Na de spectaculaire opstoot van de inflatie in 2022 en de al even spectaculaire afkoeling in 2023, schommelt de inflatie sinds het begin van het jaar tussen 3 en 4%.
Dat blijft duidelijk hoger dan normaal, maar daar zal stilaan verandering in gaan komen.
De hoger dan normale inflatie in de voorbije maanden had vooral te maken met de impact van de eerdere opstoot van de energieprijzen doorheen de hele economie, o.m. de doorrekening in de dienstensectoren. Die beweging is ondertussen grotendeels achter de rug, terwijl de energieprijzen de jongste twee jaar relatief stabiel bleven (en de marktverwachtingen gaan ervan uit dat daar niet meteen verandering in komt).
Volgens de nieuwste raming van het Planbureau (op basis van de huidige marktverwachtingen voor energieprijzen en wisselkoersen) blijft de inflatie tot eind dit jaar hangen rond de huidige niveaus, waarna er een duidelijke afkoeling volgt in de loop van 2025. Zonder nieuwe verrassingen zou de inflatie in de tweede helft van volgend jaar eerder rond 1,5% schommelen.
Op jaarbasis zou de inflatie daarmee uitkomen op gemiddeld 3,2% in 2024 en 1,9% in 2025. Na de volatiliteit van de voorbije jaren zou de inflatie daarmee voor het eerst sinds 2019 terug aanknopen met relatief normale niveaus (net onder 2%). Dat in de veronderstelling dat er geen nieuwe onverwachte schokken opduiken.
De inflatiecijfers hebben uiteraard directe implicaties voor de loonindexering. Dit jaar valt dus opnieuw een gevoelig hoger dan normale indexering te verwachten, met daarna een zekere normalisering in 2025. De jongste vooruitzichten van het Planbureau suggereren de volgende indexeringen voor 2024-2025 (afhankelijk van het gevolgde indexeringspatroon):
Die cijfers zijn op basis van de huidige inflatievooruitzichten die op hun beurt gebaseerd zijn op de huidige marktverwachtingen voor de grondstoffenprijzen. Nieuwe verrassingen kunnen dit plaatje uiteraard veranderen.
Uit onze regelmatige enquêtes bij Vlaamse ondernemers komen de loonkosten de jongste jaren systematisch terug als één van de belangrijkste bezorgdheden. Met opnieuw een stevige indexering erbovenop in 2024 zal dat ongetwijfeld nog wel een tijd zo blijven. In 2023 zaten we in de private sector met de vierde hoogste loonkosten (na Luxemburg, Noorwegen en Denemarken) van Europa. De uurloonkosten in de private sector liggen in België 11% hoger dan gemiddeld in de buurlanden, en 32% hoger dan gemiddeld in de Eurozone. In de maakindustrie hebben we zelfs de tweede hoogste loonkosten van Europa (na Denemarken). De loonkosten blijven dus uitdagend voor grote delen van de Belgische bedrijfswereld.
In de lopende regeringsonderhandelingen lijkt dit ondertussen maar heel beperkt aan bod te komen.
Er is wel sprake van een belangrijke lastenverlaging op arbeid, maar die zou voor het grootste deel gericht worden op de werknemers (in het kader van ‘werken moet meer lonen’). In het voorstel van fiscale hervorming zat ook een verlaging van de werkgeversbijdragen, maar voor een vrij beperkt bedrag. Daarnaast lijken er amper plannen te zijn om de loonvorming bij te sturen.
Er is enkel sprake van een aanpassing van de indexering bij uitzonderlijk hoge inflatie. Ondertussen moet een correcte toepassing van de loonnorm ervoor zorgen dat de loonstijgingen bij ons de komende jaren kleiner blijven dan die in de buurlanden, om op die manier de ontstane loonhandicap geleidelijk terug weg te werken.
Dat blijft een traag proces waarbij Belgische bedrijven wel bij elke inflatieopstoot geruime tijd geconfronteerd worden met een oplopende loonhandicap.
Ook met de partijen die nu rond de tafel zitten om een nieuwe regering te vormen, lijkt er weinig of geen animo om onze loonvorming echt te hertekenen.