Bedrijven die een fiscale visitatie (toegang tot gebouwen en/of computergegevens) zouden verhinderen, zouden hiertoe toch kunnen worden aangezet door het opleggen van een dwangsom.
Volgens de actuele wetgeving zijn bedrijven verplicht toegang te verlenen tot hun bedrijfslokalen (zogenaamde fiscale visitatie). Die medewerking kan echter niet manu militari afgedwongen worden. Andere drukkingsmiddelen kunnen wel uitgeoefend worden. Daar zou nu de dwangsom bijkomen.
Voorlopig weten we niets meer. In principe moet een rechter een dwangsom opleggen. Onder welke omstandigheden zal die dwangsom opgelegd kunnen worden? Hoe ver reikt het begrip “obstructie van het onderzoek”? Zal dit afhankelijk zijn van rechtbank tot rechtbank? Op welk tijdstip kan de rechter die dwangsom opleggen? Zal de fiscus de oplegging van een dwangsom aanvragen bij de rechter vooraleer de fiscale visitatie plaatsvindt (en hij dus nog helemaal niet weet of de belastingplichtige zijn medewerking zal verlenen of niet)? Of zal de fiscus dit pas kunnen aanvragen nadat is gebleken dat de belastingplichtige zijn medewerking niet verleent?
Het hoeft geen betoog dat de kracht van een fiscale visitatie zich in het verrassingseffect bevindt. De oplegging van een dwangsom lijkt de facto slechts mogelijk wanneer de belastingplichtige zonder gegronde reden de toegang tot de bedrijfslokalen heeft geweigerd. De oplegging van een dwangsom zonder een voorafgaand tegensprekelijk debat lijkt ons in rechte niet mogelijk.
De aanslagtermijn is de termijn waarbinnen een aanslag moet gevestigd worden. De onderzoekstermijn is de termijn waarbinnen de fiscus zijn onderzoek mag verrichten. Beide lopen in de meeste gevallen parallel.
Wanneer de fiscus een aangifte wil wijzigen, beschikt hij over meerdere aanslagtermijnen om dat te doen. De bekendste en meest gebruikte is de klassieke 3-jarige aanslag- en/of onderzoekstermijn. Daarnaast kan die termijn 7 jaar worden in geval van fraude. Ook andere, langere termijnen bestaan zoals bijvoorbeeld voor wat betreft onderzoeken gevoerd naar aanleiding van de internationale uitwisseling van gegevens.
Die driejarige termijn zou blijven bestaan, maar zou verlengd worden naar 4 jaar bij een laattijdige aangifte. Hoewel de term laattijdige aangifte relatief duidelijk zou moeten zijn, blijkt in de pers dat deze toch wordt gedefinieerd als een aangifte die niet werd “toegestaan” door de Administratie. Wat daarmee wordt bedoeld, blijft onduidelijk. Een aangifte die tijdig maar onjuist is, wordt de facto ook niet “toegestaan” door de Administratie. Wordt 4 jaar dan de “standaard” aanslag- en/of onderzoekstermijn?
De termijn van 7 jaar in geval van fraude zou dan weer opgetrokken worden naar 10 jaar. Dit wordt wel erg lang natuurlijk. Het weerhouden van redelijke aanslagtermijnen en de daarmee gepaard gaande rechtszekerheid is nochtans een essentieel element voor het functioneren van de rechtsstaat. Zo de fiscale administratie meent dat zij niet in staat is binnen deze termijn haar onderzoeken normaal te kunnen voeren, dan moet de Minister o.i. zijn verantwoordelijkheid nemen en de administratie meer middelen geven. De uitbreiding van de termijn zorgt enkel voor meer onzekerheid, een steeds moeilijkere bewijslast voor de belastingplichtige en zal aanleiding geven tot een langere bewaartermijn. Neem daar de achterstand bij in de fiscale rechtbanken en men constateert al snel dat de hogere rechtscolleges in dit land 20 tot 25 jaar na de feiten zullen kunnen oordelen…
Tevens zou dezelfde tienjarige termijn gelden voor “complexe aangiftes”. Wij begrijpen hieruit dat bij “complexe aangiftes” er dus helemaal geen sprake zou moeten zijn van fraude. Louter het feit dat het een complexe aangifte zou betreffen, zou betekenen dat de normale termijn 10 jaar bedraagt…? En wat is dan een dergelijke “complexe aangifte”?
De regering zou zelf verwijzen naar grensoverschrijdende dossiers met transfer pricing, internationale transacties en juridische constructies. Zeker de term internationale transacties is erg ruim: valt één internationale betaling naar bijvoorbeeld een leverancier in Nederland daar ook onder?
De Minister heeft al verklaard dat het begrip “complexe aangifte” nog een definitieve omschrijving vereist. Maar waar zal de grens liggen tussen een al dan niet “complexe aangifte”. O.i. zal er een eenzelfde discussie losbarsten zoals het geval was en is bij de definiëring van het strafrechtelijk begrip “ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd”.
Verder blijken ook nog andere maatregelen getroffen te worden in het kader van het UBO-register, de Common Reporting Standards (CRS) en voor frauduleuze onderaannemers. De aard van deze maatregelen blijft echter tot op heden onduidelijk. We wachten op meer informatie.
De maatregelen voorgesteld door de Minister van Financiën doen niet veel goeds verwachten voor de nabije toekomst. De laatste jaren stellen wij in de praktijk vast dat de discussies tussen de fiscale administratie en de belastingplichtige steeds bitsiger worden.
De vraag is in welke mate de wetgever hier nog de pen vasthoudt. Het zijn eerder de haviken binnen de fiscus die telkenmale hun gram halen. Iedere aanpassing doet meer en meer afbreuk aan de rechten van de belastingplichtige. Van pacificatie is al lang geen sprake meer, laat staan van een hernieuwd charter van de belastingplichtige… Ook de rechtspraak durft meer en meer de elementaire rechten van de burger terzijde te schuiven aangezien deze in de praktijk worden gewogen ten aanzien van de belangen van de Schatkist.
Bron: Cazimir, 15 april 2022