In eerdere nieuwsberichten en adviezen is het herhaaldelijk gegaan over de terugbetaling van elektriciteitskosten voor het thuisladen. Uit recente rulings kon worden afgeleid dat de terugbetaling moet gebeuren o.b.v. de werkelijke kosten. In de praktijk is dit echter niet altijd evident, want hoe worden de werkelijke elektriciteitskosten van de werknemers bepaald wanneer de werknemer ook beschikt over zonnepanelen of een terugdraaiende teller.
De minister van Financiën heeft op 26 september 2024 in een LinkedIn-post het volgende laten weten:
“[…]
Zoals ook net in de plenaire vergadering van de Kamer beantwoord, is er een circulaire in opmaak die alle bezorgdheden wegneemt.
De oplossing vervat in die circulaire gaat inderdaad uit van werkelijke kosten. Dat is namelijk altijd het basisprincipe geweest voor terugbetaling van de kosten eigen aan de werkgever. Zo vermijden we dat werknemers ongelijk worden behandeld en nieuwe vormen van fiscale optimalisatie worden toegepast.
Maar we zijn uiteraard niet blind voor het feit dat het vandaag nog niet voor elke werkgever evident is om werkelijke elektriciteitskosten van hun werknemers nauwkeurig te berekenen. Vandaag kan men wel al gebruik maken van een submeter met een afzonderlijk elektriciteitscontract. Een systeem dat de administratie ook zal aanvaarden.
In afwachting van verdere technologische ontwikkelingen, heeft mijn Administratie ook de intentie om tijdelijk een specifiek CREG-tarief te aanvaarden. Dit tarief zal zorgvuldig worden geselecteerd om een evenwichtige compensatie te bieden, en een gelijke behandeling van elke werknemer te verzekeren.
[…]”
Werkgevers kunnen bijgevolg de laadkosten terugbetalen op basis van “een CREG-tarief” en dit ongeacht of de werknemer over zonnepanelen of een terugdraaiende teller beschikt.
Welk specifiek CREG-tarief de minister juist bedoelt, is nog onduidelijk. Vandaag publiceert de CREG (de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas) immers meerdere gemiddelden, met name voor meerdere verbruiksprofielen en hierbij, naast een nationaal gemiddelde, ook gemiddelden voor de 3 gewesten.
In de toekomst zou een circulaire hierover meer zekerheid moeten bieden.
Bron: LinkedIn-post van minister Vincent Van Peteghem van 26 september 2024 en newsletter VBO Direct van 30 september 2024.