Een zware strijd tussen een private equity fonds en de Belgische fiscus

De Belgische fiscus bestrijdt de grensoverschrijdende structuren die mogelijks agressief zijn op krachtige wijze. Zijn laatste slachtoffer : een Amerikaans private equity fonds, dat een ingewikkelde constructie had opgezet waarbij talloze vennootschappen werden opgevoerd. Zijn favoriete wapen, het fiscaal misbruik, blijkt geducht te zijn. Het arrest van het hof van beroep van Gent van 1 december 2020 is veelzeggend.

In casu had een Amerikaans fonds in 2003 de controle verworven over een Belgische groep van vennootschappen die actief waren actief waren in de vervaardiging van professionele wasmachines, droogkasten en strijkgerei. In 2006 had deze een eerste herstructurering van de groep doorgevoerd die bestond in het op richten van nieuwe holdingvennootschappen, intragroep aandelenoverdrachten gefinancierd door externe bankleningen, kapitaalsverminderingen en -verhogingen, fusies van vennootschappen, enz. In 2012, ten gevolge van de toetreding van een derde investeerder (een Frans investeringsfonds) binnen een nieuwe Luxemburgse holding van de groep (joint venture), werd een tweede grootse her structurering doorgevoerd. Deze wordt in het bijzonder gekenmerkt door de verkoop en de inbreng van aandelen van de Belgische holding van de groep aan/in de Luxemburgse holding, alsmede door een uitkering van dividenden en een kapitaalsvermindering door de Belgische holding aan de Luxemburgse holding. Deze bedragen werden vervolgens belastingvrij gerepatrieerd in de richting van de uiteindelijke aandeelhouders (meer bepaald een Belgische manager van de groep) De kern van het probleem : de vrijstelling van de roe rende voorheffing voorzien door de Moeder- Dochterrichtlijn die in 2012 door de Belgische holding werd toegepast op de dividenduitkering (75.390.000 EUR) en de kapitaalsvermindering (20.000.000 EUR) naar de Luxemburgse holding. Het hof van beroep van Gent stelde de fiscus in het gelijk en veroordeelde de Belgische holding om de roerende voorheffing op deze bedragen aan de Staat te betalen, en dit op grond van het beginsel van het verbod op rechtsmisbruik uit het Europees recht.

Het hof oordeelde dat de structuur was opgezet om het de Belgische holding mogelijk te maken om uitkeringen te doen aan de uiteindelijke begunstigden zonder inhouding van de roerende voorheffing. De niet fiscale motie ven die door de belastingplichtige naar voor werden gebracht werden door het hof van ta fel geveegd. Dit heeft namelijk geoordeeld dat de bewering dat dergelijke structuren behoren tot de dagelijkse consultancypraktijk van het financieel structureren van multinationals, op zich geen economische verantwoording levert voor alle verrichtingen. Het is opmerkelijk vast te stellen dat de intrede van de derde investeerder, volgens de Gentse rechters, wel een economische verklaring verstrekken voor de oprichting van een joint venture (in casu de Luxemburgse holding waarmee de investeer der heeft geïnvesteerd in 2012). Het is echter geen pertinente verantwoording: deze rechtvaardiging valt in het water wanneer de hol ding, zoals in casu, vervolgens wordt gebruikt als doorstroomvennootschap met de bedoeling om de winsten en interne meerwaarden binnen de groep belastingvrij te laten toekomen aan de uiteindelijke aandeelhouders.

Het oprichten van de holding in Luxemburg, terwijl de groep op dat moment daar geen enkele economische activiteit had en in het Groothertogdom geen substantie had heb ben ook de beslissing van het hof beïnvloed.

Dit arrest klinkt als een waarschuwing voor de verantwoordelijken van vennootschapsgroepen : zij hebben er meer dan ooit belang bij om de economische verantwoordingen van hun grensoverschrijdende handelingen goed te documenteren en te staven, in het bijzon der wanneer er een vrijstelling van roerende voorheffing wordt ingeroepen bij de betaling van dividenden (of interesten) aan een buitenlandse holding-(of financierings-)vennootschap.

Men moet dit voorzichtig aanpakken aangezien de fiscus goed uitgerust is om dergelijke constructies te bestrijden. Hij ontvangt niet alleen uitgebreide informatie aangeboden op een zilveren schoten van vanwege buitenlandse belastingadministraties, maar hij kan zich bovendien beroepen op steeds meer doeltreffende anti-misbruikmaatregelen om de betrokken structuren te bestrijden wan neer hij er kennis van krijgt. De boodschap van het hof van beroep van Gent is overduidelijk : hoewel een bepaalde fiscale bedrevenheid toegelaten is, mag ze bepaalde grenzen van redelijkheid niet overschrijden.

De fiscus heeft een veldslag gewonnen, maar niet de oorlog : er werd een cassatievoorziening ingesteld door de belastingplichtige. Deze zaak wordt vervolgd...

Mots clés

Articles recommandés

De fiscale spelregels voor een buitenlandse vaste inrichting?

Nieuwe EU-regels om verpakkingen te verminderen, te hergebruiken en te recyclen

Preferentiële oorsprong – informatienota over de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland