Wie met fiscaliteit begaan is, kon er de afgelopen week niet naast kijken. De Finse energiegroep Fortum wint een procedure met een belang van 200 miljoen euro tegen de Belgische fiscus. Waarom is dit nieuws en wat heeft dit met de titel van deze bijdrage te maken?
De Finse Fortum-groep heeft in 2009 een Belgische groepsfinancieringsvennootschap (BelCo) opgezet. BelCo kreeg een monsterlening van 3 miljard euro van de Finse moedervennootschap. Dat geld leende BelCo op zijn beurt uit aan een Zweedse groepsvennootschap (SwedCo) die er de aankoop van aandelen in een Russische doelvennootschap mee financierde. In verschillende stapjes zette de Finse moeder de lening aan BelCo om in kapitaal (eigen vermogen). BelCo begon rente te ontvangen van SwedCo op de verstrekte leningen. Van die rente trok BelCo, in haar Belgische belastingaangifte, de zgn. notionele interest af. Dat is een fictieve interestaftrek die in 2005 werd ingevoerd om België aantrekkelijk te maken voor groepsfinancieringsactiviteiten. Dankzij die notionele interest hoefde BelCo in 2009 slechts vennootschapsbelasting te betalen op 22,75 miljoen euro in plaats van op de volle 92,75 miljoen euro rente die het van SwedCo had ontvangen.
Vanaf 2006 is de Belgische overheid is in financiële centra overal ter wereld reclame gaan maken voor de notionele interest. Er is zelfs een speciale “cel” binnen de FOD Financiën die reclame maakt voor fiscaal gunstig investeren in België (zie hier). De website van Financiën prijst tot op vandaag de notionele interest aan als een belangrijke factor voor multinationale ondernemingen om hun financieringsactiviteiten in België te vestigen (zie hier).
Toch was de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) — zeg maar de Special Forces van Financiën die de grote en agressieve fiscale fraude bestrijden — van mening dat Fortum en BelCo geen recht hadden op de notionele interestaftrek. In het kort gezegd, kwam het erop neer dat Fortum de financiering van de Russische acquisitie artificieel had omgeleid via België met als enig doel gebruik te maken van de notionele interest.
Fortum legde zich niet neer bij het standpunt van de BBI en trok naar de rechter. De eerste rechter volgde het standpunt van de BBI, het hof van beroep gaf Fortum gelijk, het Hof van Cassatie verbrak dat arrest en stuurde de zaak naar een tweede hof van beroep en dat gaf afgelopen week Fortum gelijk. Het arrest is nog niet publiek gemaakt maar ongetwijfeld komt de redenering van het tweede hof van beroep erop neer dat de notionele interest gecreëerd werd voor dit soort activiteiten zodat het Fortum niet verweten kan worden dat het daarvan gebruik gemaakt heeft. De BBI kan nog een tweede keer in cassatie gaan maar zo ver is het nog niet.
Uiteraard moeten de fiscale wetten correct toegepast worden, wij pleiten niet voor het omgekeerde. Integendeel. Het probleem met de Fortum-zaak is dat de Belgische Staat — waarvan de BBI een agentschap is — zich gekeerd heeft tegen een partij die precies deed wat diezelfde Belgische Staat wilde aanmoedigen met de creatie van de notionele interest in 2005. Voor een goed begrip: noch de EU, noch de OESO bekritiseren de notionele interest als oneerlijke fiscale concurrentie of staatssteun. Integendeel, de EU vindt dat wanneer de vennootschapsbelasting in de EU meer geharmoniseerd zou worden, iedere lidstaat een dergelijk regime zou mogen hebben.
Het moet niet de eerste bezorgdheid zijn van de BBI om zich te bekommeren om de reputatie van België bij multinationale of buitenlandse bedrijven. Maar de BBI hoort wel te weten dat dit soort acties een groot gevaar inhouden. Indien de BBI uiteindelijk ongelijk krijgt van de rechter, straalt deze actie uitermate negatief af op de reputatie van België als betrouwbare jurisdictie voor internationaal zakendoen. En de BBI had behoren te weten dat haar kans op succes in deze zaak hooguit fifty-fifty was. Zij heeft dus een zeer groot risico genomen door deze zaak tot in cassatie te laten gaan.
Indien de Fortum-zaak een alleenstaand geval was, zou ik er niet over schrijven. Helaas … .
België kan gemakkelijk bedrijven en investeerders aantrekken om in ons land te investeren en jobs jobs jobs te creëren en dit zonder bijkomende gaten in de begroting te slaan. Het volstaat dat de top van de fiscale administratie zijn troepen in het gelid houdt en de attitude ten aanzien van deze bedrijven en investeerders herziet. In plaats van hen als fraudeurs en fiscale misbruikers te zien, moet men hen als klanten zien. Klanten betalen een prijs en wensen daarvoor een degelijke dienstverlening in ruil te krijgen. Stel u voor dat Netflix u de toegang tot zijn platform weigert nadat u uw abonnementsgeld betaald heeft met als argument: “Wij stellen vast dat u 6 uur per dag met het hele gezin naar onze series kijkt, dat vinden wij misbruik en daarom sluiten wij u af van onze dienstverlening maar we houden wel uw abonnementsgeld”.
Bron: Linkedin