Nu de internationale gegevensuitwisseling op volle toeren draait, kan de niet-aangifte van buitenlandse roerende inkomsten en/of buitenlandse rekeningen zeer eenvoudig worden opgespoord door de Belgische fiscus.
Binnen dit kader ontvangen alsmaar meer belastingplichtigen een vraag om inlichtingen die dan kan resulteren in een fiscale navordering. Deze fiscale navordering gaat in de praktijk steevast gepaard een belastingverhoging van 50%, hetgeen het oogmerk om de belastingen te ontduiken (en dus kwaad opzet) veronderstelt.
De bewijslast voor dit kwaad opzet ligt bij de fiscus.
Veelal maakt de fiscus in dergelijke dossiers gebruik van een standaardargumentatie waarbij wordt verwezen naar “het mechanisme waarbij kapitalen naar het buitenland werden gebracht zonder er de opbrengsten van aan te geven”. In dergelijke omstandigheden werd een belastingverhoging van 50% reeds bevestigd door de Rechtbank te Namen in een vonnis van 14 maart 2013.
Indien de fiscus zich echter beperkt tot deze standaardargumentatie zonder in concreto aan te tonen dat de belastingplichtige zich in een dergelijke situatie bevindt, vervult zij de op haar rustende bewijslast niet (Rb. Antwerpen, afd. Antwerpen 3 mei 2021, A.R. 20/1393/A).
In een nieuw arrest bevestigt ook het Hof van Beroep van Gent dat deze bewijslast ernstig moet worden genomen (Gent 13 juni 2023, 2022/AR/628). De redenering die door het Hof wordt gebruikt, zal bovendien bruikbaar zijn in talrijke andere dossiers.
Concreet hadden de belastingplichtigen net een fiscale regularisatie van hun niet-aangegeven buitenlandse roerende inkomsten afgerond. Tijdens de navolgende jaren hadden zij zich evenwel beperkt tot de vermelding van de buitenlandse bankrekening in de belastingaangifte.
Deze elementen werden door de fiscus weerhouden als bewijs van het kwaad opzet.
Het Hof volgt de belastingplichtigen echter in hun verdediging dat de vermelding van de buitenlandse bankrekening net in hun voordeel pleit. Indien men de bedoeling had om de belasting te ontduiken, waarom zou men dan wel melding maken van deze buitenlandse bankrekening ?
Maar veel belangrijker is dat het Hof aanvaardt dat de belastingplichtigen zich mogelijks niet bewust waren van de aangifteplicht van de buitenlandse roerende inkomsten in de Belgische aangifte, mede gelet op het feit dat deze inkomsten in eerste instantie belastbaar zijn in het buitenland.
Het Hof erkent m.a.w. dat de fiscale regelgeving niet altijd even duidelijk is en geeft de belastingplichtigen het voordeel van de twijfel indien zij zich vergissen bij de toepassing ervan.
Een dergelijk positief uitgangspunt moet worden toegejuicht.
Dit arrest toont opnieuw aan dat het voor belastingplichtigen de moeite loont om zich te verzetten tegen een belastingverhoging van 50%.
Pieterjan Smeyers
Advocaat-vennoot
Bloom Law Firm