• FR
  • NL
  • EN

Circulaire 2025/C/64 over de verlaagde aanslagvoeten van de RV op de uitkeringen van liquidatiereserves en op dividenden van 'VVPRbis' aandelen

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 09/10/2025 de Circulaire 2025/C/64 over de verlaagde aanslagvoeten van de RV op de uitkeringen van liquidatiereserves en op dividenden van 'VVPRbis' aandelen.

Deze circulaire bespreekt de wijzigingen die werden aangebracht door de programmawet van 18.07.2025 aan de uitkering van liquidatiereserves en het VVPRbis stelsel.


Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Wettelijke bepalingen

III. Roerende voorheffing

1. Liquidatiereserve

2. VVPRbis aandelen

IV. Personenbelasting

V. Inwerkingtreding

I. Inleiding

  1. Deze circulaire bespreekt de wijzigingen die door de art. 32 en 33, PW 18.07.2025 (1), werden aangebracht aan de bepalingen van de art. 171 en 269, WIB 92, om de fiscale regimes voor de uitkering van liquidatiereserves zoals bedoeld in de art. 184quater en 541, WIB 92, voor kleine vennootschappen (of ondernemingen die voldoen aan de criteria voor kleine vennootschappen) te harmoniseren met het VVPRbis stelsel (2).

(1) Programmawet van 18.07.2025, BS 29.07.2025.

(2) Parl. st., Kamer, zitting 2024-2025, DOC 56 0909/001, blz. 21.

Die harmonisatie wordt bereikt door het effectieve belastingtarief en de wachttermijn die van toepassing zijn voor de uitkering van liquidatiereserves af te stemmen op die van het VVPRbis stelsel (3).

(3) Parl. st., Kamer, zitting 2024-2025, DOC 56 0909/001, blz. 21.

II. Wettelijke bepalingen

  1. Hierna volgen de relevante bepalingen van de PW 18.07.2025.

Art. 32, PW 18.07.2025

In artikel 171 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de bepaling onder 3°sexies wordt vervangen als volgt:

'3°sexies tegen een aanslagvoet van 15 pct., de in artikel 269, § 2, tweede lid, 2°, bedoelde dividenden die zijn verleend of toegekend uit de winstverdeling van het derde boekjaar na dat van de inbreng of later, of, wanneer zij zijn uitgekeerd door een private privak bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, in de mate dat ze voortkomen uit dividenden die in aanmerking komen om aan het in artikel 269, § 2, tweede lid, 2°, vermelde tarief onderworpen te worden;';

2° in het artikel wordt een bepaling onder 3°sexies/1 ingevoegd, luidende:

'3°sexies/1 tegen een aanslagvoet van 20 pct., de in artikel 269, § 2, tweede lid, 1°, bedoelde dividenden die zijn verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de ten laatste op 31 december 2025 verrichte inbreng, of, wanneer zij zijn uitgekeerd door een private privak bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, in de mate dat ze voortkomen uit dividenden die in aanmerking komen om aan het in artikel 269, § 2, tweede lid, 1°, vermelde tarief onderworpen te worden;';

3° de bepaling onder 3°septies wordt vervangen als volgt:

'3°septies tegen een aanslagvoet van 5 pct., 6,5 pct. of 20 pct., de dividenden, andere dan deze bedoeld in artikel 209, in de mate dat hun toekenning of betaalbaarstelling voortkomt uit een aantasting van de liquidatiereserve bedoeld in de artikelen 184quater of 541, of de in het buitenland geïnde of verkregen dividenden in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en naargelang het aangetaste gedeelte van deze reserves werd toegevoegd aan de bedoelde liquidatiereserve:

a) ten laatste op 31 december 2025, in welk geval:

- de aanslagvoet 5 pct. bedraagt indien dit gedeelte gedurende ten minste 5 jaar behouden is gebleven op de wijze bedoeld in de artikelen 184quater, derde lid, of 541, te rekenen vanaf de laatste dag van het belastbaar tijdperk van aanleg;

- de aanslagvoet 6,5 pct. bedraagt indien dit gedeelte gedurende een periode tussen 3 en 5 jaar behouden is gebleven op dezelfde wijze zoals vermeld in het eerste streepje;

- de aanslagvoet 20 pct. bedraagt indien dit gedeelte gedurende minder dan 3 jaar behouden is gebleven op dezelfde wijze zoals vermeld in het eerste streepje;

b) op een latere datum dan 31 december 2025, in welk geval de aanslagvoet 6,5 pct. bedraagt indien dit gedeelte gedurende ten minste 3 jaar behouden is gebleven op de wijze bedoeld in de artikelen 184quater, derde lid, of 541, te rekenen vanaf de laatste dag van het belastbaar tijdperk van aanleg;'.

Art. 33, PW 18.07.2025

In artikel 269 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 26 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° paragraaf 1, 8°, wordt vervangen als volgt:

' op 5 pct., 6,5 pct. of 20 pct., voor de dividenden, andere dan deze bedoeld in artikel 209, in de mate dat hun toekenning of betaalbaarstelling voortkomt uit een aantasting van de liquidatiereserve bedoeld in de artikelen 184quater of 541, of voor de dividenden van buitenlandse oorsprong die in België zijn geïnd of verkregen in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en naargelang het aangetaste gedeelte van deze reserves werd toegevoegd aan de bedoelde liquidatiereserve:

a) ten laatste op 31 december 2025, in welk geval:

- de aanslagvoet 5 pct. bedraagt indien dit gedeelte gedurende ten minste 5 jaar behouden is gebleven op de wijze bedoeld in de artikelen 184quater, derde lid, of 541, te rekenen vanaf de laatste dag van het belastbaar tijdperk van aanleg;

- de aanslagvoet 6,5 pct. bedraagt indien dit gedeelte gedurende een periode tussen 3 en 5 jaar behouden is gebleven op dezelfde wijze zoals vermeld in het eerste streepje;

- de aanslagvoet 20 pct. bedraagt indien dit gedeelte gedurende minder dan 3 jaar behouden is gebleven op dezelfde wijze zoals vermeld in het eerste streepje;

b) op een latere datum dan 31 december 2025, in welk geval de aanslagvoet 6,5 pct. bedraagt indien dit gedeelte gedurende ten minste 3 jaar behouden is gebleven op de wijze bedoeld in de artikelen 184quater, derde lid, of 541, te rekenen vanaf de laatste dag van het belastbaar tijdperk van aanleg;

paragraaf 2, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de woorden ', wanneer deze inbreng ten laatste op 31 december 2025 is verricht';

in paragraaf 2, achtste lid, worden de woorden 'aan een verlaagd tarief van de roerende voorheffing van 5 pct.' vervangen door de woorden 'aan een verlaagd tarief van de roerende voorheffing van 5 of 6,5 pct. als bedoeld in paragraaf 1, 8°'.

Art. 34, PW 18.07.2025

De artikelen 32, 3° en 33, 1° en 3°, zijn van toepassing op dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.

III. Roerende voorheffing

1. Liquidatiereserve

  1. Er wordt aan herinnerd dat art. 269, § 1, 8°, WIB 92, de verlaagde aanslagvoeten van de roerende voorheffing (RV) vaststelt die van toepassing zijn voor de dividenden, andere dan diegene die bedoeld zijn in art. 209, WIB 92, waarvan de toekenning of betaalbaarstelling voortkomt uit een aantasting van de liquidatiereserve zoals bedoeld in art. 184quater of 541, WIB 92, evenals voor de dividenden van buitenlandse oorsprong die in België zijn geïnd of verkregen in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER).
  2. Art. 33, 1°, PW 18.07.2025, vervangt het hiervoor bedoelde art. 269, § 1, 8°, om de aanslagvoet van de RV op de uitkeringen van liquidatiereserves aan te passen en de minimale houdtermijn van de reserve te verkorten van 5 naar 3 jaar (om de verlaagde RV te kunnen genieten).
  3. In dat verband wordt, voor de dividenden die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 29.07.2025 (zie art. 34, PW van 18.07.2025), een onderscheid gemaakt naargelang het gedeelte van de reserves, dat wordt aangetast door de uitkering, werd toegevoegd aan de liquidatiereserve vóór 01.01.2026 of vanaf die datum. Indien een gedeelte van de liquidatiereserve wordt aangetast, worden volgens art. 184quater, vijfde lid, WIB 92, de oudst gevormde reserves geacht eerst te zijn aangetast (4).

(4) Parl. st., Kamer, zitting 2024-2025, DOC 56 0909/001, blz. 21. Zie ook art. 541, § 5, WIB 92.

  1. Om te bepalen of de toevoeging aan de liquidatiereserve plaatsvindt vóór 01.01.2026 of vanaf die datum, komt de in aanmerking te nemen datum van de toevoeging overeen met de afsluitingsdatum van het boekjaar waarvoor het bedrag van de toe te voegen winst is opgenomen in de ‘resultaatverwerking’ van de jaarrekening.

1.1. Reserves ten laatste aangelegd op 31.12.2025

  1. Wanneer het gedeelte van de reserves dat wordt aangetast door de uitkering uiterlijk op 31.12.2025 aan de liquidatiereserve werd toegevoegd, varieert de aanslagvoet van de RV naargelang de duur van de periode waarin dat gedeelte werd aangehouden op de wijze zoals bedoeld in art. 184quater, derde lid, of 541, WIB 92, te rekenen vanaf de laatste dag van het belastbare tijdperk van aanleg.

De aanslagvoeten van de RV zijn de volgende (zie art. 269, § 1, 8°, a), WIB 92):

- 5 % als dat gedeelte gedurende ten minste 5 jaar behouden is gebleven op de hiervoor vermelde wijze,

- 6,5 % als dat gedeelte gedurende een periode tussen 3 en 5 jaar behouden is gebleven op dezelfde wijze,

- 20 % als dat gedeelte gedurende minder dan 3 jaar behouden is gebleven op dezelfde wijze.

  1. De mogelijkheid voor aandeelhouders van vennootschappen die vóór 01.01.2026 liquidatiereserves hebben opgebouwd, om te kiezen voor een uitkering na 3 jaar tegen een aanslagvoet van de RV van 6,5 % in plaats van 5 jaar te moeten wachten om de aanslagvoet van 5 % te genieten, waarborgt dat ze niet nadelig worden beïnvloed door de nieuwe regels (5).

(5) Zie in die zin parl. st., Kamer, zitting 2024-2025, DOC 56 0909/001, blz. 21.

1.2. Reserves aangelegd vanaf 01.01.2026

  1. Wanneer het gedeelte van de reserves, dat wordt aangetast door de uitkering, na 31.12.2025 aan de liquidatiereserve wordt toegevoegd, zal de aanslagvoet van de RV 6,5 % bedragen indien dat gedeelte gedurende ten minste 3 jaar behouden is gebleven op de wijze zoals bedoeld in art. 184quater, derde lid, of 541, WIB 92. Zo bedraagt, rekening houdend met de afzonderlijke aanslag van 10 % op het nettobedrag van de boekhoudkundige winst na belasting, die wordt toegewezen aan de reserves, het totale effectieve belastingtarief precies 15 % (6).

(6) Parl. st., Kamer, zitting 2024-2025, DOC 56 0909/001, blz. 21.

Als het betrokken gedeelte van de reserves minder dan 3 jaar behouden is gebleven, zal de aanslagvoet van de RV worden bepaald volgens de andere bepalingen van art. 269, WIB 92. In het algemeen zal de gewone aanslagvoet, momenteel 30 %, van toepassing zijn (7).

(7) Zie in die zin parl. st., Kamer, zitting 2024-2025, DOC 56 0909/001, blz. 22.

  1. Zoals voorheen omvatten de inkomsten van roerende goederen en kapitalen noch de dividenden zoals bedoeld in art. 18, eerste lid, 2°ter en 2°quater, WIB 92, in de mate dat hun toekenning of betaalbaarstelling voortkomt van een vermindering van de liquidatiereserves zoals bedoeld in art. 184quater of 541, WIB 92, noch de dividenden van buitenlandse oorsprong in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de EER. Geen enkele RV is verschuldigd op die dividenden (8).

(8) Zie art. 21, eerste lid, 11°, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 24, 1°, PW 18.07.2025.

Dat geldt ongeacht het moment waarop de reserves, die worden aangetast door de uitkering, aan de liquidatiereserve zijn toegevoegd.

  1. Bij wijze van voorbeeld geeft de onderstaande tabel een overzicht van de toepasselijke aanslagvoeten van de RV (9) in functie van de datum van de toevoeging aan de liquidatiereserve en van de datum van de uitkering van het dividend. Er wordt verondersteld dat het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar.

Boekjaar

Datum toevoeging

Aanslagvoet van de RV

30 % (10) indien ten laatste uitgekeerd op

20 % indien ten laatste uitgekeerd op

6,5 % indien uitgekeerd vanaf

5 % indien uitgekeerd vanaf

2021

31.12.2021

nvt

28.07.2025

29.07.2025

01.01.2027

2022

31.12.2022

nvt

31.12.2025

01.01.2026

01.01.2028

2023

31.12.2023

nvt

31.12.2026

01.01.2027

01.01.2029

2024

31.12.2024

nvt

31.12.2027

01.01.2028

01.01.2030

2025

31.12.2025

nvt

31.12.2028

01.01.2029

01.01.2031

2026

31.12.2026

31.12.2029

nvt

01.01.2030

nvt

(9) Volgens de wetgeving die op de datum van de publicatie van deze circulaire van toepassing is.

(10) Zie nr. 9, tweede lid, hiervoor.

2. VVPRbis aandelen

  1. Art. 33, 2°, PW 18.07.2025, vult art. 269, § 2, tweede lid, 1°, WIB 92, aan, dat een verlaagde aanslagvoet van de RV voorziet voor de dividenden van de zogenaamde 'VVPRbis' aandelen (11), om de toepassing van de verlaagde aanslagvoet van de RV van 20 % te beperken tot dividenden uit aandelen die inbrengen vertegenwoordigen die uiterlijk op 31.12.2025 worden verricht. Zo zal de toepassing van die aanslagvoet geleidelijk uitdoven (12).

(11) Zie ter zake de circulaire AAFisc Nr. 9/2014 (nr. Ci.RH.233/629.197) van 24.02.2014 over de verlaagde aanslagvoet van de RV op dividenden van 'VVPRbis' aandelen en het addendum (circulaire 2022/C/42 van 29.04.2022).

(12) Parl. st., Kamer, zitting 2024-2025, DOC 56 0909/001, blz. 22.

  1. Bijgevolg:

- voor de inbrengen die uiterlijk op 31.12.2025 worden verricht en die in aanmerking komen voor de toepassing van het VVPRbis stelsel, zal de verlaagde aanslagvoet van de RV 20 % bedragen voor de dividenden die worden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar volgend op het boekjaar van de inbreng en 15 % voor de dividenden die worden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het derde boekjaar volgend op het boekjaar van de inbreng of van de volgende boekjaren,

- voor de inbrengen die vanaf 01.01.2026 worden verricht en die in aanmerking komen voor de toepassing van het VVPRbis stelsel, blijft alleen de verlaagde aanslagvoet van de RV van 15 % van toepassing voor de dividenden die worden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het derde boekjaar volgend op het boekjaar van de inbreng of van de volgende boekjaren.

  1. Art. 33, 3°, PW 18.07.2025, past art. 269, § 2, achtste lid, WIB 92, aan, als gevolg van de harmonisatie van de aanslagvoeten voor de uitkering van de liquidatiereserves (13) en de VVPRbis aandelen.

(13) Parl. st., Kamer, zitting 2024-2025, DOC 56 0909/001, blz. 22.

Die maatregel heeft als doel om bedragen die voortkomen uit de uitkering van liquidatiereserves uit te sluiten van het VVPRbis stelsel, in de omstandigheden zoals bedoeld in art. 269, § 2, achtste lid, WIB 92 (14), wanneer die uitkering onderworpen is geweest aan de verlaagde aanslagvoet van de RV van 5 % (toevoeging aan de liquidatiereserve uiterlijk op 31.12.2025) of van 6,5 % (toevoeging aan de liquidatiereserve vanaf 01.01.2026).

(14) Zie nr. 14 van de hiervoor vermelde circulaire 2022/C/42 van 29.04.2022.

  1. Bij wijze van voorbeeld geeft de onderstaande tabel een overzicht van de toepasselijke aanslagvoeten van de RV in functie van de datum van de inbreng en van het boekjaar waarop de winstverdeling betrekking heeft die aanleiding geeft tot de uitkering van het dividend.

Datum van de inbreng
(boekjaar N)

Winstverdeling van het boekjaar N+1

Winstverdeling van het boekjaar N+2

Winstverdeling van het boekjaar N+3

Uiterlijk op 31.12.2025

30 %

20 %

15 %

Vanaf 01.01.2026

30 %

30 %

15 %

IV. Personenbelasting

  1. De wijzigingen die werden aangebracht aan art. 171, WIB 92, door art. 32, PW 18.07.2025, hebben als doel het afzonderlijke belastingtarief in de personenbelasting af te stemmen op de aanslagvoeten van de RV.

V. Inwerkingtreding

  1. De nieuwe art. 171, 3°septies, 269, § 1, 8°, en 269, § 2, achtste lid, WIB 92, zijn van toepassing op de vanaf 29.07.2025 toegekende of betaalbaar gestelde dividenden (15).

(15) Zie art. 34, PW 18.07.2025.

  1. De andere hiervoor besproken bepalingen treden in werking op de tiende dag na de publicatie van de PW 18.07.2025 in het Belgisch Staatsblad, hetzij 08.08.2025.

NAMENS DE MINISTER:

Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,

Danny DELVAUX

Adviseur-generaal

Interne ref.: 745.816


Mots clés

Articles recommandés

Pleidooi voor de overstap naar een vennootschap: een ondernemerskeuze, geen belastingontwijking.

Meerwaardebelasting en complexe aangiften