CRS en de klopjacht op buitenlandse rekeningen

In zijn strijd om internationaal tot een grotere fiscale transparantie te komen, legde de G20 in 2013 de grondvesten voor een wereldnorm aangaande de automatische uitwisseling van financiële inlichtingen. In dat verband verzocht de G20 de OESO om te werken aan een gezamenlijke rapportagestandaard, in het Engels een “Common Reporting Standard” – vandaar “CRS”.


Het resultaat van deze initiatieven liet niet lang op zich wachten. Sinds 2017 verbindt België zich ertoe om de CRS-inlichtingen met een honderdtal andere jurisdicties uit te wisselen. Derhalve moeten de Belgische financiële instellingen jaarlijks aan de belastingadministratie de relevante financiële inlichtingen meedelen waarover ze beschikken aangaande buitenlandse belastingplichtigen.


Deze inlichtingen worden dan aan de bevoegde buitenlandse belastingautoriteiten meegedeeld. Ook de Belgische belastingadministratie ontvangt jaarlijks informatie met betrekking tot financiële rekeningen die Belgische belastingplichtigen in het buitenland hebben.Zo wisselde België in 2017 gegevens uit met 45 landen, in 2018 met 86 landen en in 2019 met 91 landen. Voor inkomstenjaar 2016 werden 636.844 geldige inlichtingen ontvangen, voor 2017 waren dat er 1.385.124. Voor inkomstenjaar 2016 bedroeg het totaalbedrag van de meegedeelde bedragen 90,9 miljard euro, voor 2017 173,8 miljard euro.


Informatie en dan controle


De belastingplichtige kan op de website MyMinfin in zijn elektronisch fiscaal dossier nagaan welke inlichtingen in verband met hem werden ontvangen. Deze gegevens vallen niet onder het fiscale bankgeheim en dus kunnen ook de controlediensten ze raadplegen. Op basis van deze gegevensuitwisseling controleert de belastingadministratie de situatie van belastingplichtigen van wie blijkt dat ze bepaalde buitenlandse roerende inkomsten niet hebben aangegeven.

De dossiers worden geselecteerd op basis van een vergelijking van de belastingaangifte met de CRS-inlichtingen. Met andere woorden, als er een verschil is tussen de uit het buitenland ontvangen inlichtingen en de inlichtingen in de belastingaangifte van de belastingplichtige, is het risico groot dat deze laatste gecontroleerd wordt en eventueel wordt belast op het vastgestelde verschil.


Dat deze uitwisselingen “automatisch” gebeuren, brengt enkele moeilijkheden met zich mee, in die zin dat de uitgewisselde gegevens soms fout zijn, en dan wordt de Belgische belastingplichtige verzocht om uitleg te verschaffen bij de aangegeven bedragen en de reden waarom deze bedragen niet overeenstemmen met de ontvangen informatie, ook als hij niet de oorsprong is van deze informatie.


Bijzondere aanslagtermijn …


In het kader van de verzoeken om inlichtingen die de belastingadministratie naar aanleiding van de CRS-uitwisselingen aan de belastingplichtige richt, verricht ze doorgaans ook een ruimere controle van de inkomsten van deze belastingplichtigen sinds 2013.Daarvoor steunt de administratie op de artikels 358, §1, 2° en §3, 333/2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna “WIB 92” genoemd). Op grond van artikel 358, §1, 2° van het WIB 92 kan de belastingadministratie belasten: (i) de inkomsten die in de loop van een van de vijf jaren voorafgaand aan het jaar waarin de informatie werd meegedeeld, niet werden aangegeven, (II) die rechtstreeks of onrechtstreeks blijken (iii) uit de inlichtingen die op wettelijke wijze werden bekomen van buitenlandse belastingautoriteiten.


Met andere woorden, als de belastingadministratie inlichtingen krijgt uit het buitenland, kan ze de inkomsten die uit deze inlichtingen afgeleid kunnen worden, belasten, zelfs buiten de normale aanslagtermijnen. Overeenkomstig artikel 358, § 3 van het WIB 92 moet de belasting of het belasting­supplement echter worden vastgelegd binnen een termijn van 24 maanden vanaf de datum waarop de inlichtingen ter kennis werden gebracht van de Belgische belastingadministratie. Aangezien deze termijn relatief kort is en de belastingadministratie soms relatief traag is om de ontvangen informatie te verwerken, wordt de belastingplichtigen aanbevolen om er extra goed op te letten of deze termijn niet verstreken is.



… wordt een onderzoekstermijn


Artikel 333/2 WIB92 daarentegen betreft de onderzoeksbevoegdheden van de belastingadministratie. Tot voor kort bestonden deze onderzoeksbevoegdheden niet. De Belgische belasting­administratie moest aan de hand van de uit het buitenland afkomstige informatie de Belgische belastingplichtige rechtstreeks kunnen belasten, zonder enig aanvullend onderzoek. De belastingadministratie kon daardoor vaak geen enkele belastingheffing doorvoeren, als de uit het buitenland ontvangen inlichtingen niet nauwkeurig genoeg waren.


De programmawet van 1 juli 2016 loste dit probleem echter op door “van de voor buitenlandse inlichtingen bestaande aanslagtermijn van 24 maanden een onderzoekstermijn te maken en wel zo dat indien nodig, bijkomend onderzoek verricht kan worden.” Als met andere woorden de meegedeelde inlichtingen niet nauwkeurig genoeg zijn, kan de belastingadministratie verder onderzoek verrichten om te bepalen of niet-aangegeven belastbare inkomsten geïdentificeerd kunnen worden.


De belastingadministratie interpreteert artikel 333/2 van het WIB 92 echter zeer breed en oordeelt dat onderzoek behalve op de in de informatie-uitwisseling beoogde elementen en inkomstenjaren, ook op andere elementen betrekking kan hebben en kan lopen over de vijf jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de informatie werd ontvangen. Dit standpunt is betwistbaar en men kan wettelijk aanvoeren dat deze “nieuwe” onderzoeksbevoegdheid uitsluitend betrekking heeft op de inlichtingen die werden bekomen van de buitenlandse belastingautoriteiten en op de jaren waarvoor deze inlichtingen gelden.

Artikel 333/2 beoogt immers onderzoek dat “aanvullend” wordt genoemd. Deze kwalificatie lijkt niet van dien aard te zijn dat de belastingadministratie aanvullend onderzoek mag uitvoeren betreffende de jaren waarop de informatie-uitwisseling geen betrekking heeft, of betreffende andere types van inkomsten, zoals onroerende inkomsten. Dit onderzoek houdt effectief geen verband met de uit het buitenland verkregen inlichtingen.


Tot op heden werd dit debat niet afgesloten en de belastingplichtigen die dat wensen, kunnen dus aanvoeren dat de belastingadministratie haar bevoegdheid te buiten treedt als zij informatie aanvraagt over andere jaren of andere inkomsten dan degenen die door de informatie-uitwisseling beoogd worden. Feit is dat de internationale uitwisseling van informatie over financiële rekeningen voortaan werkelijkheid is en dat men er zich maar beter niet aan kan onttrekken. Een bijkomende motivering voor de belastingplichtigen van alle landen om roerende inkomsten die ze in het buitenland hebben geïnd, aan te geven!


François COLLON

Advocaat

Hirsch & Vanhaelst



Mots clés