Het onderwerp van de belasting op meerwaarden komt telkens weer terug als “de pleister van Kuifje” in “De Zaak Zonnebloem”. In dit album is kapitein Haddock het centrale personage. Bij ons is het de Franstalige linkerzijde die, door de miljonairsbelasting als haar strijdpaard te gebruiken, de pleister van de meerwaarden heeft gecreëerd en doorgegeven aan Bart De Wever, die er blijkbaar niet vanaf lijkt te komen. Het probleem is echter allesbehalve politiek, en daarom proberen we het debat terug te brengen naar de fundamentele vragen: moeten meerwaarden worden belast?
Meerwaarde is geen inkomen. In tegenstelling tot wat veel politici beweren, is de meerwaarde eenvoudigweg het verschil tussen de dagwaarde en de aankoopwaarde. Wanneer dit verschil negatief is, spreken we van een minderwaarde.
Het is dus geen inkomen, want de waarde van een effect is niet zomaar een uitdrukking: het is niet neutraal. Het is een transactionele waarde, op een bepaald moment, wanneer men bereid is om de ruil te maken. Deze transactionele waarde omvat de kennis (verlicht of niet) van de koper met betrekking tot de waarde van de inkomsten uit het verleden en de toekomst van het bedrijf. Deze inkomsten zijn overigens al belast, aangezien ze al (of binnenkort) onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting en de roerende voorheffing.
Dan komt de centrale vraag: is de koper gemotiveerd om deze belofte van inkomsten te verwerven of niet, en bereid om de juiste prijs te betalen op het moment van aankoop, of zijn zijn bedoelingen anders? In dit laatste geval spreken we van speculatie, die kan worden berekend op basis van het voordeel dat voortvloeit uit die transactie.
De verklaring van een meerwaarde is des te begrijpelijker wanneer we ons richten tot beursgenoteerde bedrijven. In dat geval is de transactionele waarde bij aankoop en verkoop bekend. Het verschil berekenen is eenvoudig. In het beste geval kan de bank eenvoudig een bronheffing toepassen en wordt de fiscaliteit vloeiend en efficiënt.
Maar het probleem zit in de details: wat doen we met niet-genoteerde bedrijven? Wat doen we met minderwaarden? Wat doen we met transactiekosten of de TOB? Wat is het moment waarop de belasting verschuldigd is…?
Zodra het overwogen wordt, verandert de operatie waar sommigen zo naar verlangen in een nachtmerrie van beheer en controle, en lijkt het verwachte rendement misschien illusoir.
De illusie zou nog sterker kunnen worden als deze belasting op een ongeschikt moment zou worden ingevoerd. Stel dat we vandaag de meerwaarden zouden belasten op basis van hoge beurskoersen?
Iedereen weet dat de aandelenkoersen zelden zo hoog zijn geweest en dat we niet immuun zijn voor een ‘forse correctie’ waar iedereen bang voor is, maar die niemand ziet aankomen, afhankelijk van de beslissingen van de centrale banken, die de monetaire massa’s afwegen ten gunste van een theoretische stabiliteit. Daarom kan men denken dat het gekozen moment om een belasting op meerwaarden in te voeren ofwel rampzalig zou kunnen zijn voor de staat (hoge indices), ofwel voor de belastingbetaler (indices die net daarvoor gecorrigeerd zijn).
Als de belasting op meerwaarden geen inkomen is, maar men zich zorgen maakt over de verrijking die mogelijk door “speculanten” wordt verkregen, willen we dan in werkelijkheid niet deze speculatie belasten in plaats van de meerwaarden zelf?
En daar glimlachen wij fiscalisten. Want de belasting op speculatie is al voorzien in artikel 90 van het WIB/92. Waarom zou je het dan opnieuw uitvinden?
Ter herinnering, het beheer als een goede huisvader (en de daaruit voortvloeiende huidige vrijstelling) staat tegenover speculatie, die veronderstelt dat de belegger slechts een stabiel inkomen zoekt op basis van het geleidelijk verworven (en eerder belast) vermogen of door middel van successie/schenking. Dit inkomen wordt wel degelijk belast, en de transacties die hij doet zijn in principe gematigd, omdat hij niet jaagt op het inkomen uit mutaties, maar een redelijke basis van rendement zoekt. Daarom heeft de wetgever deze algemene vrijstelling ingevoerd, die voor iedereen goed te begrijpen is.
Uitgaande van deze bestaande basis, zou het alleen nodig zijn om te verduidelijken wat een belasting op speculatieve meerwaarden is. Een verduidelijking die we in een wetsartikel zouden kunnen opnemen, zoals al het geval is, bijvoorbeeld voor onroerende en niet-onroerende goederen. De perimeter (beursgenoteerde bedrijven) en de tijd (de periode tussen aankoop en verkoop) kunnen gemakkelijk worden gedefinieerd.
De politiek zou er goed aan doen om de bestaande fiscale mechanismen eenvoudigweg te laten functioneren door ze te verduidelijken en ervoor te zorgen dat ze eenvoudig worden toegepast. Dit doel kan worden bereikt door een onmiddellijke en bevrijdende belastingheffing op transacties te handhaven, zoals dat zou kunnen worden gedaan wanneer een transactie bijvoorbeeld binnen het jaar of het semester wordt uitgevoerd, met behulp van een ervaren tussenpersoon, zoals banken dat zijn.
Eenvoud? Maar zou dit woord niet ook een plaats moeten krijgen in een kleine gids voor het gebruik van de politiek?
Deze opinie werd ook gepubliceerd in L’Écho.