Voor de economische sector is het duidelijk dat de huidige minister van Financiën allesbehalve een minister is van economie en ondernemerschap. Sommigen beweren zelfs dat hij eigenlijk de minister is van de FOD Financiën en daarmee de minister van zijn ambtenaren. Opvallend, gezien de gemoedstoestand binnen de fiscus, want daar is de tevredenheid ver te zoeken.
Naar mijn mening is hij niet onschuldig aan de verslechtering van het ondernemingsklimaat. Zijn laatste verzoek om een studie naar “vervennootschappelijking” is hier een duidelijk voorbeeld van.
Laten we het nader bekijken.
Sinds ik in België woon, ben ik vertrouwd geraakt met de onwankelbare passie voor het “omzetten in vennootschappen.” Sommigen vinden dit legitiem, omdat het simpelweg een manier is om aansprakelijkheid te beperken en belastingen te matigen, terwijl anderen het afkeuren omdat het oneerlijk is ten opzichte van andere werkvormen. Deze tegenstelling is een realiteit die moeilijk neutraal te verdedigen is, afhankelijk van welke kant men kiest.
Maar het echte debat ligt elders: in de vraag of we een ondernemende samenleving willen of niet, en of we fiscaliteit willen inzetten om dat te stimuleren of af te remmen. De voorbeelden zijn talrijk. In België heeft de regering een hervorming doorgevoerd voor bedrijfswagens die elektrische fiscaliteit stimuleert. Resultaat: België behoort tot de top vijf in de OESO op dit gebied. Tegelijkertijd stort de automarkt in heel Europa in door de kosten van deze transitie, en sluiten logischerwijs onze autofabrieken. In Ierland, een eiland in de oceaan, koos men voor een lichte belastingdruk ten voordele van bedrijven. Resultaat: enorme groei en begrotingsoverschotten, want Ierland is een aantrekkelijke plek voor bedrijven. Ierland weet nu niet meer wat het met zijn geld moet doen…
Door een studie bij de FOD Financiën te bestellen, midden in de formatie van een nieuwe regering en terwijl hij enkel nog in lopende zaken zit, is minister Van Peteghem niet neutraal. Hij probeert koste wat het kost invloed uit te oefenen op het toekomstige akkoord “Arizona.” Deze aanpak is zijn handelsmerk: op de achtergrond strategisch spelen om “de trofeeën” binnen te halen – een klassiek politiek spelletje.
Maar wat voor ons, de kleine ondernemers en zelfstandigen, van belang is, is niet het politieke spel, maar het begrip van onze realiteit. Dat is de realiteit van risico, arbeid en vermoeidheid, tegenover een overheid die vaak ver afstaat van deze praktijk.
De studie naar “vervennootschappelijking” wordt uitgevoerd door de Hoge Raad van Financiën (HRF), een politiek geladen adviesorgaan. Niemand uit de economische sector zetelt daar zonder de goedkeuring van een politieke partij. De studie richt zich uitsluitend op de “last” van het “omzetten naar vennootschapsvorm,” zonder enige vermelding van de economische voordelen of effecten van dit systeem. Bovendien benadrukt de studie het ruimste optimalisatieschema en vergeet het alle niet-optimaliserende scenario’s (zoals ondernemingen met beperkte winsten zonder dividenduitkering, bedrijven die winsten jarenlang herinvesteren om groei te consolideren, bedrijven zonder toegang tot verlaagde tarieven, verlieslatende bedrijven, enz.). Er wordt geen melding gemaakt van andere studies die bijvoorbeeld het positieve effect van vennootschapsvorming op werkgelegenheid of het voordeel (los van fiscaliteit) van aansprakelijkheidsbeperking voor risicobereidheid hebben aangetoond.
Het rapport lijkt te suggereren dat de staat geld verliest door het toenemende aantal vennootschappen. Toch blijven de fiscale inkomsten uit zowel personen- als vennootschapsbelasting stijgen. De staat heeft een onverzadigbare eetlust en blijft vooral de inkomens van de middenklasse aantrekken. Dit resulteert in een verarming die in internationale studies wordt bevestigd. De middenklasse versterken is echter de beste manier om de levensstandaard te verhogen. Onze economie en het vermogen van België om op de financiële markten te lenen, zijn grotendeels te danken aan de welvaart van de (nieuwe) gepensioneerden en degenen die deze weg volgen. Nu is het zaak om de “volgenden” te stimuleren, hen in staat te stellen meer te verdienen, beter te sparen en duurzaam te consumeren.
De politieke wereld moet stoppen met deze strategische manoeuvres. Ze moet zich richten op objectieve elementen en rekening houden met de signalen van de laatste verkiezingen. De actoren van de economie zijn het beu. Er moet verlichting komen voor werkenden, zowel voor hen die het werk verrichten als voor hen die het stimuleren. Stop met het belasten van elk inkomensperspectief en stuur een positief signaal. Alleen zo kan de politiek zich stap voor stap verzoenen met de realiteit.
Volgend signaal? Dat onze politieke wereld in stilte onderhandelt, ver weg van de camera’s en in het belang van iedereen. Durven we die weddenschap aangaan?
Deze opinie werd ook gepubliceerd in La Libre.