Jacht op fiscale fraude niveau hoger getild: fiscus versterkt federale politie in gemengde onderzoeksteams

Minister van Financiën, Vincent van Peteghem, kondigde bij zijn beleidsverklaring in 2020 aan dat hij belastinginspecteurs en politiespeurders weer wil laten samenwerken aan grote fraudedossiers.[1] Een wetsontwerp van 3 februari 2022 voorziet nu dat beiden deel kunnen nemen aan gemengde gespecialiseerde onderzoeksteams, ook wel MOTEM’s genoemd.[2]

Het wetsontwerp hangt vandaag nog in het parlement. Hieronder vatten wij samen wat deze teams precies inhouden.

Gemengde onderzoeksteams (MOTEM’s)?

Sinds 2014 bestaat de mogelijkheid om “gemengde gespecialiseerde onderzoeksteams” op te zetten voor het opsporen en onderzoeken van georganiseerde en financiële criminaliteit, fiscale en sociale fraude, en informaticacriminaliteit. Deze gemengde onderzoeksteams of MOTEM’s bestaan uit onderzoekers van de federale gerechtelijke politie en ambtenaren met een specifieke expertise. Zo werd er op 12 november 2019 een MOTEM-akkoord afgesloten voor de samenwerking tussen de federale politie en de sociale inspecties bij het opsporen van sociale fraude. Een samenwerking met fiscale ambtenaren bleef voorlopig echter uit.

Conflict met het verbod op actieve medewerking van fiscus aan strafonderzoek

In de jaren ‘80 assisteerden fiscale ambtenaren regelmatig bij strafonderzoeken. Aangezien de samenwerking tussen de fiscus en de parketten leidde tot duidelijke wantoestanden, werd bij Wet van 4 augustus 1986 het Charter van de Belastingplichtige ingevoerd. Dit Charter zorgde er o.a. voor dat belastingambtenaren niet meer mochten deelnemen aan een strafonderzoek, behalve als getuige, op straffe van nietigheid van de akte. De actieve assistentie van een belastingambtenaar tijdens bv. een strafrechtelijke huiszoeking werd aldus verboden.

Dit verbod vindt men terug in artikel 463 van het Wetboek inkomstenbelastingen 1992 en artikel 74bis van het BTW Wetboek. Deze artikelen voorzien echter meteen ook in uitzonderingen op het voormelde verbod. Zo kunnen reeds lange tijd fiscale ambtenaren gedetacheerd worden naar het openbaar ministerie of de federale politie en kunnen zij deelnemen aan het zogenaamde una via-overleg met parket en politie (art. 29, §3 en 4 Sv., zie nieuwsbrief van collega C. Van houte van 7 december 2020), t.w. het overleg waarbij bepaald wordt of een zaak van “ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd” best wordt afgehandeld via administratieve dan wel strafrechtelijke weg.

Wetsontwerp 3 februari 2022: uitzondering op verbod

De Minister van Financiën wou hier aldus nog een uitzondering aan toevoegen en fiscale ambtenaren ook laten deelnemen aan MOTEM’s. Een wetswijziging drong zich op. Het wetsontwerp van 3 februari 2022 houdende diverse fiscale bepalingen en fraudebestrijding voorziet dat minimum 25 fiscale ambtenaren de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie verkrijgen. Hierdoor kunnen zij onder leiding en toezicht van het openbaar ministerie bijstand verlenen in het strafrechtelijk onderzoek, bijvoorbeeld door actief deel te nemen aan huiszoekingen, verhoren, of de analyse van inbeslaggenomen gegevens. De BBI vormt, gelet op de toegewezen opdracht inzake de bestrijding van fiscale fraude – binnen de fiscale administratie, de meest logische partner hiervoor. De betrokken ambtenaren mogen echter geen bijstand verlenen aan een MOTEM voor zover zij betrokken zijn in een lopend administratief onderzoek waarop het strafonderzoek (gevoerd via het MOTEM) betrekking heeft.

De krachtlijnen van de samenwerking binnen deze MOTEM’s zijn de volgende:

  • De bevoegdheid van deze ambtenaren strekt zich uit tot het opsporen en vaststellen van inbreuken inzake directe belastingen en BTW en feiten van witwas. De prioriteit ligt wel bij de zogenaamde “ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd” en de strijd tegen georganiseerde criminaliteit.

  • Het Openbaar Ministerie beslist of en hoe in een bepaald strafonderzoek gebruik gemaakt wordt van een MOTEM. De samenstelling van de MOTEM kan besproken worden tijdens het hogervermelde una via-overleg.

  • De terbeschikkingstelling van fiscale ambtenaren voor deelname aan de MOTEM’s zou tijdelijk en ad hoc zijn. Het is de bedoeling om in functie van het onderzoek de ambtenaar met de meeste expertise op dit domein tijdelijk naar de MOTEM te sturen. Zo zou bijvoorbeeld voor een strafonderzoek naar een BTW-carrousel een BTW-specialist deelnemen.

  • Belangrijk is dat het wetsontwerp uitdrukkelijk voorziet dat de bewijselementen die de fiscale ambtenaren als lid van een MOTEM vergaren, gebruikt kunnen worden voor zowel het strafrechtelijke onderzoek als voor het bepalen van de belastingschuld. Door het gebruik van MOTEM’s kan de fiscale en strafrechtelijke bewijsgaring immers voortaan gebundeld worden – hetgeen het sluitstuk zou moeten vormen van een volwaardige una via-regeling. Overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moeten het administratief en strafrechtelijk onderzoek immers zo veel als mogelijk op elkaar aansluiten. Of dit wetsontwerp – in het licht van de voormelde Europese rechtspraak – in de praktijk steeds zal leiden tot een gewenst resultaat is maar de vraag. Niettemin moet het Openbaar Ministerie nog steeds toestemming geven om de gegevens uit het strafdossier te gebruiken voor belastingdoeleinden (artikel 29 Sv.).

Het Charter van de belastingplichtige wordt uitgehold

Het hoeft geen betoog dat de wijzigingen tot doel hebben de slagkracht van de strijd tegen fiscale fraude te verhogen. Deze evolutie holt echter het (door de wettelijke uitzonderingen reeds afgezwakte) Charter van de Belastingplichtige verder uit en staat op gespannen voet met de scheiding der machten. De vrees voor wantoestanden – waarvoor/waardoor het Charter van de belastingplichtige initieel werd ingevoerd – is nog steeds actueel. Er moet o.a. gewaakt worden over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de objectiviteit waarmee zij verzameld worden. De schending van de artikelen 463 van het Wetboek inkomstenbelastingen 1992 en 74bis van het BTW Wetboek blijft nog steeds op straffe van nietigheid van de akte van de rechtspleging voorgeschreven.

Eens te meer dient de belastingplichtige geïnformeerd te worden over zijn rechten en plichten in het kader van een onderzoek.

[1] Parl.St. Kamer 2020-21, nr. 55-1610/9, 8-9; https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/federaal/belastinginspecteurs-gaan-na-decennia-weer-samenwerken-met-politiespeurders/10284970.html; https://vanpeteghem.belgium.be/nl/belastinginspecteurs-en-politiespeurders-gaan-weer-samenwerken-aan-grote-fraudedossiers.

[2] Parl. St. Kamer 2021-2022, nr. 55-2472/1.


Voor meer informatie en begeleiding van uw dossier kan u terecht bij:

Ben Van Vlierden – Partner (ben.vanvlierden@tiberghien.com)

Vincent Vercauteren – Partner (vincent.vercauteren@tiberghien.com)

Christophe Dillen – Counsel (christophe.dillen@tiberghien.com)

Ellen Vandingenen – Senior Associate (ellen.vandingenen@tiberghien.com)

Stevo Gatsos – Associate (stevo.gatsos@tiberghien.com)

Ana Laura Claes – Associate (analaura.claes@tiberghien.com)


Bron: Tiberghien, februari 2022

Mots clés

Articles recommandés

Waarom de forfaitaire VAA’s absoluut niet mogen worden afgeschaft!

AANGEPAST MASP-TIMEFRAME

E-facturering - lijst met conforme softwareoplossingen gepubliceerd