Zeer recentelijk sprak een Frans hof zich voor het eerst uit over de heffingsbevoegdheid bij een meerwaarde gerealiseerd op de aandelen van een Franse SCI. Er wordt niet alleen klaarheid geschapen, dit arrest is tevens (nu nog) gunstig voor de Belgische verkopers.
Omwille van diens translucide statuut, wordt er al jarenlang gebikkeld in Frankrijk én in België omtrent de taxatie van inkomsten (en successierechten) van/uit een Franse SCI. Voor fiscale doeleinden wordt een SCI in Frankrijk als semi-transparant beschouwd: enerzijds worden de aandeelhouders belast alsof ze rechtstreeks het - onderliggend - onroerend goed bezitten, anderzijds heeft de SCI volkomen rechtspersoonlijkheid en moet zij een individuele fiscale aangifte indienen.(1) Omwille van de rechtspersoonlijkheid van de SCI erkent het Belgisch fiscaal recht diens fiscale transparantie niet.
De tribunal administratif de Montreuil kreeg volgende casus voorgeschoteld: een Belgisch rijksinwoner verkocht de aandelen van een SCI, waarin zich Frans vastgoed bevond. De Franse belastingadministratie belastte dit als een meerwaarde op een onroerend goed (belast tegen een tarief van 19% alsook (thans) sociale belastingen van 7,5%) én dus niet als een meerwaarde op aandelen. De belastingplichtige kon niet instemmen met deze taxatie en de zaak werd voorgelegd aan het hof.
Artikel 3, §4 van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag wijst de heffingsbevoegdheid inzake de meerwaarde op vastgoed toe aan de staat waarin het betreffende onroerend goed gelegen is (in casu Frankrijk). Meerwaarden op aandelen daarentegen vallen onder de restcategorie: zij behoren tot geen van de specifieke verdragsartikelen. Artikel 18 van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag wijst de heffingsbevoegdheid hierover toe aan de woonstaat: de staat waarvan de persoon die de inkomsten realiseert inwoner is (in casu België). Het belang voor de Franse fiscus om de meerwaarden te koppelen aan ‘vastgoed’ is aldus duidelijk.
Het Franse belastingrecht kijkt door vastgoedvennootschappen, zeker bij een translucide SCI. Vennootschappen waarvan de waarde voor meer dan 50% bestaat uit Frans vastgoed, worden volgens de fiscale wetgeving als een onroerend goed behandeld (o.a. op het vlak van registratierechten en meerwaardebelasting).
In het verleden kwalificeerde de Franse belastingadministratie de aandelen van een Monegaskische SCI met Frans vastgoed reeds als Franse situsgoederen voor successiedoeleinden. Toen floot het Franse Hof van Cassatie de Franse fiscus al terug.(2) De aandelen moesten als ‘roerend’ worden beschouwd, conform het gemeen recht.
Ook hier hield de tribunal administratif de Montreuil rekening met de gemeenrechtelijke kwalificatie van aandelen van een vennootschap. Het dubbelbelastingverdrag primeert immers ten opzichte van het Frans nationaal recht. Aangezien er in casu geen meerwaarde op vastgoed werd gerealiseerd, maakte het Franse hof toepassing van artikel 18 van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag. Het oordeelde dat België heffingsbevoegd is. Het Belgische Wetboek van de Inkomstenbelastingen voorziet slechts in een taxatie van meerwaarden wanneer zij niet als een normale verrichting van het beheer van het privévermogen wordt beschouwd (en waarvan de fiscus de bewijslast draagt). Veelal is de meerwaarde aldus vrijgesteld van belasting.
Van belang is dat de Franse belastingadministratie heeft berust in deze beslissing.
Ten slotte moet hierbij wel een caveat gemaakt worden. Het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag maakt al enige tijd het voorwerp van heronderhandelingen uit. Quasi zeker is dat de heffingsbevoegdheid bij meerwaarden op aandelen van een vastgoedvennootschap overeenkomstig het heronderhandelde verdrag zal toekomen aan de staat waar dat vastgoed gelegen is (zoals ook is voorzien in het vernieuwde OESO-modelverdrag). Eens het vernieuwde verdrag in werking is, zal op meerwaarden op aandelen van een SCI (met Frans vastgoed) Franse meerwaardebelasting verschuldigd zijn, alsook eventueel Belgische meerwaardebelasting indien een nieuwe regering daartoe zou beslissen…
(1) In sommige gevallen is de SCI verplicht vennootschapsbelasting verschuldigd (bijv. bij gemeubelde verhuur). Bovendien kan zij hiervoor ook vrijwillig opteren.
(2) Franse Hof van Cassatie, 2 oktober 2015. Zie ook hier.
Bron: Cazimir