Iedereen wordt geacht de wet te kennen! Echt waar?

We horen het vaak zeggen: ‘iedereen wordt geacht de wet te kennen’. Het klinkt bijna als een vonnis. Uitgesproken door ambtenaren met een universele kennis van zaken. Maar ook door magistraten, en dat is veel verontrustender.
Sommige rechterlijke uitspraken zijn overdreven streng. Neem nu het arrest van 6 april 2011. Daarin besloot een alwetende rechter dat ‘iedereen geacht wordt de wet te kennen en (dat) elke belastingplichtige gemakkelijk kan controleren, of kan laten controleren door zijn belastingadviseur, of zijn boekhouding volgens de regels wordt gevoerd’.


Dat is toch niet te geloven?


Nemo censetur ignorare legem, zei Aristoteles. Die zin werd opgenomen in de Code Napoléon in 1804, artikel 1, paragraaf 3 als 'De afkondiging van de Eerste Consul wordt verondersteld gekend te zijn in zijn departement’.


Dikke pech als u de wet niet kent. Want onwetendheid is dus geen excuus voor een overtreding van de wet.


Sterker nog, de wetgevende macht gaat ervan uit dat u een onweerlegbaar vermoeden van kennis hebt, vooral op fiscaal vlak. Terwijl geen enkele professional, zelfs niet de vlijtigste jurist, dit (kleine) rechtsgebied volledig beheerst ... Daarom ook schrapte de Franse wetgever de bewuste zin al in 1852 uit de wetgeving. ‘De eis om alle wetten te kennen, was irrationeel geworden.’


Hoog tijd om dit principe bij te stellen! Het kan toch niet zijn dat de bevolking alle wetten moet kennen. Je mag hoogstens verwachten dat de burger de wet kent die op hem van toepassing is voor de situatie waarin hij zich bevindt.


Maar is zelfs dat principe van gezond verstand nog van deze tijd? Sinds Portalis en zijn vrienden werden talrijke regionale, communautaire en internationale bepalingen toegevoegd. Met een exponentiële toename van het veronderstelde kennisvolume tot gevolg.


Een klein rekensommetje ter illustratie.


Het Belgisch Staatsblad publiceert meer dan 100.000 pagina's per jaar. Volgens de wettelijke arbeidstijd werken we per jaar gemiddeld 220 dagen van 7,5 uur. Dat zijn 99.000 minuten. Zelfs als u al uw werktijd besteedt aan het lezen van het Staatsblad, dan hebt u minder dan een minuut per pagina om alles te lezen en (onmiddellijk) de diepe betekenis te begrijpen. Dat is absurd! Is dit een denkbeeldige berekening? Dan is het ook een denkbeeldig juridisch gezegde. Dit principe is onmogelijk te realiseren.


Dat geldt zeker voor de hele wet. Maar nemen we het fiscaal recht onder de loep. In dit domein worden ruim duizend wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen per jaar gewijzigd. Dat zijn er bijna drie per dag. En dan hebben we het alleen nog maar over de directe belastingen, de btw, de regionale belastingen en de registratie- en successierechten. Een opgezwollen wetgeving, die volgens Benjamin Constant ‘de wetgevers verdeelt in twee kampen: zij die willen handelen, en zij die denken dat ze onmisbaar zijn’.


Franz Kafka schreef Het proces in 1925. Hij pleitte destijds voor wetten die ‘te allen tijde en voor iedereen toegankelijk zijn’. Dat is in de huidige samenleving en met onze complexe levensstijl geheel ondenkbaar. Maar dat mag geen excuus zijn voor de overheid om de kwaliteit van normatieve teksten te verwaarlozen.


Veel juridische teksten zijn van middelmatige kwaliteit. We gaan overhaast te werk, ten koste van de rechtszekerheid. Toch is die essentieel voor een wetgeving die wordt nageleefd door degenen voor wie ze bedoeld is.


Kijk naar de (laatste) hervorming van de wet op de vennootschapsbelasting. Deze reparatiewet (nee, hij heeft zijn naam niet gestolen) kwam zeven maanden later, bijna dag op dag, opnieuw uit. De reden? Het oorspronkelijke werk was zo abominabel slecht, dat bijna de helft van de artikelen werd herschreven.


‘Maar stop dan met de Fransen lastig te vallen! Er zijn te veel wetten, te veel teksten, te veel regels in dit land! We gaan eraan dood! Laat ze een beetje leven en je zult zien dat alles beter gaat! Geef ze rust! We moeten dit land bevrijden!’ *

(Georges Pompidou tegen Jacques Chirac, geciteerd door Thierry Desjardins in Arrêtez d'emmerder les Français, Plon, 2000, p. 11).

* FR : « Mais arrêtez donc d'emmerder les Français ! Il y a trop de lois, trop de textes, trop de règlements dans ce pays ! On en crève ! Laissez-les vivre un peu et vous verrez que tout ira mieux ! Foutez-leur la paix ! Il faut libérer ce pays ! "


We zijn het erover eens dat niemand de wet opzettelijk mag overtreden. Maar laten we alsjeblieft ophouden met deze onzin. En ervoor ijveren dat de toegankelijkheid en verstaanbaarheid van de wet (opnieuw) de belangrijkste bekommernis van de wetgever zijn. Het laatste woord is hierover allicht nog niet gezegd ...


Roland Rosoux
Bestuurder – wetenschappelijk directeur OECCBB

Mots clés