Wanneer een natuurlijke persoon investeert in een effectenportefeuille is hij in beginsel onderworpen aan de roerende voorheffing (tegen 30%) op zijn roerende inkomsten. Bepaalde spaarders deinzen er niet voor terug om, op zoek naar fiscale optimalisatie, hun vermogen anders te organiseren zodat het zou samengesteld zijn uit soorten van minder belaste of zelfs vrijgestelde activa. Het onder- schrijven van tak 23 -levensverzekeringsproducten is een klassiek voorbeeld van een vrijgesteld spaarproduct : de inkomsten afkomstig uit dit product ontsnappen (in het geval van afkoop) over het algemeen aan de inkomstenbelastingen.
Hoewel er geen belastingen zijn van de in- komsten « aan de uitgang », moet men wel rekening houden met de taks op de verzekeringsverrichtingen van 2% (belasting
« bij de ingang »), die wordt geheven op het bedrag van de premies die worden betaald aan de verzekeringsmaatschappij.
De laatste jaren hebben zich geleidelijk aan donkere wolken gevormd voor de onder- schrijvers van tak 23- levensverzekerings- overeenkomsten.
Sedert 1 januari 2018 kunnen bepaalde le- vensverzekeringsproducten beschouwd worden als « juridische constructies » (van de derde categorie) als beoogd door de Kaaimantaks (doorkijkbelasting). Dit zal het geval zijn wanneer in de levensverzekeringsovereenkomst een « juridische constructie » van de eerste (trust) of de tweede categorie (laag belaste buitenlandse entiteiten) is ondergebracht. Hier enkele voorbeelden :
– De heer Dupont onderschrijft een tak 23- levensverzekeringsovereenkomst bij een Luxemburgse maatschappij en betaalt zijn premie « in natura », door aandelen in te brengen in een « juridische constructie », bijvoorbeeld (i) een dédié compartiment van een Luxemburgse SICAV , (ii) een Luxemburgse SPF, (iii) een VS LLC (Limited Liability Company) in Florida, (iv) een Panamese vennootschap,…
– De heer Dupont stort zijn premie « in speciën » aan de verzekeringsmaatschappij, die deze investeert in een « juridische constructie », bijvoorbeeld een hedge fund op de Kaaimaneilanden of op Bermuda.
De toepassing van de Kaaimantaks betekent concreet dat men moet doen « alsof » de verze- keringsovereenkomst op fiscaal vlak niet zou bestaan : de roerende inkomsten van de onderliggende « juridische constructies » (onder- gebracht in de verzekeringsovereenkomst) zullen door middel van transparantie belast worden bij de heer Dupont in de personenbelasting (in principe tegen een tarief van 30%).
Bovendien kunnen de onderschrijvers van tak 23- levensverzekeringsovereenkomsten voortaan (onrechtstreeks) getroffen worden door de nieuwe taks op de effectenrekeningen van 0,15%, die in werking is getreden op 26 februari 2021. Dit zal het geval zijn wan- neer de verzekeringsmaatschappij (titularis van de effecten) de premies heeft geplaatst op een effectenrekening men een waarde van meer dan € 1.000.000, en dat ze de belas- ting doorrekent aan de verzekeringnemers. Hiervoor is het van geen belang of de effectenrekening zou gehouden zijn door de maatschappij in het kader van tak 23-levensverzekeringsovereekomsten verbonden aan
(i) een individueel investeringsfonds (dédié fonds) of (ii) een collectief investeringsfonds (verbonden aan een hoeveelheid contracten met meerdere verschillende verzekeringnemers).
Wanneer het gaat om een Belgische verzekeringsmaatschappij zal de taks van toepassing zijn op haar effectenrekeningen (van meer dan 1.000.000 euro), ongeacht of ze gehouden worden bij Belgische of buitenlandse banken. De Luxemburgse verzekeringsmaatschappijen zouden daarentegen door de ma- zen van het net kunnen glippen. De taks op de effectenrekeningen treft enkel de effecten door niet-inwoners (Luxemburgse maatschappijen) gehouden bij Belgische banken, in toepassing van het territorialiteitsbeginsel. De effecten gehouden door Luxemburgse maatschappijen bij niet Belgische banken (bijvoorbeeld Luxemburgse banken) ont- snappen bijgevolg aan de taks. En wanneer een Luxemburgse maatschappij een effectenrekening zou houden bij een Belgische bank, zou deze zich moeten kunnen verzet- ten tegen de toepassing van de taks door zich te baseren op de Belgisch-Luxemburgse overeenkomst tot het vermijden van de dubbele belasting.
Kortweg, de Luxemburgse verzekeringsmaatschappijen spelen met een duidelijk concurrentieel voordeel ten aanzien van de Belgische maatschappijen. Evenwel één voor- behoud : wanneer de verzekeringsovereenkomst door een Belgische inwoner wordt onderschreven bij een Luxemburgse maatschappij een « juridische constructie » uit- maakt van de derde categorie (zie hierboven), zouden de effectenrekeningen in het kader van dergelijke overeenkomst onderworpen kunnen worden aan de taks op de effectenrekeningen...