
Belangrijker is evenwel dat in dit debat de onderliggende reden voor die specifieke regelingen doorgaans vlotjes genegeerd wordt. Die ligt in de zware belastingdruk op arbeid, en dan vooral de marginale belastingdruk (d.w.z. de belastingdruk op een extra euro arbeidsinkomen). Voor een alleenstaande met een bovengemiddeld loon bedraagt die marginale belastingdruk in ons land 68%, de hoogste van Europa. Dat betekent dat van een loonsverhoging met een totale loonkost voor de werkgever van 100 euro, er uiteindelijk maar 32 euro bij de werknemer terecht komt. Ter vergelijking, in de buurlanden is dat gemiddeld 47 euro (of een marginale belastingdruk van 53%). De oorzaak daarvan ligt onder meer in het feit dat in België arbeidsinkomens heel snel in de hoogste belastingschaal terecht komen. Bovendien is er, anders dan in de meeste andere landen, geen bovengrens voor de sociale bijdragen, terwijl de eventuele sociale uitkeringen wel degelijk begrensd zijn.
Een belastingstelsel met zeer hoge belastingtarieven in combinatie met een hele reeks uitzonderingen en specifieke regelingen is zeker niet optimaal. Maar elke hervorming van dat belastingstelsel moet focussen op beide kanten van het verhaal. Nu wordt enkel gekeken naar het inperken van de specifieke regelingen om extra belastinginkomsten te genereren. Zo’n oefening zou nogal tegenvallen. Het is niet zo dat als de specifieke regelingen afgeschaft worden, die jobs allemaal vervangen worden door reguliere (volbelaste) jobs. Een belangrijk deel van die jobs zou eenvoudigweg verdwijnen omdat ze dan financieel niet meer interessant zijn. Bij het inperken van de regelingen voor nacht- en ploegenarbeid of voor onderzoek en ontwikkeling is het risico reëel dat bepaalde industriële bedrijven die daar gebruik van maken op termijn uit ons land verdwijnen. Een herziening van al die specifieke regelingen moet passen in een brede fiscale hervorming, waarbij vooral ook de te zware marginale belastingdruk aangepakt wordt. Het past niet in een snelle, eenzijdige begrotingsoefening.