De Europese Centrale Bank (ECB) heeft enkele maanden geleden beslist om de depositorente stelselmatig te verhogen, om de inflatie in te dijken. De depositorente is de rente die banken krijgen wanneer ze hun overtollig spaargeld bij de ECB plaatsen. Als gevolg daarvan hebben heel wat banken de voorbije maanden beslist om de spaarrente op de gereglementeerde spaarrekeningen te verhogen. Elke bank neemt die beslissing individueel op basis van een risicoanalyse, en in lijn met haar commercieel beleid.
De banksector vervult een belangrijke maatschappelijke rol in de financiering van particulieren, bedrijven en overheid in België. Elke bank heeft een verschillend businessmodel en moet zelf haar risico analyse maken en inschatten welke spaarrente zij kan aanbieden. Een ondoordacht ingrijpen door de overheid in het delicate mechanisme van herfinanciering van banken kan de stabiliteit van de banksector grondig aantasten.
De spaarrente wordt immers niet enkel en alleen bepaald door de depositorente van de ECB. We mogen niet vergeten dat we uit een jarenlange periode van lage rente komen, waarbij de depositorente van de ECB zelfs negatief was. Enkele factoren die meespelen:
- De banken werden jarenlang (tussen juni 2014 en juli 2022) geconfronteerd met een negatieve depositorente bij de ECB, waarbij ze dus moesten betalen om hun deposito’s te plaatsen, terwijl in België wel steeds de minimumrente van 0,11% is blijven gelden. Het betreft een periode van 10 jaar waarbij deze minimumrente hoger lag dan de beleidsrente van de ECB. De Belgische spaarder heeft dus nooit een nulrente of negatieve rente gekend op de gereglementeerde spaarboekjes, in tegenstelling tot vele andere Europese spaarders.
- De hoogte van de spaarrente die een bank kan uitkeren wordt in grote mate bepaald door de rente die ze zelf ontvangt op haar uitstaande krediet- en obligatieportefeuille. Een lange periode van lage rente betekent ook dat de woonkredieten jarenlang aan bijzonder lage rentetarieven werden verleend. Een spaarrente wordt op korte termijn bepaald, maar een woonkrediet heeft een gemiddelde looptijd van 20 jaar. De kredietnemers, die kozen voor een vaste rentevoet, zullen dan ook voor een periode van 20 jaar een lage rentevoet kunnen genieten. België is één van de weinige landen in Europa waar zoveel kredieten met vaste rentevoeten (de laatste 13 jaar maken de kredieten aan vaste rente bijna systematisch meer dan 70% uit van de totale productie) voor zo’n lange looptijd worden verleend. Een systeem dat voor de kredietnemer bijdraagt tot financiële stabiliteit omdat hij niet onderhevig is aan de stijging van de rentevoeten. De banken dienen hiermee dus veel meer dan in andere landen rekening te houden met het renterisico in hun langetermijn-risicoanalyses.
- Het is bovendien niet correct om de rentes op het kortetermijnsparen één op één te vergelijken met de rentes op de recente productie van lange termijn woon- en ondernemingskredieten. Immers, de stijgende rente wordt toegepast op de gehele portefeuille van gereglementeerde spaartegoeden, terwijl dat niet geldt voor de kredietportefeuille. Het overgrote deel van de huidige portefeuille van woonkredieten is afkomstig uit de periode van 10 jaar waarbij lage rentes van toepassing waren (nieuwe productie en een grote herfinancieringsgolf in 2015-2016). Voor de lange termijn woon-en ondernemingskredieten wordt de hogere rente enkel toegepast op de nieuwe verstrekte kredieten. Concreet, de rentes op het spaarboekje worden toegepast op grote volumes (EUR 294 miljard aan gereglementeerde spaardeposito’s), terwijl de nieuwe productie kredieten beperkt is gebleven, en afgenomen de voorbije periode, mede door het beleid dat de ECB voert (EUR 7,2 miljard nieuwe productie sinds oktober 2022). De hogere rentetarieven op de nieuwe productie kredieten is dus beperkt in volume, tegenover het grote volume uitstaande spaardeposito’s in België. Om het even concreet te maken: er zijn ongeveer 300 miljard gereglementeerde deposito’s, elke verhoging van de rente met 10 basispunten op de spaartegoeden kost de sector bijna 300 miljoen euro. Een verhoging van 100 basispunten, 1%, op de spaartegoeden kost de sector 3 miljard euro.
- De bankentaksen in België liggen bijzonder hoog en worden ook bepaald op basis van de spaartegoeden. Dit geldt zowel voor de bijzondere bankenheffingen (JTK) als voor de recent verhoogde depositogarantie-bijdrage. Samen bedragen deze 24 basispunten, en dit loopt op tot 31 basispunten in 2025. Deze bedragen vloeien naar de begroting, en ze komen dus de overheid ten goede. Gezien de taksen geheven worden op de spaartegoeden worden deze heffingen van de overheid rechtstreeks van de spaarders afgeroomd ipv dat deze door de banken aan de spaarders worden uitgekeerd. Deze bijdragen werden bovendien recentelijk tijdens de voorbije twee begrotingsrondes door de regering verhoogd. Voor de DGS-bijdragen werd beslist deze tot een niveau van 1,8% van de gedekte deposito’s te brengen in België, terwijl men in Europa 0,8% nastreeft.
- En met de Belgische bankenheffingen is de kous nog niet af. Daarbovenop betalen de banken ook nog 14 basispunten als bijdrage voor het zogenaamde Single Resolution Fund (SRF, het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds). Daarmee komen we op een totale bijdrage van 38 basispunten op dit moment.
Stabiliteit banksector is primordiaal
Elke bank heeft een verschillend businessmodel en gelet op bovenstaande factoren is het belangrijk dat elke bank voor zichzelf een juiste inschatting kan maken van welke spaarrente zij kan aanbieden, rekening houdende met de nodige risicoanalyses op lange termijn. Het ondoordacht beperken van de mogelijkheid van banken om zelf die risicoanalyse te kunnen maken en in te schatten welke spaarrente kan worden geboden om een juist evenwicht tussen korte en lange termijn te bekomen, is contraproductief, en tast verregaand de stabiliteit van de banksector aan. Eventuele wettelijke initiatieven om de minimale spaarrente te bepalen zijn niet alleen een verregaande inmenging van de overheid in de markt, maar zullen ook de rol die de banken kunnen spelen in de economie aantasten. Het getuigt daarnaast van een weinig consistent overheidsbeleid om voor de begroting – en dus voor zichzelf - de bijdragen op de deposito’s van de banken aanzienlijk te verhogen, en anderzijds de banken te vragen meer spaarrente aan te bieden aan hun klanten.
We zijn gebaat bij een sterke en solide banksector, die bestand is tegen schokken, en zich maximaal ten dienste kan stellen van de gezinnen, de bedrijven en de overheid. De turbulentie in de financiële sector in de VS toont des te meer aan hoe belangrijk het is een gezonde banksector te hebben. De voorbije jaren hebben de Europese en in het bijzonder de Belgische banken zowel hun kapitaals- als hun liquiditeitspositie significant versterkt. Beiden worden opgebouwd vanuit de winstgevendheid van de financiële instellingen. Zoals de recente bankencrisis in de Verenigde Staten heeft getoond, is het van groot belang dat de banken een sterke liquiditeitsbuffer aanhouden om ten alle tijden geldafhalingen van hun depositohouders te kunnen invullen. Deze liquiditeitsbuffers worden, onder andere als wettelijke reserves, in cash aangehouden bij de ECB zonder dat deze vergoed worden.
Net zoals in de Covid gezondheidscrisis als tijdens de recente Oekraïnecrisis, hebben de banken meer dan hun rol gespeeld in het verstrekken van financiële ondersteuning voor gezinnen en bedrijven in nood. Deze hulp werd telkens mogelijk gemaakt vanuit de sterke kapitaals- en liquiditeitsbuffers van de financiële instellingen. Ook nu staan we voor heel wat uitdagingen, zoals de noodzakelijke transitie naar een meer duurzame samenleving, waarin de banksector een partner wil zijn van de overheid en de maatschappij. Een rol die ze enkel kan spelen wanneer ze zelf voldoende sterk en robuust is. Het wordt tijd dat de overheid ons ook echt als een partner beschouwt, en de maatschappelijke rol die de banken spelen, in het belang van de gezinnen, bedrijven en overheid, niet onderschat.
Febelfin roept de regering dan ook op om grondig te reflecteren over de impact van eventuele wettelijke initiatieven op de Belgische banksector, en in het verlengde de hele Belgische economie.