Niet-preferentiële of economische oorsprong van goederen bij invoer : update circulaire 2020/C/142

Naar aanleiding van de publicatie van Gedelegeerde verordening (EU) 2021/1934 van de Commissie van 30 juli 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wat betreft een aantal bepalingen met betrekking tot de oorsprong van goederen op 10 november 2021 in PB L 396, werd Circulaire 2020/C/142 betreffende de niet-preferentiële of economische oorsprong van goederen bij invoer bijgewerkt.

De desbetreffende nieuwigheden en wijzigingen kunnen worden teruggevonden in hoofdstuk 3 van de Circulaire, waarvan de bijgewerkte versie terug te vinden is op Fisconet

Achtergrond : onderscheid tussen preferentiële en niet préférentiële oorspong

Er zijn twee types van oorsprong: preferentieel en niet-preferentieel:

  • Preferentiële oorsprong houdt in dat partijen die een zogenoemde preferentiële handelsovereenkomst sluiten, goederen van elkaar kunnen invoeren tegen een verlaagd tarief of vrij van invoerrechten. Hieronder vallen eveneens de autonome preferentiële regelingen zoals SAP (Stelsel van Algemene Preferenties) waarbij de ene partij unilateraal toestaat dat de andere partij haar goederen kan invoeren in die eerste partij tegen een verlaagd tarief of vrij van invoerrechten. Dit evenwel onder voorwaarde dat de oorsprongsregels en -procedures die in de preferentiële overeenkomst staan correct worden toegepast.
  • Niet-preferentiële oorsprong heeft betrekking op handelspolitieke maatregelen die kunnen worden toegepast op derde landen. Hieronder vallen onder meer de toepassing van het meestbegunstigingsrecht (= most favoured nation treatment of ‘MFN’), antidumpingmaatregelen, vrijwaringsmaatregelen, antisubsidiemaatregelen, landbouwmaatregelen, kwantitatieve beperkingen, maatregelen in kader van de handelsstatistieken, oorsprongsaanduidingen (‘made in’), …. Dergelijke maatregelen worden doorgaans ingesteld door middel van specifieke EU-verordeningen.

Elk product heeft een niet-preferentiële oorsprong, maar niet noodzakelijk een preferentiële oorsprong. Wanneer preferentiële en niet-preferentiële oorsprong gelijktijdig van toepassing zijn, is dit niet noodzakelijk op basis van dezelfde regels. Dit is belangrijk om rekening mee te houden tijdens het bepalen van de oorsprong en in kader van de verificatie ervan.

Inhoudstafel

Circulaire 2020/C/142 betreffende de niet-preferentiële of economische oorsprong van goederen bij invoer

1. Inleiding

2. Wettelijke basis

2.1. Internationale afspraken

2.2. Europese Wetgeving

2.3. Nationale wetgeving

3. Update Circulaire

4. Basisprincipes

4.1. Onderscheid tussen preferentiële en niet-preferentiële oorsprong

4.2. Onderscheid tussen oorsprong, herkomst en land van verzending

4.3. Toepassingsgebied:

4.3.1. Toepassingsgebied zoals voorzien in artikel 59 DWU

4.3.2. Verduidelijking van enkele begrippen binnen het toepassingsgebied

4.4. Verkrijging van de oorsprong:

4.5. Goederen die geheel en al in één enkel land of gebied zijn verkregen

4.6. Goederen waar bij de vervaardiging meer dan één land of gebied is betrokken

4.6.1. De laatste ingrijpende be- of verwerking:

4.6.2. Niet economische verantwoorde be- of verwerking

4.6.3. Plaats van productie

4.6.4. Het resultaat van de be- of verwerking

4.7. Minimale handelingen

4.8. Toebehoren, reserveonderdelen of gereedschappen

4.9. Neutrale elementen en verpakking

5. Bepaling van de oorsprong – praktische bepalingen

5.1. Bepaling van de oorsprong indien slechts één land betrokken is

5.2. Bepaling van de oorsprong indien twee of meer landen betrokken zijn

5.2.1. Goederen die zijn opgenomen in bijlage 22-01 van de DWU DA

5.2.2. Goederen die niet zijn opgenomen in bijlage 22-01 van de DWU DA

6. Bewijs van niet-preferentiële oorsprong bij invoer in de EU

6.1. De controle van niet-preferentiële oorsprong voor goederen die NIET zijn onderworpen aan bijzondere niet-preferentiële invoerregelingen

6.1.1. De controle van een niet-preferentieel certificaat van oorsprong dat werd afgegeven in derde landen

6.1.2. Wat met een preferentieel certificaat van oorsprong dat werd afgegeven in derde landen?

6.2. De controle van niet-preferentiële oorsprong voor goederen die WEL zijn onderworpen aan bijzondere niet-preferentiële invoerregelingen

6.3. De niet-preferentiële oorsprong is fout aangegeven in de aangifte voor het vrije verkeer

7. Uitvoer van goederen van niet-preferentiële oorsprong

8. Bevoegdheden

8.1. Bij invoer

8.2. Bij uitvoer

9. Contact

BIJLAGEN

Bijlage I: Vereenvoudigde weergave voor wat betreft de vaststelling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen bij invoer

Bijlage II: Vragenlijst – bepaling en controle van niet-preferentiële oorsprong

Bijlage III : Vragenlijst – Franse versie

Bijlage IV: Vragenlijst – versie in het Engels

Bijlage V: Certificaat van oorsprong voor bepaalde producten waarvoor bijzondere niet preferentiële invoerregelingen gelden en inleidende aantekeningen

Bijlage VI: Voorbeeld van een GN-code waarbij het certificaat van oorsprong uit bijlage 22-14 moet worden gebruikt

Bron : Fod Financiën, news, décember 2021

Mots clés

Articles recommandés

Vereenvoudigde aangifte : nieuwe circulaire 2024/C/76

Economische samenwerkingsovereenkomst tussen de Europe Unie en Japan'

Fisconetplus :update voor van de documentatiemap "Gegevensbescherming en privacy."