Het inschakelingscontract is een tewerkstellingsmaatregel die gericht is op jonge werkzoekenden die ver van de arbeidsmarkt afstaan. In deze impactanalyse wordt nagegaan of het inschakelingscontract de begunstigden daadwerkelijk in staat stelt een vaste baan te vinden. We maken gebruik van een duurmodel dat nadien gekoppeld is aan een dynamisch matchingmodel.
Het inschakelingscontract (IC) is een tewerkstellingsmaatregel die door Actiris in het Brussels Gewest is ingevoerd in 2016. Het gaat om een gesubsidieerd arbeidscontract van 12 maanden in de overheids- of non-profitsector, gericht op jonge werkzoekenden die ver van de arbeidsmarkt afstaan. Het doel van deze maatregel is de begunstigden de mogelijkheid te geven zich te integreren op de arbeidsmarkt via het verwerven van een eerste langdurige werkervaring. De beschrijvende analyse van de groep begunstigden toont dat de maatregel het doelpubliek bereikt.
Uit de analyse van het traject van de begunstigden blijkt dat hun inschakelingsgraad na de deelname vrij laag is. Het is moeilijk te bepalen of dit abnormaal is gezien de moeilijkheden die het doelpubliek van de maatregel ondervindt op de arbeidsmarkt. De beroepsinschakeling (of niet) van de ICbegunstigden kan worden bevorderd door hun deelname aan het IC, maar kan ook verband houden met andere factoren zoals hun studies, motivatie of de deelname aan een stage. In deze evaluatie bestaat de methode erin de niet-waargenomen situatie van de begunstigden zonder deelname te ramen en te vergelijken met de waargenomen situatie met deelname. In de evaluatie in deze nota wordt nagegaan of een deelname aan het IC inderdaad de kans vergroot dat de begunstigden een baan van minstens zes maanden vinden.
Uit onze analyse bleek dat het IC gemiddeld een negatieve impact heeft op de beroepsinschakeling van de begunstigden als de volledige groep wordt beschouwd. Deze maatregel verhoogt de kans op beroepsinschakeling wel aanzienlijk voor vrouwen die wonen in een wijk van de arme sikkel en/of met een niet-Europese nationaliteit.
In de analyse wordt rekening gehouden met het feit dat deelnemers mogelijk een baan hadden kunnen vinden in plaats van deel te nemen aan een IC. Dat effect wordt ‘locking-in-effect’ genoemd aangezien de begunstigden tijdens de deelname ‘vastzitten’ en niet (of minder) op zoek gaan naar ander werk. Aangetoond is dat dit locking-in-effect zeer aanwezig is voor het IC gezien de lange deelname en het feit dat weinig begunstigden hun deelname inkorten om een andere baan te starten.
De beperkte impact op de beroepsinschakeling van de begunstigden kan ook worden verklaard door het feit dat meer dan de helft van de IC's plaatsvindt in vzw’s die waarschijnlijk minder financiële middelen hebben om de begunstigden na hun deelname in dienst te nemen. In de gemeenten en OCMW's is de deelname aan het IC aanzienlijk doeltreffender. Dit is gedeeltelijk te danken aan het feit dat deze werkgevers de begunstigden aan het einde van het IC vaker in dienst nemen. Een groot deel van de begunstigden die na hun IC een baan vinden, worden effectief aangeworven door de werkgever bij wie ze hun IC hebben gedaan. Ook al kunnen wij niet weten of deze werkgevers van meet af aan de bedoeling hadden personeel in dienst te nemen, toch kunnen wij ervan uitgaan dat het IC aan een publiek dat verder van de arbeidsmarkt afstaat de mogelijkheid geeft een eerste werkervaring op te doen en eventueel langdurig in dienst te worden genomen binnen de organisatie waar het IC heeft plaatsgevonden.
Een andere mogelijke verklaring voor de beperkte impact is dat de deelname aan het IC de kans vergroot dat werkzoekenden na hun deelname recht op een werkloosheidsuitkering krijgen. In sommige wetenschappelijke artikelen wordt betoogd dat deze financiële zekerheid ervoor zou zorgen dat de motivatie van werkzoekenden om te solliciteren afneemt aan het einde van de steunmaatregel. In het kader van dit rapport kan deze conclusie echter niet worden getrokken.
Uit de analyse per opleidingsniveau bleek dat laaggeschoolde groepen minder gebaat zijn bij een ICdeelname dan hooggeschoolde groepen. Laaggeschoolde jongeren zijn nochtans oorspronkelijk de doelgroep van het IC. De literatuur over dit onderwerp suggereert dat ervaring in de overheids- of non-profitsector, die niet altijd beroepsgericht werkt, niet voldoende is voor een laaggeschoolde groep om door te stromen naar een vaste job.
De belangrijkste aanbeveling om de impact van het IC te vergroten is dus deze maatregel vaker een beroepsgerichte opleiding moet inhouden. Dit zou het springplankeffect van de deelname kunnen vergroten doordat de begunstigden naast de meer algemene vaardigheden die zij hebben verworven, ook de technische/specifieke vaardigheden bij een andere werkgever kunnen gebruiken. Uit de literatuur is gebleken hoe belangrijk deze factor is voor de doeltreffendheid van dergelijke tewerkstellingsmaatregelen en dat een beroepservaring op zich niet volstaat als ze niet kwalificerend is. Via deze component zou men de handhaving van de lange duur van het IC kunnen rechtvaardigen.
Aangezien de doelgroep van het IC ver van de arbeidsmarkt afstaat, zijn de jongeren zich wellicht niet altijd bewust van de stappen die nodig zijn om een baan te vinden en zouden ze de kans kunnen mislopen om de positieve impact van hun deelname aan de maatregel te benutten. Om het locking-ineffect van het IC te verminderen, zou voor het einde van de deelname aan de maatregel, het zoeken naar een andere langdurige baan kunnen worden aangemoedigd of begeleid. Een opvolging door de adviseurs van Actiris (of een andere actor zoals een ‘Mission locale’) zou in dit verband eveneens nuttig kunnen zijn.
Voor de non-profitsector kan het aanbieden van kwalificerende opleidingen voor IC-begunstigden moeilijk zijn, gezien de vaak beperkte inkomsten en personeelsmiddelen. Door in het IC-contract een deel van de uren te reserveren voor externe opleidingen, bijvoorbeeld bij Bruxelles Formation, zouden de vzw’s kunnen worden ontlast en zou de ‘knowhow’ van de IC-begunstigden globaal kunnen worden verbeterd.
Bron: Federaal Planbureau