de niet-overlappingsvoorwaarde niet wordt nageleefd; de overlapping tussen de vroege en de late ploeg bedraagt meer dan één vierde van hun dagtaak. De werkgever kan niét de vroege ploeg buiten beschouwing laten om dan te besluiten dat de late ploeg en de nachtploeg voldoen aan de voorwaarden van een 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'.
De werkgever kan dus enkel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid (artikel 2755, § 2, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers van de nachtploeg waarvoor de één derde-norm vervuld is (rekening houdend met de tewerkstelling in de nachtploeg), uiteraard mits naleving van alle voorwaarden.
2) Begrippen 'Ploegenpremie' en 'Onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
De werknemers tewerkgesteld in de vroege ploeg krijgen geen ploegenpremie.
Dit heeft een aantal gevolgen:
- De toegekende premie kan op fiscaal vlak niet beschouwd worden als een ploegenpremie.
Artikel 2755, § 1, zevende lid, WIB 92 stelt:
'Voor de toepassing van deze paragraaf en paragraaf 3 wordt onder ploegenpremie, een premie verstaan die wordt toegekend naar aanleiding van de uitoefening van ploegenarbeid of nachtarbeid en die de bezoldiging die aan de werknemer wordt toegekend voor een in ploegen- of nachtarbeid gepresteerd uur ten minste 2 pct. doet toenemen. Een premie die vanaf 1 april 2024 wordt betaald of toegekend, kan bovendien voor de toepassing van deze paragraaf enkel als ploegenpremie worden aangemerkt indien deze bij cao, in het arbeidsreglement of in een arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer is vastgelegd.'.
De memorie van toelichting bij de wet van 28.03.2022 houdende verlaging van lasten op arbeid (DOC 55 2522/001, pag. 13) stelt:
'Wanneer een werkgever de ploegenpremies differentieert, zal bij de beoordeling ervan deze premies in hun geheel moeten worden benaderd om na te gaan of ze in hun geheel fiscaal kunnen worden aangemerkt als een gedifferentieerde ploegenpremie. Het spreekt voor zich dat dit enkel mogelijk is indien elk van deze premies voldoet aan de minimale substantievoorwaarden en tegelijk alle gevallen dekt waarbij in ploegen wordt gewerkt.'.
- De onderneming voldoet niet aan de fiscale definitie van een 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht' omdat niet alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie krijgen.
Artikel 2755, § 1, 2de lid, WIB 92 stelt:
'Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht, de ondernemingen begrepen waar het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen, zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak en waarbij alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie ontvangen:… '.
De memorie van toelichting bij de wet van 28.03.2022 houdende verlaging van lasten op arbeid (DOC 55 2522/001, pag. 12) stelt:
'Hoewel de mogelijkheid wordt voorzien om de ploegenpremie op te nemen in de arbeidsovereenkomst, is het niet de bedoeling dat dit leidt tot situaties waarbij sommige werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie krijgen en andere werknemers die eveneens ploegenarbeid verrichten niet. Om dit te vermijden voorziet dit ontwerp dan ook dat een onderneming enkel wordt aangemerkt als een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht indien alle werknemers van die onderneming die ploegenarbeid verrichten de ploegenpremie ontvangen. Hiermee wordt vermeden dat de keuze van een werkgever om de ploegenpremie in het arbeidsreglement dan wel in de individuele arbeidsovereenkomsten vast te leggen, verschillende gevolgen kan genereren.'
De werkgever kan dus enkel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid (artikel 2755, § 2, WIB 92) toepassen op de in aanmerking komende bezoldigingen van de werknemers van de nachtploeg waarvoor de één derde-norm vervuld is (rekening houdend met de tewerkstelling in de nachtploeg), uiteraard mits naleving van alle voorwaarden.
Voorbeeld 3.1. (22)
(22) Zie ook verslag aan de koning bij het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, voorbeeld 1, pag. 144119.
In afdeling A en B van onderneming C (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. Afdeling A van onderneming C is gevestigd te Luik en afdeling B van onderneming C is gevestigd te Gent.
Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.
De ploegen van zowel afdeling A als afdeling B werken elk 8 uur per dag.
Onderneming C meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.
Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
Afdeling A en B van onderneming C voldoen aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor werknemers X, Y en Z van onderneming C.
Werknemer X van onderneming C heeft één week in afdeling A en één week in afdeling B gewerkt. De overige 2 weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 50 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer X in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer Y van onderneming C heeft drie weken in het ploegenstelsel van afdeling B gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Y in aanmerking voor de steunmaatregel.
Werknemer Z van onderneming C heeft één week in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De overige 3 weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Z niet in aanmerking voor de steunmaatregel.
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder de werknemers X en Y) | 35.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 6.200,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8% x 35.000,00
Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. |
7.980,00
6.200,00 |
Maand Q | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang |
Week 1 |
|
|
|
|
maandag | 10 | 8 | 2 | 18 |
dinsdag | 11 | 7 | 4 | 18 |
woensdag | 11 | 8 | 3 | 19 |
donderdag | 11 | 7 | 4 | 18 |
vrijdag | 10 | 5 | 5 | 15 |
Totaal |
|
| 18 | 88 |
Week 2 |
|
|
|
|
maandag | 9 | 5 | 4 | 14 |
dinsdag | 9 | 6 | 3 | 15 |
woensdag | 9 | 5 | 4 | 14 |
donderdag | 10 | 4 | 6 | 14 |
vrijdag | 10 | 11 | 1 | 21 |
Totaal |
|
| 18 | 78 |
Week 3 |
|
|
|
|
maandag | 10 | 7 | 3 | 17 |
dinsdag | 10 | 7 | 3 | 17 |
woensdag | 10 | 6 | 4 | 16 |
donderdag | 10 | 7 | 3 | 17 |
vrijdag | 10 | 5 | 5 | 15 |
Totaal |
|
| 18 | 82 |
Week 4 |
|
|
|
|
maandag | 10 | 12 | 2 | 22 |
dinsdag | 10 | 12 | 2 | 22 |
woensdag | 11 | 9 | 2 | 20 |
donderdag | 11 | 9 | 2 | 20 |
vrijdag | 9 | 4 | 5 | 13 |
Totaal |
|
| 13 | 97 |
Totaal maand Q |
| 67 | 345 |
Maand Q |
|
Correctiefactor = 67 / 345 | 19,42 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 35.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing | 6.200,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 6.200,00 x (100 % - 19,42 %) | 4.995,96 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder werknemers K en L) | 215.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 50.150,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 215.000,00 | 49.020,00 |
Maand Q | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang |
Week 1 |
|
|
|
|
maandag | 60 | 55 | 5 | 115 |
dinsdag | 60 | 50 | 10 | 110 |
woensdag | 55 | 55 | 0 | 110 |
donderdag | 55 | 55 | 0 | 110 |
vrijdag | 50 | 40 | 10 | 90 |
Totaal | 280 | 255 | 25 | 535 |
Week 2 |
|
|
|
|
maandag | 55 | 55 | 0 | 110 |
dinsdag | 60 | 50 | 10 | 110 |
woensdag | 40 | 40 | 0 | 80 |
donderdag | 60 | 60 | 0 | 120 |
vrijdag | 50 | 60 | 10 | 110 |
Totaal | 265 | 265 | 20 | 530 |
Week 3 |
|
|
|
|
maandag | 50 | 55 | 5 | 105 |
dinsdag | 60 | 60 | 0 | 120 |
woensdag | 55 | 35 | 20 | 90 |
donderdag | 60 | 45 | 15 | 105 |
vrijdag | 50 | 60 | 10 | 110 |
Totaal | 275 | 255 | 50 | 530 |
Week 4 |
|
|
|
|
maandag | 50 | 55 | 5 | 105 |
dinsdag | 55 | 50 | 5 | 105 |
woensdag | 60 | 55 | 5 | 115 |
donderdag | 50 | 45 | 5 | 95 |
vrijdag | 40 | 60 | 20 | 100 |
Totaal | 255 | 265 | 40 | 520 |
Totaal maand Q |
| 135 | 2115 |
Maand Q |
|
Correctiefactor = 135 / 2.115 | 6,38 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 215.000,00 | 49.020,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 49.020,00 x (100 % - 6,38 %) | 45.892,52 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het stelsel van nachtarbeid werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder werknemers N en O) | 80.200,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 17.050,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 80.200,00 Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. | 18.285,60
17.050,00 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder werknemers K, L, M, N en O) | 315.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 72.150,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 315.000,00 | 71.820,00 |
Maand Q | Vroege ploeg | Late ploeg | Nachtploeg | Verschil in omvang | Totale omvang |
Week 1 |
|
|
|
|
|
maandag | 60 | 55 | 40 | 35 | 155 |
dinsdag | 60 | 50 | 40 | 30 | 150 |
woensdag | 55 | 55 | 35 | 40 | 145 |
donderdag | 55 | 55 | 40 | 30 | 150 |
vrijdag | 50 | 40 | 35 | 20 | 125 |
Totaal |
|
|
| 155 | 725 |
Week 2 |
|
|
|
|
|
maandag | 55 | 55 | 40 | 30 | 150 |
dinsdag | 60 | 50 | 40 | 30 | 150 |
woensdag | 40 | 40 | 40 | 0 | 120 |
donderdag | 60 | 60 | 30 | 60 | 150 |
vrijdag | 50 | 60 | 35 | 40 | 145 |
Totaal |
|
|
| 160 | 715 |
Week 3 |
|
|
|
|
|
maandag | 50 | 55 | 40 | 25 | 145 |
dinsdag | 60 | 60 | 40 | 40 | 160 |
woensdag | 55 | 35 | 35 | 20 | 125 |
donderdag | 60 | 45 | 40 | 25 | 145 |
vrijdag | 50 | 60 | 35 | 40 | 145 |
Totaal |
|
|
| 150 | 720 |
Week 4 |
|
|
|
|
|
maandag | 50 | 55 | 40 | 25 | 145 |
dinsdag | 55 | 50 | 20 | 65 | 125 |
woensdag | 60 | 55 | 40 | 35 | 155 |
donderdag | 50 | 45 | 35 | 25 | 130 |
vrijdag | 40 | 60 | 30 | 40 | 130 |
Totaal |
|
|
| 190 | 685 |
Totaal maand Q |
|
| 655 | 2845 |
Maand Q |
|
Correctiefactor = 655 / 2.845 | 23,02 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 315.000,00 | 71.820,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 71.820,00 x (100 % - 23,02 %) | 55.287,04 |
Ploegenstelsel | Ploegenpremie (% in functie van het bruto-uurloon) |
Vroege ploeg (6u tot 14u) | 3 % |
Late ploeg (14u tot 22u) | 3 % |
Nachtploeg (22u tot 6u) | 10 % |
Ploegenstelsel | Ploegenpremie (% in functie van het bruto-uurloon) |
Vroege ploeg (6u tot 16u) | 3 % |
Late ploeg (12u tot 22u) | 3 % |
Nachtploeg (22u tot 6u) | 12 % |
Ploegenstelsel | Ploegenpremie (% in functie van het bruto-uurloon) |
Vroege ploeg (6u tot 14u) | Geen |
Late ploeg (14u tot 22u) | 5 % |
Nachtploeg (22u tot 6u) | 12 % |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder de werknemers X en Y) | 308.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 58.520,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 308.000,00
Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. | 70.224,00
58.520,00 |
Maand Q | Afdeling A van onderneming C | Afdeling B van onderneming C | Onderneming C | |||||||
Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang | Verschil in omvang | Totale omvang | |
Week 1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 50 | 41 | 9 | 91 | 30 | 21 | 9 | 51 | 18 | 142 |
dinsdag | 51 | 40 | 11 | 91 | 30 | 21 | 9 | 51 | 20 | 142 |
woensdag | 51 | 40 | 11 | 91 | 30 | 21 | 9 | 51 | 20 | 142 |
donderdag | 51 | 42 | 9 | 93 | 31 | 20 | 11 | 51 | 20 | 144 |
vrijdag | 50 | 39 | 11 | 89 | 31 | 20 | 11 | 51 | 22 | 140 |
Totaal |
|
| 51 | 455 |
|
| 49 | 255 | 100 | 710 |
Week 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 50 | 41 | 9 | 91 | 31 | 19 | 12 | 50 | 21 | 141 |
dinsdag | 50 | 40 | 10 | 90 | 31 | 19 | 12 | 50 | 22 | 140 |
woensdag | 51 | 42 | 9 | 93 | 31 | 19 | 12 | 50 | 21 | 143 |
donderdag | 51 | 42 | 9 | 93 | 31 | 20 | 11 | 51 | 20 | 144 |
vrijdag | 50 | 39 | 11 | 89 | 31 | 20 | 11 | 51 | 22 | 140 |
Totaal |
|
| 48 | 456 |
|
| 58 | 252 | 106 | 708 |
Week 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 51 | 41 | 10 | 92 | 31 | 19 | 12 | 50 | 22 | 142 |
dinsdag | 51 | 40 | 11 | 91 | 31 | 19 | 12 | 50 | 23 | 141 |
woensdag | 51 | 40 | 11 | 91 | 31 | 19 | 12 | 50 | 23 | 141 |
donderdag | 51 | 42 | 9 | 93 | 31 | 20 | 11 | 51 | 20 | 144 |
vrijdag | 51 | 42 | 9 | 93 | 31 | 20 | 11 | 51 | 20 | 144 |
Totaal |
|
| 50 | 460 |
|
| 58 | 252 | 108 | 712 |
Week 4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 50 | 40 | 10 | 90 | 32 | 14 | 18 | 46 | 28 | 136 |
dinsdag | 51 | 40 | 11 | 91 | 32 | 14 | 18 | 46 | 29 | 137 |
woensdag | 51 | 40 | 11 | 91 | 31 | 15 | 16 | 46 | 27 | 137 |
donderdag | 51 | 41 | 10 | 92 | 32 | 14 | 18 | 46 | 28 | 138 |
vrijdag | 50 | 39 | 11 | 89 | 32 | 14 | 18 | 46 | 29 | 135 |
Totaal |
|
| 53 | 453 |
|
| 88 | 230 | 141 | 683 |
Totaal maand Q |
| 202 | 1824 |
|
| 253 | 989 | 455 | 2.813 |
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming C in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-49.057,32'.
Voorbeeld 3.2.
In afdeling A en B van onderneming D (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. In afdeling A is het werk symmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen. In afdeling B is het werk echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.
De ploegen van zowel afdeling A als afdeling B werken elk 8 uur per dag.
Onderneming D meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.
Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.
Onderneming D heeft twee mogelijkheden en moet hieruit een keuze maken voor de maand Q.
Mogelijkheid 1: Op het ploegenstelsel dat beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid' wordt de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid toegepast.
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
Afdeling A van onderneming D voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1, WIB 92.
Afdeling B van onderneming D voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor werknemers E, F, G en H van onderneming D.
Werknemer E van onderneming D heeft slechts één week in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De overige drie weken heeft hij niet in ploegenarbeid gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus slechts 25 % (voor de 'klassieke ploegenarbeid') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer E niet in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'.
Werknemer F van onderneming D heeft drie weken in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % (voor de 'klassieke ploegenarbeid') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer F in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid'.
Werknemer G van onderneming D heeft één week in afdeling A en één week in afdeling B gewerkt. De overige 2 weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 25 % voor de 'klassieke ploegenarbeid', en 25 % voor de 'bis-variant'. Bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer G noch in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid', noch voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.
Werknemer H van onderneming D heeft twee weken in afdeling A en twee weken in afdeling B gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 50 % en dit zowel voor de 'klassieke ploegenarbeid' als de 'bis-variant'. De werkgever moet dus een keuze maken: ofwel past hij op de bezoldigingen van werknemer H de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid' toe, ofwel past hij op de bezoldigingen van werknemer H de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'bis-variant' toe. De werkgever kiest ervoor om de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'klassieke ploegenarbeid' toe te passen.
Onderstaande tabel geeft de ploegsamenstelling weer in afdeling A:
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid
Afdeling A
Het van doorstorting vrijgestelde bedrag is 23.712,00 euro.
Opgelet! Het saldo van de bedrijfsvoorheffing dat niet van doorstorting is vrijgesteld voor klassieke ploegenarbeid (2.788,00 = 26.500,00 – 23.712,00) mag niet worden aangewend om het eventueel tekort aan bedrijfsvoorheffing bij de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' te compenseren.
Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis
Afdeling B
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming D in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-55.761,40'. Dit bedrag is de som van -23.712,00 (het van doorstorting vrijgestelde bedrag voor 'klassieke ploegenarbeid') en -32.049,40 (het van doorstorting vrijgestelde bedrag voor 'ploegenarbeid-bis').
Mogelijkheid 2: Op het ploegenstelsel dat beantwoordt aan de definitie van 'klassieke ploegenarbeid' wordt de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' toegepast.
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
Afdeling A en B van onderneming D voldoen aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor werknemers E, F, G en H van onderneming D.
Werknemer E van onderneming D heeft slechts één week in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De overige drie weken heeft hij niet in ploegenarbeid gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus slechts 25 % (voor de 'bis-variant') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer E niet in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.
Werknemer F van onderneming D heeft drie weken in het ploegenstelsel van afdeling A gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 % (voor de 'bis-variant') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer F in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.
Werknemer G van onderneming D heeft één week in afdeling A en één week in afdeling B gewerkt. De overige 2 weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 50 % (voor de 'bis-variant') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer G in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.
Werknemer H van onderneming D heeft twee weken in afdeling A en twee weken in afdeling B gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % (voor de 'bis-variant') en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer G in aanmerking voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'.
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Maand Q |
|
Correctiefactor = 455 / 2.813 | 16,17 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 308.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing | 58.520,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 58.520,00 x (100 %-16,17 %) | 49.057,32 |
Maand Q | Afdeling A van onderneming D | |
Vroege ploeg | Late ploeg | |
Week 1 |
|
|
maandag | 20 | 20 |
dinsdag | 20 | 20 |
woensdag | 20 | 19 |
donderdag | 20 | 19 |
vrijdag | 20 | 20 |
Week 2 |
|
|
maandag | 20 | 20 |
dinsdag | 20 | 20 |
woensdag | 20 | 19 |
donderdag | 20 | 19 |
vrijdag | 20 | 20 |
Week 3 |
|
|
maandag | 20 | 20 |
dinsdag | 20 | 20 |
woensdag | 20 | 19 |
donderdag | 20 | 19 |
vrijdag | 19 | 19 |
Week 4 |
|
|
maandag | 19 | 19 |
dinsdag | 20 | 20 |
woensdag | 20 | 19 |
donderdag | 20 | 19 |
vrijdag | 20 | 20 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel A werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder werknemers F en H) | 104.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 26.500,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 104.000,00 | 23.712,00 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel B werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is | 170.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 37.000,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 170.000,00 Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. |
38.760,00 37.000,00 |
Maand Q | Afdeling B van onderneming D | |||
Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang | |
Week 1 |
|
|
|
|
maandag | 40 | 32 | 8 | 72 |
dinsdag | 41 | 31 | 10 | 72 |
woensdag | 41 | 31 | 10 | 72 |
donderdag | 41 | 31 | 10 | 72 |
vrijdag | 41 | 31 | 10 | 72 |
Totaal |
|
| 48 | 360 |
Week 2 |
|
|
|
|
maandag | 41 | 30 | 11 | 71 |
dinsdag | 40 | 30 | 10 | 70 |
woensdag | 40 | 32 | 8 | 72 |
donderdag | 40 | 32 | 8 | 72 |
vrijdag | 40 | 32 | 8 | 72 |
Totaal |
|
| 45 | 357 |
Week 3 |
|
|
|
|
maandag | 41 | 30 | 11 | 71 |
dinsdag | 40 | 30 | 10 | 70 |
woensdag | 40 | 32 | 8 | 72 |
donderdag | 40 | 30 | 10 | 70 |
vrijdag | 40 | 29 | 11 | 69 |
Totaal |
|
| 50 | 352 |
Week 4 |
|
|
|
|
maandag | 41 | 30 | 11 | 71 |
dinsdag | 40 | 30 | 10 | 70 |
woensdag | 40 | 32 | 8 | 72 |
donderdag | 41 | 31 | 10 | 72 |
vrijdag | 41 | 32 | 9 | 73 |
Totaal |
|
| 48 | 358 |
Totaal maand Q |
| 191 | 1.427 |
Maand Q |
|
Correctiefactor = 191 / 1.427 | 13,38 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 308.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing | 37.000,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 37.000,00 x (100 %-13,38 %) | 32.049,40 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (dit bedrag ligt hoger dan in mogelijkheid 1 omdat voor meer werknemers de één derde-norm vervuld is) (waaronder werknemers F, G en H) | 301.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 64.500,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 301.000,00 Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. | 68.628,00
64.500,00 |
Maand Q | Afdeling A van onderneming D | Afdeling B van onderneming D | Onderneming D | |||||||
Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang | Verschil in omvang | Totale omvang | |
Week 1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 20 | 20 | 0 | 40 | 40 | 32 | 8 | 72 | 8 | 112 |
dinsdag | 20 | 20 | 0 | 40 | 41 | 31 | 10 | 72 | 10 | 112 |
woensdag | 20 | 19 | 1 | 39 | 41 | 31 | 10 | 72 | 11 | 111 |
donderdag | 20 | 19 | 1 | 39 | 41 | 31 | 10 | 72 | 11 | 111 |
vrijdag | 20 | 20 | 0 | 40 | 41 | 31 | 10 | 72 | 10 | 112 |
Totaal |
|
| 2 | 198 |
|
| 48 | 360 | 50 | 558 |
Week 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 20 | 20 | 0 | 40 | 41 | 30 | 11 | 71 | 11 | 111 |
dinsdag | 20 | 20 | 0 | 40 | 40 | 30 | 10 | 70 | 10 | 110 |
woensdag | 20 | 19 | 1 | 39 | 40 | 32 | 8 | 72 | 9 | 111 |
donderdag | 20 | 19 | 1 | 39 | 40 | 32 | 8 | 72 | 9 | 111 |
vrijdag | 20 | 20 | 0 | 40 | 40 | 32 | 8 | 72 | 8 | 112 |
Totaal |
|
| 2 | 198 |
|
| 45 | 357 | 47 | 555 |
Week 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 20 | 20 | 0 | 40 | 41 | 30 | 11 | 71 | 11 | 111 |
dinsdag | 20 | 20 | 0 | 40 | 40 | 30 | 10 | 70 | 10 | 110 |
woensdag | 20 | 19 | 1 | 39 | 40 | 32 | 8 | 72 | 9 | 111 |
donderdag | 20 | 19 | 1 | 39 | 40 | 30 | 10 | 70 | 11 | 109 |
vrijdag | 19 | 19 | 0 | 38 | 40 | 29 | 11 | 69 | 11 | 107 |
Totaal |
|
| 2 | 196 |
|
| 50 | 352 | 52 | 548 |
Week 4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 19 | 19 | 0 | 38 | 41 | 30 | 11 | 71 | 11 | 109 |
dinsdag | 20 | 20 | 0 | 40 | 40 | 30 | 10 | 70 | 10 | 110 |
woensdag | 20 | 19 | 1 | 39 | 40 | 32 | 8 | 72 | 9 | 111 |
donderdag | 20 | 19 | 1 | 39 | 41 | 31 | 10 | 72 | 11 | 111 |
vrijdag | 20 | 20 | 0 | 40 | 41 | 32 | 9 | 73 | 9 | 113 |
Totaal |
|
| 2 | 196 |
|
| 48 | 358 | 50 | 554 |
Totaal maand Q |
| 8 | 788 |
|
| 191 | 1427 | 199 | 2.215 |
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming D in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-58.707,90'.
In onderneming E (kwartaalaangever in de bedrijfsvoorheffing) wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt.
De twee ploegen werken elk 8 uur per dag.
Onderneming E meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.
We veronderstellen dat in het eerste kwartaal elke maand 4 volledige weken telt en de eerste werkdag van iedere maand start op maandag. Voor dit kwartaal geldt het volgende.
Maand per maand wordt bekeken of de voorwaarden vervuld zijn.
1ste maand (maand Q)
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
In de eerste maand van het kwartaal voldoet de onderneming E aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (bis-variant)
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
2de maand (maand R)
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
In de tweede maand van het kwartaal voldoet de onderneming E aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (bis-variant)
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
3de maand (maand S)
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
In de derde maand van het kwartaal voldoet de onderneming E aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (klassieke ploegenarbeid)
Kwartaalaangifte in de bedrijfsvoorheffing
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming E in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-8.169,38'. Dit bedrag is de som van het van doorstorting vrijgestelde bedrag voor de 1ste, 2de en 3de maand, met name -2.432,12, -3.115,26 en -2.622,00.
De onderneming erkend voor uitzendarbeid stelt in de maand Q 3 uitzendkrachten ter beschikking van de ondernemingen M, N en O:
- In onderneming M wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.
- In onderneming N wordt niet in ploegen gewerkt.
- In onderneming O wordt in twee opeenvolgende ploegen gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de twee opeenvolgende ploegen.
De ondernemingen M en O meten de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.
Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.
De uitzendkrachten 2 en 3 werken bij onderneming M in een ploegenstelsel. Uitzendkracht 1 verricht geen ploegenarbeid bij onderneming M.
Uitzendkrachten 1 en 2 werken bij onderneming O in een ploegenstelsel. Uitzendkracht 3 werkt slechts 5 werkdagen bij onderneming O in een ploegenstelsel.
Onderstaande tabel geeft per uitzendkracht het aantal werkdagen bij iedere onderneming weer.
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht'
De ondernemingen M en O voldoen aan de fiscale definitie van een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid die de uitzendkrachten 2 en 3 ter beschikking stelt van onderneming M die deze uitzendkrachten tewerkstelt in een systeem van ploegenarbeid-bis in de functie van een werknemer van categorie 1, wordt, wat de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van die uitzendkrachten voor 'ploegenarbeid-bis', betreft, gelijkgesteld met onderneming M, voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan:
- De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid kan het bewijs leveren dat zij aan al de toepassingsvoorwaarden van deze steunmaatregel voldoet.
- De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid heeft op de wijze beschreven in artikel 954/2, KB/WIB 92 het akkoord gekregen van onderneming M waarin de uitzendkrachten 2 en 3 zijn tewerkgesteld om deze steunmaatregel toe te passen.
De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid die de uitzendkrachten 1, 2 en 3 ter beschikking stelt van onderneming O die deze uitzendkrachten tewerkstelt in een systeem van ploegenarbeid-bis in de functie van een werknemer van categorie 1, wordt, wat de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen van die uitzendkrachten voor 'ploegenarbeid-bis', betreft, gelijkgesteld met onderneming M, voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan:
- De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid kan het bewijs leveren dat zij aan al de toepassingsvoorwaarden van deze steunmaatregel voldoet.
- De onderneming die erkend is voor uitzendarbeid heeft op de wijze beschreven in artikel 954/2, KB/WIB 92 het akkoord gekregen van onderneming O waarin de uitzendkrachten 1, 2 en 3 zijn tewerkgesteld om deze steunmaatregel toe te passen.
2) Berekening van de één derde-norm
Inzake uitzendarbeid geldt het volgende:
- Voor de toepassing van de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor klassieke ploegenarbeid' in hoofde van een bepaalde uitzendkracht, wordt de onderneming erkend voor uitzendarbeid enkel gelijkgesteld met een 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht', voor de periode waarin zij deze uitzendkracht ter beschikking stelt van deze onderneming.
- Voor de toepassing van de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis' in hoofde van een bepaalde uitzendkracht, wordt de onderneming erkend voor uitzendarbeid enkel gelijkgesteld met een 'onderneming waarin ploegenarbeid-bis wordt verricht', voor de periode waarin zij deze uitzendkracht ter beschikking stelt van deze onderneming.
Dit betekent dat de 'één-derde norm' in hoofde van een uitzendkracht voor iedere onderneming waaraan deze uitzendkracht ter beschikking wordt gesteld binnen een bepaalde maand, berekend moet worden (23).
In onderstaande tabel wordt de één derde-norm berekend voor de drie uitzendkrachten. De uitzendkrachten werken 8 uur per dag:
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Opgelet! De onderneming erkend voor uitzendarbeid mag geen vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid–bis' toepassen op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend voor de tewerkstelling in onderneming N.
Tewerkstelling in onderneming M
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
De berekeningen opgenomen in de volgende twee stappen gebeurt door de onderneming waar de uitzendkracht wordt tewerkgesteld (de zogenaamde klant-gebruiker).
Deze onderneming geeft aan de onderneming erkend voor uitzendarbeid door in welke mate de opeenvolgende ploegen een gelijke omvang van het werk verrichten. Zo weet de onderneming erkend voor uitzendarbeid welke correctiefactor zij zelf moet hanteren bij de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' (24).
Het voorgaande is ook neergeschreven in het nieuwe artikel 954/2, KB/WIB 92 (25). In dit nieuwe artikel staat geschreven dat de klant-gebruiker een verklaring moet opmaken na de uitvoering van de prestaties van de uitzendkracht, waarin de klant-gebruiker:
- vaststelt dat de uitzendkracht voor die prestaties daadwerkelijk werd tewerkgesteld in een systeem van ploegenarbeid/nachtarbeid/systeemvaart/in ploegenarbeid verrichte werkzaamheden van onroerende aard op locatie
- bevestigt dat hij in de mogelijkheid is om het bewijs te leveren dat aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan
- de correctiefactor opneemt wanneer de uitzendkracht werd tewerkgesteld in een systeem van ploegenarbeid-bis of volcontinu arbeid-bis.
(24) DOC 55 3865/008, pag. 9.
(25) Koninklijk besluit van 16.09.2024 tot vastlegging van de wijze waarop de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid het akkoord moeten aantonen voor de toepassing van de in artikel 2755 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing en tot correctie van artikel 952 van het KB/WIB 92 (BS 23.09.2024, Numac: 2024008783).
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 - Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Tewerkstelling in onderneming O
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
De berekeningen opgenomen in de volgende twee stappen gebeurt door de onderneming waar de uitzendkracht wordt tewerkgesteld. Deze onderneming geeft aan de onderneming erkend voor uitzendarbeid door in welke mate de opeenvolgende ploegen een gelijke omvang van het werk verrichten. Zo weet de onderneming erkend voor uitzendarbeid welke correctiefactor zij zelf moet hanteren bij de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' (26).
(26) DOC 55 3865/008, pag. 9 en artikel 954/2, KB/WIB 92.
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt de onderneming erkend voor uitzendarbeid in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-624,38'. Dit bedrag is de som van het van doorstorting vrijgestelde bedrag voor de tewerkstelling van de uitzendkrachten bij de ondernemingen M en O, met name -177,86 en -446,52.
Onderneming A (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) kent een volcontinu arbeidssysteem. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de ploegen.
De ploegen werken elk 8 uur per dag.
Onderneming A meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.
Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming die werkt in een volcontinu arbeidsproces'
Onderneming A voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming die werkt in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' overeenkomstig artikel 2755, § 3/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het volcontinu ploegenstelsel-bis werkt, moet de één derde-norm berekend worden. Voor de werknemer die in de loop van de maand zowel ploegenarbeid-bis als volcontinu arbeid-bis heeft verricht, wordt de 'één derde-norm' berekend rekening houdend met zowel de ploegenarbeid-bis als de volcontinu arbeid-bis die de werknemer gedurende die maand heeft verricht. De verhoogde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor een volcontinu arbeidssysteem-bis mag echter enkel toegepast worden voor de bedrijfsvoorheffing die verband houdt met de prestaties van ploegen die effectief voldoen aan de voorwaarden inzake een volcontinu arbeidssysteem-bis (27).
(27) Zie FAQ ploegen- en nachtarbeid – Volcontinu arbeidssysteem.
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers X, Y en Z van onderneming A.
Werknemer X van onderneming A werkt voltijds in het volcontinu ploegenstelsel. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer X volledig in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis'.
Werknemer Y van onderneming A heeft drie weken in het volcontinu ploegenstelsel gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 %:
- 75 % van de bezoldigingen van werknemer Y komen in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis' en
- 25 % van de bezoldigingen van werknemer Y komen in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.
Werknemer Z van onderneming A heeft slechts één week in het volcontinu ploegenstelsel gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Z niet in aanmerking voor de steunmaatregel.
Omdat niet alle werknemers 100 % van hun arbeidstijd in het volcontinu arbeidssysteem waren tewerkgesteld, vraagt onderneming A zowel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' aan als de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis':
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 53 vermeldt onderneming A in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-41.702,04'.
2) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Zie stap 2 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Zie stap 3 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming A in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-13.469,88'.
(28) Zie verslag aan de koning bij het koninklijk besluit van 20.12.2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, voorbeeld 2, pag. 144119 - 144120.
Onderneming B (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) kent een volcontinu arbeidssysteem. In onderneming B wordt in de week in drie opeenvolgende ploegen gewerkt en in het weekend in twee opeenvolgende ploegen. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de ploegen.
De weekploegen werken elk 8 uur per dag. De weekendploegen werken 12 uur per dag.
Onderneming B meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te vermenigvuldigen met de werktijd van de ploeg.
Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming die werkt in een volcontinu arbeidsproces'
Onderneming B voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming die werkt in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' overeenkomstig artikel 2755, § 3/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in het volcontinu ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden.
Omdat niet alle werknemers 100 % van hun arbeidstijd in het volcontinu arbeidssysteem waren tewerkgesteld, vraagt onderneming B zowel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' aan als de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis':
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Omdat de ploegen in de week 8u per dag werken en de ploegen in het weekend 12u per dag, moet om de omvang van het werk verricht door de ploegen correct te kunnen meten rekening worden gehouden met de duur dat een ploeg werkt. Hiervoor kan verwezen worden naar onderstaande tabel waar de duur dat een ploeg werkt, in rekening wordt gebracht.
Maand Q |
|
Correctiefactor = 199 / 2.215 | 8,98 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 301.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing | 64.500,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 64.500,00 x (100 %-8,98 %) | 58.707,90 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is | 16.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 3.800,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 16.000,00 |
3.648,00 |
Maand Q | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang |
Week 1 |
|
|
|
|
maandag | 4 | 2 | 2 | 6 |
dinsdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
woensdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
donderdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
vrijdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
Totaal |
|
| 10 | 30 |
Week 2 |
|
|
|
|
maandag | 4 | 2 | 2 | 6 |
dinsdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
woensdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
donderdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
vrijdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
Totaal |
|
| 10 | 30 |
Week 3 |
|
|
|
|
maandag | 4 | 2 | 2 | 6 |
dinsdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
woensdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
donderdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
vrijdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
Totaal |
|
| 10 | 30 |
Week 4 |
|
|
|
|
maandag | 4 | 2 | 2 | 6 |
dinsdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
woensdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
donderdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
vrijdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
Totaal |
|
| 10 | 30 |
Totaal maand Q |
| 40 | 120 |
Maand Q |
|
Correctiefactor = 40 / 120 | 33,33 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 16.000,00) | 3.648,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 3.648,00 x (100 % - 33,33 %) | 2.432,12 |
Maand R |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is | 19.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 4.050,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 19.000,00 Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. |
4.332,00 4.050,00 |
Maand R | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang |
Week 1 |
|
|
|
|
maandag | 4 | 2 | 2 | 6 |
dinsdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
woensdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
donderdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
vrijdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
Totaal |
|
| 10 | 30 |
Week 2 |
|
|
|
|
maandag | 4 | 2 | 2 | 6 |
dinsdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
woensdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
donderdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
vrijdag | 4 | 2 | 2 | 6 |
Totaal |
|
| 10 | 30 |
Week 3 |
|
|
|
|
maandag | 4 | 3 | 1 | 7 |
dinsdag | 4 | 3 | 1 | 7 |
woensdag | 4 | 3 | 1 | 7 |
donderdag | 4 | 3 | 1 | 7 |
vrijdag | 4 | 3 | 1 | 7 |
Totaal |
|
| 5 | 35 |
Week 4 |
|
|
|
|
maandag | 4 | 3 | 1 | 7 |
dinsdag | 4 | 3 | 1 | 7 |
woensdag | 4 | 3 | 1 | 7 |
donderdag | 4 | 3 | 1 | 7 |
vrijdag | 4 | 3 | 1 | 7 |
Totaal |
|
| 5 | 35 |
Totaal maand R |
| 30 | 130 |
Maand R |
|
Correctiefactor = 30 / 130 | 23,08 % |
Maand R |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 19.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing | 4.050,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 4.050,00 x (100 % - 23,08 %) | 3.115,26 |
Maand S |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers waarvoor de één derde-norm voldaan is | 11.500,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 2.650,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 11.500,00 | 2.622,00 |
Maand Q: | Onderneming M | Onderneming N | Onderneming O | ||||||
Tewerkstelling | Totaal | Ploegen | Geen | Totaal | Ploegen | Geen | Totaal | Ploegen | Geen |
Uitzendkracht 1 | 2 | 0 | 2 | 8 | - | 8 | 10 | 10 | 10 |
Uitzendkracht 2 | 8 | 8 | 0 | 0 | - | 0 | 12 | 12 | 12 |
Uitzendkracht 3 | 5 | 5 | 0 | 5 | - | 5 | 10 | 5 | 5 |
Maand Q: één derde-norm | Onderneming M | Onderneming O |
Uitzendkracht 1 | (0 x 8) / (2 x 8)= 0 % | (10 x 8) / (10 x 8) = 100 % |
Uitzendkracht 2 | (8 x 8) / (8 x 8) = 100 % | (12 x 8) / (12 x 8) = 100 % |
Uitzendkracht 3 | (5 x 8) / (5 x 8) = 100 % | (5 x 8) / (10 x 8) = 50 % |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van de uitzendkrachten 2 en 3 | 1.560,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 200,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 1.560,00 Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. | 355,68
200,00 |
Onderneming M | ||||
Maand Q | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang |
Week 1 |
|
|
|
|
maandag | 50 | 41 | 9 | 91 |
dinsdag | 51 | 40 | 11 | 91 |
woensdag | 51 | 40 | 11 | 91 |
donderdag | 51 | 42 | 9 | 93 |
vrijdag | 50 | 39 | 11 | 89 |
Totaal |
|
| 51 | 455 |
Week 2 |
|
|
|
|
maandag | 50 | 41 | 9 | 91 |
dinsdag | 50 | 40 | 10 | 90 |
woensdag | 51 | 42 | 9 | 93 |
donderdag | 51 | 42 | 9 | 93 |
vrijdag | 50 | 39 | 11 | 89 |
Totaal |
|
| 48 | 456 |
Week 3 |
|
|
|
|
maandag | 51 | 41 | 10 | 92 |
dinsdag | 51 | 40 | 11 | 91 |
woensdag | 51 | 40 | 11 | 91 |
donderdag | 51 | 42 | 9 | 93 |
vrijdag | 51 | 42 | 9 | 93 |
Totaal |
|
| 50 | 460 |
Week 4 |
|
|
|
|
maandag | 50 | 40 | 10 | 90 |
dinsdag | 51 | 40 | 11 | 91 |
woensdag | 51 | 40 | 11 | 91 |
donderdag | 51 | 41 | 10 | 92 |
vrijdag | 50 | 39 | 11 | 89 |
Totaal |
|
| 53 | 453 |
Totaal maand Q |
| 202 | 1824 |
Maand Q |
|
Correctiefactor = 202 / 1.824 | 11,07 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 1.560,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing | 200,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 200,00 x (100 % - 11,07 %) | 177,86 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van de uitzendkrachten 1, 2 en 3 | 5.120,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 600,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 5.120,00 Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. | 1.167,36
600,00 |
Onderneming O | ||||
Maand Q | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang |
Week 1 |
|
|
|
|
maandag | 30 | 21 | 9 | 51 |
dinsdag | 30 | 21 | 9 | 51 |
woensdag | 30 | 21 | 9 | 51 |
donderdag | 31 | 20 | 11 | 51 |
vrijdag | 31 | 20 | 11 | 51 |
Totaal |
|
| 49 | 255 |
Week 2 |
|
|
|
|
maandag | 31 | 19 | 12 | 50 |
dinsdag | 31 | 19 | 12 | 50 |
woensdag | 31 | 19 | 12 | 50 |
donderdag | 31 | 20 | 11 | 51 |
vrijdag | 31 | 20 | 11 | 51 |
Totaal |
|
| 58 | 252 |
Week 3 |
|
|
|
|
maandag | 31 | 19 | 12 | 50 |
dinsdag | 31 | 19 | 12 | 50 |
woensdag | 31 | 19 | 12 | 50 |
donderdag | 31 | 20 | 11 | 51 |
vrijdag | 31 | 20 | 11 | 51 |
Totaal |
|
| 58 | 252 |
Week 4 |
|
|
|
|
maandag | 32 | 14 | 18 | 46 |
dinsdag | 32 | 14 | 18 | 46 |
woensdag | 31 | 15 | 16 | 46 |
donderdag | 32 | 14 | 18 | 46 |
vrijdag | 32 | 14 | 18 | 46 |
Totaal |
|
| 88 | 230 |
Totaal maand Q |
| 253 | 989 |
Maand Q |
|
Correctiefactor = 253 / 989 | 25,58 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 1.560,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing | 600,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 600,00 x (100 % - 25,58 %) | 446,52 |
Maand Q | In aanmerking komende bezoldigingen | Ingehouden bedrijfsvoorheffing op de in aanmerking komende bezoldigingen |
Geheel van werknemers waarvoor de één-derde norm vervuld is (waaronder werknemers X en Y) | 408.000,00 | 96.000,00 |
Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' | 306.000,00 | 72.000,00 = (306.000,00/408.000,00) x 96.000,00 |
Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' | 102.000,00 | 24.000,00 = (102.000,00/408.000,00) x 96.000,00 |
Maand Q |
|
Deel van de in aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het volcontinu ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder de bezoldigingen van werknemer X en 75 % van de bezoldigingen van werknemer Y) | 306.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 72.000,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 25 % x 306.000,00 Dit bedrag moet beperkt worden tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing. |
76.500,00 72.000,00 |
Maand Q | Vroege ploeg | Late ploeg | Nachtploeg | Verschil in omvang | Totale omvang |
Week 1 |
|
|
|
|
|
maandag | 50 | 40 | 20 | 50 | 110 |
dinsdag | 50 | 40 | 20 | 50 | 110 |
woensdag | 50 | 39 | 20 | 49 | 109 |
donderdag | 52 | 39 | 20 | 51 | 111 |
vrijdag | 52 | 39 | 20 | 51 | 111 |
zaterdag | 25 | 20 | 15 | 15 | 60 |
zondag | 25 | 20 | 15 | 15 | 60 |
Totaal |
|
|
| 281 | 671 |
Week 2 |
|
|
|
|
|
maandag | 52 | 39 | 20 | 51 | 111 |
dinsdag | 51 | 39 | 20 | 50 | 110 |
woensdag | 51 | 38 | 20 | 49 | 109 |
donderdag | 51 | 38 | 20 | 49 | 109 |
vrijdag | 50 | 39 | 20 | 49 | 109 |
zaterdag | 25 | 20 | 15 | 15 | 60 |
zondag | 25 | 20 | 14 | 17 | 59 |
Totaal |
|
|
| 280 | 667 |
Week 3 |
|
|
|
|
|
maandag | 50 | 40 | 20 | 50 | 110 |
dinsdag | 50 | 40 | 20 | 50 | 110 |
woensdag | 50 | 40 | 20 | 50 | 110 |
donderdag | 51 | 40 | 20 | 51 | 111 |
vrijdag | 51 | 40 | 20 | 51 | 111 |
zaterdag | 24 | 20 | 15 | 14 | 59 |
zondag | 24 | 20 | 15 | 14 | 59 |
Totaal |
|
|
| 280 | 670 |
Week 4 |
|
|
|
|
|
maandag | 50 | 40 | 20 | 50 | 110 |
dinsdag | 50 | 40 | 20 | 50 | 110 |
woensdag | 51 | 39 | 20 | 50 | 110 |
donderdag | 52 | 39 | 20 | 51 | 111 |
vrijdag | 52 | 39 | 20 | 51 | 111 |
zaterdag | 25 | 20 | 14 | 17 | 59 |
zondag | 25 | 20 | 14 | 17 | 59 |
Totaal |
|
|
| 286 | 670 |
Totaal maand Q |
|
| 1.127 | 2.678 |
Maand Q |
|
Correctiefactor = 1.127 / 2.678 | 42,08 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 25 % x 306.000,00) beperkt tot de beschikbare bedrijfsvoorheffing | 72.000,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 72.000,00 x (100 % - 42,08 %) | 41.702,40 |
Maand Q |
|
Deel van de in aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder 25 % van de bezoldigingen van werknemer Y) | 102.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 24.000,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 102.000,00 |
23.256,00 |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 102.000,00) | 23.256,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 23.256,00 x (100 % - 42,08 %) | 13.469,88 |
Maand Q | In aanmerking komende bezoldigingen | Ingehouden bedrijfsvoorheffing op de in aanmerking komende bezoldigingen |
Geheel van werknemers waarvoor de één-derde norm vervuld is | 77.500,00 | 20.000,00 |
Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' | 54.250,00 | 14.000,00 = (54.250,00/77.500,00) x 20.000,00 |
Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' | 23.250,00 | 6.000,00 = (23.250,00/77.500,00) x 20.000,00 |
Maand Q |
|
Deel van de in aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is | 54.250,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 14.000,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 25 % x 54.250,00 |
13.562,50 |
Maand Q | Weekdagen | Weekenddagen | |||
Vroege ploeg (5u - 13u) | Late ploeg (13u - 21u) | Nachtploeg (21u - 5u) | Vroege ploeg (5u - 17u) | Late ploeg (17u -5u) | |
Week 1 |
|
|
|
|
|
maandag | 10 | 10 | 5 |
|
|
dinsdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
woensdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
donderdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
vrijdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
zaterdag |
|
|
| 3 | 3 |
zondag |
|
|
| 3 | 3 |
Week 2 |
|
|
|
|
|
maandag | 10 | 10 | 5 |
|
|
dinsdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
woensdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
donderdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
vrijdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
zaterdag |
|
|
| 3 | 3 |
zondag |
|
|
| 3 | 3 |
Week 3 |
|
|
|
|
|
maandag | 10 | 10 | 5 |
|
|
dinsdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
woensdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
donderdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
vrijdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
zaterdag |
|
|
| 3 | 3 |
zondag |
|
|
| 3 | 3 |
Week 4 |
|
|
|
|
|
maandag | 10 | 10 | 5 |
|
|
dinsdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
woensdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
donderdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
vrijdag | 10 | 10 | 5 |
|
|
zaterdag |
|
|
| 3 | 3 |
zondag |
|
|
| 3 | 3 |
Maand Q | Weekdagen | Weekenddagen | Verschil in omvang | Totale omvang | |||
Vroege ploeg | Late ploeg | Nachtploeg | Vroege ploeg | Late ploeg | |||
Week 1 |
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
dinsdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
woensdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
donderdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
vrijdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
zaterdag |
|
|
| 36 | 36 | 0 | 72 |
zondag |
|
|
| 36 | 36 | 0 | 72 |
Totaal |
|
|
|
|
| 400 | 1.144 |
Week 2 |
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
dinsdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
woensdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
donderdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
vrijdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
zaterdag |
|
|
| 36 | 36 | 0 | 72 |
zondag |
|
|
| 36 | 36 | 0 | 72 |
Totaal |
|
|
|
|
| 400 | 1.144 |
Week 3 |
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
dinsdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
woensdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
donderdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
vrijdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
zaterdag |
|
|
| 36 | 36 | 0 | 72 |
zondag |
|
|
| 36 | 36 | 0 | 72 |
Totaal |
|
|
|
|
| 400 | 1.144 |
Week 4 |
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
dinsdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
woensdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
donderdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
vrijdag | 80 | 80 | 40 |
|
| 80 | 200 |
zaterdag |
|
|
| 36 | 36 | 0 | 72 |
zondag |
|
|
| 36 | 36 | 0 | 72 |
Totaal |
|
|
|
|
| 400 | 1.144 |
Totaal maand Q | 1.600 | 4.576 |
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 53 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-8.819,69'.
2) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Zie stap 2 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Zie stap 3 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming B in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-3.447,24'.
Onderneming C (maandaangever in de bedrijfsvoorheffing) heeft 2 afdelingen.
Afdeling A werkt volgens een volcontinu arbeidssysteem. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de ploegen.
In afdeling B wordt er in een tweeploegenstelsel gewerkt. Het werk is echter asymmetrisch verdeeld over de 2 ploegen.
De ploegen van zowel afdeling A als afdeling B werken 8 uur per dag.
Onderneming C meet de omvang van het werk verricht door een ploeg door het aantal leden van de ploeg (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) te tellen.
Voor de maand Q die 4 volledige weken telt en waarvoor de eerste werkdag start op maandag, geldt het volgende.
Voorafgaande stappen
1) Kwalificatie van 'onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht' en 'onderneming die werkt in een volcontinu arbeidsproces'
Afdeling A van onderneming C voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming die werkt in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' overeenkomstig artikel 2755, § 3/1, WIB 92.
Afdeling B van onderneming C voldoet aan de fiscale definitie van een onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht overeenkomstig artikel 2755, § 1/1, WIB 92.
2) Berekening van de één derde-norm
Voor iedere werknemer die in een ploegenstelsel werkt, moet de één derde-norm berekend worden. Voor de werknemer die in de loop van de maand zowel ploegenarbeid als volcontinu arbeid heeft verricht, wordt de 'één derde-norm' berekend rekening houdend met zowel de ploegenarbeid als de volcontinu arbeid die de werknemer gedurende die maand heeft verricht. De verhoogde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor een volcontinu arbeidssysteem mag echter enkel toegepast worden voor de bedrijfsvoorheffing die verband houdt met de prestaties van ploegen die effectief voldoen aan de voorwaarden inzake een volcontinu arbeidssysteem (29).
(29) Zie FAQ ploegen- en nachtarbeid – Volcontinu arbeidssysteem.
Het voorgaande wordt geïllustreerd voor de werknemers W, X, Y en Z van onderneming C.
Werknemer W van onderneming C heeft één week in afdeling A (het volcontinu arbeidssysteem-bis) en één week in afdeling B (het ploegenstelsel-bis) gewerkt. De overige twee weken heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 50 %. Bijgevolg komt één vierde van de bezoldigingen van werknemer W in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis' en drie vierde van de bezoldigingen voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.
Werknemer X van onderneming C heeft twee weken in afdeling A (het volcontinu arbeidssysteem-bis) en twee weken in afdeling B (het ploegenstelsel-bis) gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 100 %. Bijgevolg komen de helft van de bezoldigingen van werknemer X in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis' en de andere helft voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.
Werknemer Y van onderneming C heeft drie weken in het volcontinu ploegenstelsel gewerkt. De vierde week heeft hij niet in ploegen gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt dus 75 %. 75 % van de bezoldigingen van werknemer Y komen in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis' en 25 % van de bezoldigingen van werknemer Y komen in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid-bis'.
Werknemer Z van onderneming C heeft slechts één week in het volcontinu ploegenstelsel gewerkt. De één derde-norm voor deze werknemer bedraagt slechts 25 % en bijgevolg komen de bezoldigingen van werknemer Z niet in aanmerking voor de steunmaatregel.
Niet alle werknemers die in afdeling A hebben gewerkt in de maand Q, waren 100 % van hun arbeidstijd in het volcontinu arbeidssysteem tewerkgesteld. Bijgevolg vraagt onderneming C voor deze werknemers zowel de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' aan als de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de werknemers tewerkgesteld in afdeling A in de maand Q en waarvoor de één derde-norm vervuld is:
Voor de werknemers die enkel in het ploegenstelsel-bis hebben gewerkt (afdeling B) en waarvoor de één derde-norm vervuld is, geldt het volgende voor de maand Q:
Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis'
Afdeling A
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Maand Q |
|
Correctiefactor = 1.600 / 4.576 | 34,97 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 25 % x 54.250,00) | 13.562,50 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 13.562,50 x (100 % - 34,97 %) | 8.819,69 |
Maand Q |
|
Deel van de in aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is | 23.250,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 6.000,00 |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 23.250,00 |
5.301,00 |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 23.250,00) | 5.301,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 5.301,00 x (100 % - 34,97 %) | 3.447,24 |
Maand Q | In aanmerking komende bezoldigingen | Ingehouden bedrijfsvoorheffing op de in aanmerking komende bezoldigingen |
Geheel van werknemers waarvoor de één-derde norm vervuld is (waaronder werknemers W, X en Y) | 220.000,00 | 58.000,00 |
Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een 'volcontinu arbeidssysteem-bis' | 175.000,00 | 46.136,36 = (175.000,00/220.000,00) x 58.000,00 |
Deel betreffende de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis' | 45.000,00 | 11.863,64 = (45.000,00/220.000,00) x 58.000,00 |
Maand Q | In aanmerking komende bezoldigingen | Ingehouden bedrijfsvoorheffing op de in aanmerking komende bezoldigingen |
Geheel van werknemers waarvoor de één-derde norm vervuld is | 240.000,00 | 55.200,00 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het volcontinu ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder 25 % van de bezoldigingen van werknemer W, 50 % van de bezoldigingen van werknemer X, en 75 % van de bezoldigingen van werknemer Y) | 175.000,00 |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 46.136,36
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 25 % x 175.000,00 |
43.750,00 |
Maand Q | Afdeling A | Afdeling B | Onderneming C | ||||||||
Vroege ploeg | Late ploeg | Nacht- ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang | Vroege ploeg | Late ploeg | Verschil in omvang | Totale omvang | Verschil in omvang | Totale omvang | |
Week 1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 30 | 25 | 17 | 21 | 72 | 40 | 30 | 10 | 70 | 31 | 142 |
dinsdag | 30 | 26 | 17 | 22 | 73 | 40 | 32 | 8 | 72 | 30 | 145 |
woensdag | 30 | 26 | 16 | 24 | 72 | 42 | 32 | 10 | 74 | 34 | 146 |
donderdag | 30 | 26 | 16 | 24 | 72 | 42 | 32 | 10 | 74 | 34 | 146 |
vrijdag | 30 | 26 | 16 | 24 | 72 | 42 | 32 | 10 | 74 | 34 | 146 |
zaterdag | 30 | 25 | 14 | 27 | 69 |
|
|
|
| 27 | 69 |
zondag | 29 | 25 | 14 | 26 | 68 |
|
|
|
| 26 | 68 |
Totaal |
|
|
| 168 | 498 |
|
| 48 | 364 | 216 | 862 |
Week 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 29 | 24 | 17 | 19 | 70 | 40 | 31 | 9 | 71 | 28 | 141 |
dinsdag | 29 | 24 | 15 | 23 | 68 | 41 | 31 | 10 | 72 | 33 | 140 |
woensdag | 30 | 24 | 15 | 24 | 69 | 41 | 31 | 10 | 72 | 34 | 141 |
donderdag | 30 | 25 | 15 | 25 | 70 | 42 | 31 | 11 | 73 | 36 | 143 |
vrijdag | 30 | 26 | 14 | 28 | 70 | 42 | 30 | 12 | 72 | 40 | 142 |
zaterdag | 30 | 25 | 14 | 27 | 69 |
|
|
|
| 27 | 69 |
zondag | 30 | 25 | 14 | 27 | 69 |
|
|
|
| 27 | 69 |
Totaal |
|
|
| 173 | 485 |
|
| 52 | 360 | 225 | 845 |
Week 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 30 | 25 | 15 | 25 | 70 | 40 | 32 | 8 | 72 | 33 | 142 |
dinsdag | 30 | 26 | 17 | 22 | 73 | 41 | 32 | 9 | 73 | 31 | 146 |
woensdag | 30 | 26 | 17 | 22 | 73 | 41 | 32 | 9 | 73 | 31 | 146 |
donderdag | 30 | 24 | 17 | 20 | 71 | 41 | 31 | 10 | 72 | 30 | 143 |
vrijdag | 29 | 24 | 16 | 21 | 69 | 40 | 31 | 9 | 71 | 30 | 140 |
zaterdag | 29 | 25 | 15 | 24 | 69 |
|
|
|
| 24 | 69 |
zondag | 29 | 25 | 14 | 26 | 68 |
|
|
|
| 26 | 68 |
Totaal |
|
|
| 160 | 493 |
|
| 45 | 361 | 205 | 854 |
Week 4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
maandag | 28 | 25 | 17 | 19 | 70 | 40 | 30 | 10 | 70 | 29 | 140 |
dinsdag | 28 | 25 | 17 | 19 | 70 | 42 | 30 | 12 | 72 | 31 | 142 |
woensdag | 30 | 25 | 17 | 21 | 72 | 42 | 30 | 12 | 72 | 33 | 144 |
donderdag | 30 | 26 | 16 | 24 | 72 | 41 | 31 | 10 | 72 | 34 | 144 |
vrijdag | 30 | 26 | 16 | 24 | 72 | 40 | 31 | 9 | 71 | 33 | 143 |
zaterdag | 30 | 25 | 15 | 25 | 70 |
|
|
|
| 25 | 70 |
zondag | 29 | 25 | 15 | 24 | 69 |
|
|
|
| 24 | 69 |
Totaal |
|
|
| 156 | 495 |
|
| 53 | 357 | 209 | 852 |
Totaal maand Q |
|
| 657 | 1971 |
|
| 198 | 1442 | 855 | 3.413 |
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 53 vermeldt onderneming C in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-32.790,63'.
2) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor 'ploegenarbeid-bis'
Afdeling B
Stap 1 - Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
Stap 2 – Berekening van verschil in omvang en totale omvang
Zie stap 2 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis
Stap 3 – Berekening van de correctiefactor
Zie stap 3 bij 1) Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem-bis
Stap 4 – Berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag
In de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing met code 74 vermeldt onderneming C in het vak 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing' het bedrag '-48.702,51'.
Interne ref.: 741.476
Maand Q |
|
Correctiefactor = 855 / 3.413 | 25,05 % |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 25 % x 175.000,00) | 43.750,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 43.750,00 x (100 % - 25,05 %) | 32.790,63 |
Maand Q |
|
In aanmerking komende bezoldigingen van al de werknemers die in het ploegenstelsel werken en waarvoor de één derde-norm voldaan is (waaronder 75 % van de bezoldigingen van werknemer W, 50 % van de bezoldigingen van werknemer X, en 25 % van de bezoldigingen van werknemer Y) | 285.000,00 (= 45.000,00 + 240.000,00) |
Bedrijfsvoorheffing ingehouden op deze bezoldigingen | 67.063,64 (= 11.863,64 + 55.200,00) |
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag = 22,8 % x 285.000,00 |
64.980,00 |
Maand Q |
|
Theoretische berekening van het van doorstorting vrijgestelde bedrag (= 22,8 % x 285.000,00) | 64.980,00 |
Van doorstorting vrijgestelde bedrag = 64.980,00 x (100 % - 25,05 %) | 48.702,51 |