De uitbreiding van de onderzoeks-, aanslag en bewaartermijnen maakt deel uit van het tweede actieplan tegen fiscale en sociale fraude van minister van Financiën Vincent Van Peteghem, bevoegd voor de coördinatie van fraudebestrijding. Het plan werd eerder dit jaar goedgekeurd binnen de regering.
In het huidige systeem, kan de fiscus tot drie jaar teruggaan in de tijd voor gewone aangiftes, bij fraude tot zeven jaar en bij juridische constructies tien jaar.
Tien jaar wordt nu ook de norm voor fraude en voor complexe aangiftes. De basistermijn voor gewone aangiftes blijft drie jaar. De fiscus kan dus drie jaar teruggaan om aangiftes te controleren als er een onregelmatigheid opduikt en kan een belastingaanslag doen op die voorgaande jaren. Voor aangiftes die te laat of niet ingediend zijn, wordt de termijn vier jaar.
Ook komt er een nieuwe termijn van zes jaar voor enkele specifieke gevallen: ondernemingen die als gevolg van belangrijke grensoverschrijdende activiteiten vallen onder internationale rapporteringsverplichting zoals het lokaal dossier of een landenrapport ,. Zo krijgt enerzijds de fiscus meer tijd om ingewikkelde dossiers met bijvoorbeeld verrekenprijzen te onderzoeken, en beschikt ook de belastingplichtige over voldoende tijd om aangiften met ingewikkelde internationale aspecten te verdedigen.
Voor fraude wordt de termijn uitgebreid naar tien jaar in plaats van de huidige zeven jaar. Behalve de onderzoeks- en aanslagtermijnen wordt ook de bewaartermijn verlengd van zeven naar tien jaar. Gezien de digitalisering is dat volgens minister Van Peteghem geen extra administratieve last.
Met de uitbreiding van de onderzoekstermijn sluit ons systeem beter aan bij dat van de buurlanden. Ook worden grensoverschrijdende aangiftes van bedrijven alsmaar complexer. Met deze maatregel geven we de fiscus meer tijd en ruimte om fraude en andere onregelmatigheden op te sporen