In Europa zijn er nog vier landen “economisch-communistische”, dat zijn landen waar de overheidsinvloed in de economie groter is dan die van de private sector. Het betreft Denemarken, Finland, België en Frankrijk. De eerste twee landen hebben echter vertrouwen – 80% van de Finnen en 78% van de Denen – in de manier waarop de overheid hun geld gebruikt. Bij de Belgen en Fransen bedraagt het vertrouwen respectievelijk slechts 27% en 22%. Vertrouwen heeft dus niet alleen te maken met het niveau van de overheidsuitgaven, maar ook met hun efficiëntie. Onderwijs, bescherming, veiligheid, gezondheidszorg kunnen een prijs hebben als de burger voelt dat hij of zij voldoende waarde krijgt voor het publieke geld.
Hoewel het erg moeilijk is om te meten de efficiëntie, is het antwoord op deze vraag toch vrij duidelijk. Welke methode ook wordt gebruikt om de (in)efficiëntie te berekenen – de methode van de ECB, van de NBB, van de Wereldbank of van de competitiviteitsindex – alle concluderen dat België, samen met Frankrijk, onderaan het peloton bungelt wat betreft efficiëntie. Het is ook interessant om vast te stellen dat er geen significante regionale verschillen zijn in België. Finland en Denemarken scoren in alle metingen hoog op efficiëntie. Er lijkt dus een sterke correlatie te zijn tussen de efficiëntie van de overheidsuitgaven en het vertrouwen in de regering.
De kritische lezer kan nu beweren dat efficiëntie niet zo belangrijk is voor een regering. Welnu, studies tonen aan dat de efficiëntie van het bestuur een van de belangrijkste determinanten is voor de competitiviteit van een regio, veel belangrijker dan bijvoorbeeld subsidies. Ter illustratie: als men in Brussel gemiddeld zeven jaar moet wachten op een bouwvergunning, is dat niet echt stimulerend voor investeerders.
De Belgische inefficiëntie heeft verschillende oorzaken. Ten eerste, hoe zwaarder en groter de administratie, hoe groter de kans dat ze inefficiënt is. Ten tweede, de slecht ontworpen regionalisering, zowel gebaseerd op regionale als communautaire logica, heeft meer geleid tot een bord spaghetti, met overlappende bevoegdheden, dan tot een mooie lasagne waarbij elk niveau duidelijk afgebakende bevoegdheden zou hebben. Ten derde, de overdreven cultuur van de kabinetten impliceert een overlapping tussen deze kabinetten en de administratie, en leidt tot een inflatie van de bureaucratie. Het aantal ambtenaren, uitgedrukt als percentage van de totale beroepsbevolking, behoort tot de hoogste van de omringende landen. En ik heb het nog niet eens gehad over de benoeming voor het leven van ambtenaren, schadelijk voor de efficiëntie, waarvan de geleidelijke afschaffing, voorzien in het zomerakkoord, minstens een generatie in beslag zal nemen.
HEBBEN WIJ IN BELGIË NIET DRINGEND EEN DOGE NODIG? OF KLINKT DAT TE TRUMPIES?
Administraties efficiënt maken zou gigantische besparingen met zich meebrengen. De kosten van de Belgische overheidsadministratie bedroegen in 2024 ongeveer 78,8 miljard euro, wat overeenkomt met 550 euro per inwoner per maand. Gigantisch! Bovendien slokken zij, met 18% van de beroepsbevolking, 40% van de totale pensioenkas op.
De inefficiëntie van de administratie betekent niet per se dat ambtenaren lui of inefficiënt zijn. Maar als verschillende ambtenaren op verschillende niveaus hetzelfde werk doen en opnieuw doen, dan is het systeem inefficiënt. Of, om af te sluiten met de woorden van Peter Drucker: “Er is niets zo nutteloos als iets efficiënt doen dat absoluut niet gedaan zou moeten worden.” Hebben wij in België niet dringend een DOGE (department of government efficiency) nodig? Of klinkt dat te trumpies?