CRS-controles: rechtbank stelt perk en paal aan controles van fiscus

Reeds geruime tijd kennen wij een (automatische) gegevensuitwisseling van financiële gegevens tussen landen. Hierdoor krijgt de Belgische fiscus vroeg of laat zicht op uw buitenlandse bankrekening. N.a.v. de (automatische) uitwisseling van financiële gegevens beschikt de Belgische fiscus in bijzondere omstandigheden over de mogelijkheid om u te onderzoeken en te taxeren indien u ten onrechte bepaalde buitenlandse inkomsten niet zou hebben aangegeven (artikel 358, § 1, 2° en 333/2 WIB92).​

In deze zogenaamde CRS-controles gaat de fiscus uitvoerig te werk en vraagt zij o.a. bankgegevens op voor inkomstenjaren waarover géén buitenlandse inlichtingen werden ontvangen. Bovendien gaat de fiscus er automatisch van uit dat de belastingplichtige een bedrieglijk opzet heeft gehad bij de niet-aangifte van buitenlandse rekeningen of inkomsten. Tot slot past zij standaard een zware belastingverhoging van 50% toe als sanctie.

De rechtbank bevestigt nu dat de fiscus

1) geen onderzoek mag voeren naar de jaren waarop de buitenlandse inlichtingen geen betrekking hebben en

2) dat de belastingverhoging van 50% niet standaard toegepast mag worden. Deze rechtspraak is dan ook een ware verademing voor vele belastingplichtigen die onderworpen worden een CRS-onderzoek.


De automatische uitwisseling van financiële gegevens van burgers tussen landen op basis van de CRS-norm (Common Reporting Standard) is een wereldwijde standaard, sinds 2017, inzake de automatische uitwisseling van gegevens. De Belgische fiscus ontvangt elk jaar massa’s aan buitenlandse bankgegevens van talrijke landen. In de praktijk voert de fiscus vele en uitgebreide controles uit wanneer zij buitenlandse bankgegevens over een belastingplichtige ontvangt. Tijdens deze controles stelt de fiscus vragen tot vijf jaar voorafgaand aan het jaar waarin de buitenlandse inlichtingen werden ontvangen.

Stel dat de fiscus in 2023 buitenlandse inlichtingen over het inkomstenjaar 2020 ontvangt waaruit blijkt dat de belastingplichtige interesten heeft verkregen op een buitenlandse bankrekening. Volgens de fiscus kan zij dan vragen stellen aan de belastingplichtige om tot en met 2015 alle bankuittreksels van de buitenlandse bankrekening over te maken. Indien er vanaf 2015 tot en met 2019 niet-aangegeven inkomsten zouden zijn, dan meent de fiscus dat zij ook die inkomsten kan belasten. Deze uitgebreide controlepraktijk leidt tot een grote druk op belastingplichtigen die overigens niet altijd buitenlandse rekeninguittreksels tot zoveel jaren terug kan bemachtigen.

De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen heeft in een recent vonnis bevestigd dat deze controlepraktijk van de fiscus onrechtmatig is. De rechtbank stelt – volledig terecht – dat de onderzoeks- en aanslagtermijn van de fiscus slechts toelaat om de jaren te onderzoeken waarop de buitenlandse inlichtingen betrekking hebben (artikel 358, § 1, 2° en 333/2 WIB92). De vijf voorgaande jaren mogen niet standaard onderzocht worden door de fiscus, noch mogen er taxaties gevestigd worden op inkomsten uit die vijf voorgaande jaren.

In ons voorbeeld wijzen de buitenlandse inlichtingen enkel uit dat er mogelijks inkomsten niet zijn aangegeven in het inkomstenjaar 2020, maar niet in de inkomstenjaren 2015 tot en met 2019. De fiscus mag in 2023 dus enkel vragen stellen voor het inkomstenjaar 2020. De fiscus mag slechts eventuele niet-aangegeven inkomsten voor het inkomstenjaar 2020 rechtzetten.

Zelfs indien er niet-aangegeven inkomsten zouden zijn in de voorgaande jaren, dan zullen deze inkomsten (in het kader van deze onderzoeks- en taxatiemogelijkheid) reeds verjaard zijn. De fiscus mag immers de fraudetermijn van zeven jaar (of tien jaar vanaf aanslagjaar 2023) niet toepassen bij een loutere niet-aangifte van een buitenlandse rekening of buitenlandse inkomsten. Dit betekent eveneens dat de fiscus niet standaard een belastingverhoging van 50% mag opleggen, wat helaas een gewoonte lijkt bij de rechtzetting van buitenlandse inkomsten. Hoewel de vaststaande rechtspraak duidelijk oordeelt dat de fiscus geen bedrieglijk opzet mag vermoeden, maar een bijzonder opzet om belastingen te ontduiken moet bewijzen, blijft de fiscus vasthouden aan de toepassing van deze onrechtmatige belastingverhoging.

De minister van Financiën heeft overigens zelf bevestigd, in een antwoord op een parlementaire vraag over de uitgevoerde controles vanwege CRS-inlichtingen ontvangen vanuit Turkije, dat het bedrag van de boete en/of de belastingverhoging wordt "bepaald door de feitelijkheden eigen aan elk individueel dossier".

Indien u advies wenst over uw rechten en/of bijstand bij controles door de fiscus, kan u steeds contact opnemen met ons gespecialiseerd procedureteam.

Bron: Tiberghien


Mots clés

Articles recommandés