Met het oog op de overeenstemming van de huidige Belgische wetgeving met het Europees niveau[1], heeft de federale wetgever de antiwitwaswet van 18 september 2017 gewijzigd door de wet van 20 juli 2020 houdende diverse bepalingen tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.[2]
Hierna volgt een uiteenzetting van de voornaamste wijzigingen.
Door de nieuwe wetswijziging wordt het toepassingsgebied van onderworpen entiteiten aan de antiwitwaswetgeving verder uitgebreid. Elk van deze entiteiten zal verplicht worden om de wettelijke bepalingen inzake WG/FTP toe te passen. Deze nieuwe entiteiten zijn:
In wat volgt worden deze nieuwe begrippen nader toegelicht.
De Europese wetgever meent dat virtuele valuta terroristische groeperingen in staat kunnen stellen om gelden door te sluizen naar het financiële stelsel van de Unie of overmakingen te verbergen.’[3]
De bezorgdheid van de Europese wetgever volgt uit de (pseudo-)anonimiteit van virtuele valuta, wat misbruik voor criminele doeleinden in de hand zou kunnen werken. De Europese wetgever – en dus nu ook de Belgische federale wetgever – brengt de aanbieders onder het toepassingsgebied van de antiwitwaswetgeving, hoewel men beseft dat dit het vraagstuk van anonieme transacties in virtuele valuta niet volledig zal oplossen. Gebruikers kunnen immers eveneens transacties verrichten zonder tussenkomst van aanbieders.
Dergelijke aanbieders moeten in België overigens zijn ingeschreven bij de FSMA, die zal moeten controleren of die entiteiten de wet van 18 september 2017 naleven. De Koning bepaalt wat de regels en voorwaarden zijn voor deze inschrijving, evenals de voorwaarden voor de uitoefening van hun activiteiten en het toezicht dat op hen van toepassing zal zijn.
Virtuele valuta worden gedefinieerd als een digitale weergave van waarde die niet door een centrale bank of een overheid wordt uitgegeven of gegarandeerd, die niet noodzakelijk aan wettelijk vastgestelde valuta is gekoppeld en die niet de juridische status van valuta of geld heeft, maar die door natuurlijke of rechtspersonen als ruilmiddel worden aanvaard en die elektronisch kunnen worden overgedragen, opgeslagen en verhandeld.[4]
Een aanbieder van een bewaarportemonnee wordt gedefinieerd als een entiteit die diensten aanbiedt om namens haar cliënten cryptografische privésleutels te beveiligen om virtuele valuta aan te houden, op te slaan en over te dragen.[5]
Ten tweede worden toegevoegd de personen die handelen in, of als tussenpersoon optreden bij de handel in kunstwerken, ook wanneer deze handel wordt uitgevoerd door kunstgalerijen en veilinghuizen, indien de waarde van de transactie of een reeks van onderlinge samenhangende transacties 10.000 EUR of meer bedraagt.[6]
Een kunsthandelaar wordt gedefinieerd als de natuurlijke personen of rechtspersonen die kopen, verkopen of optreden als tussenpersoon in de handel van kunstwerken of roerende goederen van meer dan vijftig jaar oud, wanneer de verkoopprijs van één of een geheel van deze werken of goederen gelijk is aan of hoger is dan 10.000 euro[7] en bedoeld is in het koninklijk besluit genomen krachtens het vijfde lid van deze paragraaf. De tussenpersonen omvatten kunstgalerieën, veilinghuizen en organisatoren van beurzen en salons.
Het artikel omvat dus 2 categorieën van personen:
Onder ‘oorspronkelijk kunstwerk’ wordt verstaan, een werk van grafische of beeldende kunst, zoals afbeeldingen, collages, schilderingen, tekeningen, gravures, prenten, lithografieën, beeldhouwwerk, tapisserieën, keramische werken, glaswerk en foto’s, voor zover dit werk een schepping is van de kunstenaar zelf, of het gaat om een exemplaar dat als oorspronkelijk kunstwerk wordt aangemerkt.[8]
De Belgische wetgever heeft het toepassingsgebied uitgebreid tot ‘goederen van meer dan vijftig jaar oud’. Het gaat hier bijvoorbeeld om zoölogische, botanische, archeologische voorwerpen, delen van monumenten die niet in hun geheel bewaard zijn gebleven, postzegels, archieven, muziekinstrumenten enzovoort. Men verwijst naar de Verordening betreffende de invoer van cultuurgoederen, dat bepaalt dat ‘de illegale handel in geplunderde cultuurgoederen aangemerkt is als een mogelijke bron van terrorismefinanciering en witwasactiviteiten’.[9] Bijgevolg worden ook antiquairs aan het toepassingsgebied van de antiwitwaswetgeving toegevoegd.
Een handelaar of tussenpersoon is onderworpen aan de regelgeving zodra hij ten minste één of een geheel van kunstwerken of goederen van meer dan vijftig jaar oud te koop aanbiedt, waarvan de waarde EUR 10.000 of meer bedraagt. Het is hierbij irrelevant dat een potentiële koper mogelijks meerdere voorwerpen koopt waarvan de waarde EUR 10.000 of meer bedraagt. Het preventieve luik van de regelgeving vereist namelijk dat de onderworpen entiteiten dienen te voorzien in de door de wet vereiste organisatie en aldus niet elke situatie zomaar kunnen inschatten. Eenmaal een handelaar of tussenpersoon aan de wet onderworpen is, zal hij ten aanzien van iedere cliënt de verplichtingen moeten naleven, waarbij de prijs van de aangekochte goederen irrelevant is.
Voor veilinghuizen wordt de grens bepaald door de prijs van de maximumschatting.
Ook natuurlijke personen of rechtspersonen die eigenaar of beheerder zijn van entrepots, met inbegrip van douane-entrepots of in vrijhavens gelegen entrepots, die specifiek een opslagdienst aanbieden voor kunstwerken of roerende goederen van meer dan vijftig jaar oud en uitsluitend voor dergelijke goederen en werken, vallen ten slotte onder het toepassingsgebied.[10]
De Koning bepaalt wat de regels en voorwaarden zijn voor de inschrijving bij de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie. Die regels hebben tot doel ervoor te zorgen dat zij over de noodzakelijke professionele betrouwbaarheid beschikken voor de uitoefening van hun activiteiten. Zo mogen zij in geen geval in België of in een andere lidstaat een criminele straf hebben opgelopen.
De zogenaamde economische beroepen (externe accountants en belastingconsulenten, de externe erkende boekhouders-fiscalisten en de bedrijfsrevisoren) vallen reeds onder het toepassingsgebied van de antiwitwaswetgeving.
Hierbij komt nu ook “iedere persoon die zich ertoe verbindt als voornaamste bedrijfs- of beroepsactiviteit, rechtstreeks of via andere met hem gelieerde personen materiële hulp, bijstand of advies op fiscaal vlak te verlenen”.
Het betreft in feite het creëren van een level-playing field tussen de klassieke economische beroepen enerzijds en anderzijds personen, ondernemingen en organisaties die dezelfde fiscale diensten verlenen aan derden, zonder dat er enige externe controle wordt uitgeoefend en zonder dat die dienstverleners worden onderworpen aan vereisten op het vlak van diploma, het volgen van een stage die wordt afgerond door een praktisch bekwaamheidsexamen, permanente vorming, controle door een tuchtoverheid, onafhankelijkheid, onderwerping aan de antiwitwaswetgeving of het afsluiten van een verzekering beroepsaansprakelijkheid.
Deze wijziging heeft tevens tot gevolg dat de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur aangepast wordt door dezelfde Wijzigingswet. Zo wordt voortaan bepaald dat niemand als zelfstandige advies mag verstrekken, de belastingplichtige mag bijstaan, of de belastingplichtige mag vertegenwoordigen indien hij of zij niet is onderworpen aan de controle op naleving van de antiwitwaswetgeving.[11] Die controle wordt verricht door de ITAA.
Vastgoedmakelaars zijn onderworpen aan de antiwitwaswetgeving.
Nieuw is hier dat zij nu ook onderworpen zijn wanneer zij optreden als tussenpersoon bij de verhuur van onroerend goed waarvoor de maandelijkse huurprijs 10.000 EUR of meer bedraagt.
Naar aanleiding van Operatie Propere Handen – een grootschalig onderzoek naar witwaspraktijken, omkoping en matchfixing in het Belgisch voetbal – zullen voortaan ook enkele spilfiguren uit de Belgische voetbalwereld aan de preventieve antiwitwaswetgeving onderworpen zijn.
De federale wetgever is van oordeel dat de onderwerping van voetbalclubs – en de daarmee gepaard gaande uitsluiting van andere sportclubs – verantwoord wordt door het verhoogde risico in de voetbalwereld om blootgesteld te worden aan witwaspraktijken.
Onder professionele voetbalclub wordt verstaan, elke in België gevestigde onderneming die een professionele voetbalclub bezit of beheert waarvan ten minste één ploeg in het (de) kampioenschap(pen) van het hoogste niveau van de competitie in België speelt. Het gaat hier met name om de 24 clubs afkomstig uit de voetbalreeksen 1A en 1B.
Verder zal een clearing house worden opgezet door de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Via dat clearing house zal er een overzicht zijn van alle voetbaltransfers en de transacties die daarbij gepaard gaan. Daarnaast zal de FOD Economie een reglement aannemen dat het begrip “cliënt” specificeert en transacties met een laag en/of hoog risico identificeert. [12]
Onder sportmakelaar in de voetbalsector wordt verstaan, elke in België gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die in de voetbalsector particuliere arbeidsbemiddeling verricht voor potentiële betaalde sporters of voor rekening van werkgevers met het oog op het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor betaalde sporters en waarvan de activiteit wordt geregeld door het decreet van het Vlaamse Gewest van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling, de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 14 juli 2011 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het decreet van het Waalse Gewest van 3 april 2009 betreffende de registratie en de erkenning van de arbeidsbemiddelingsbureaus.
Te dezen is het merkwaardig dat de voorheen aangehaalde professionaliteitsgraad bij voetbalclubs, niet gehanteerd wordt bij Belgische sportmakelaars.
Ook de KBVB ontspringt de dans niet, en zal voor zijn gereglementeerde beroepsactiviteiten onderworpen zijn aan de preventieve antiwitwaswetgeving.
Merk op dat België – wat betreft deze laatste drie onderworpen entiteiten – verder gaat in de omzetting van de EU-richtlijn dan wat de Europese Commissie verlangt van de lidstaten.
Het materieel toepassingsgebied van de criminele activiteiten die aanleiding geven tot de meldplicht, is in België vastgelegd in een exhaustieve lijst in de wet.[13]
Hoewel de antiwitwaswetgeving bepaalt dat het niet aan de onderworpen entiteit toekomt om de onderliggende criminele activiteit van het witwassen van geld te identificeren, [14] en het bijvoorbeeld volstaat dat zij een vermoeden van fiscale fraude heeft om over te gaan tot melding aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI), zonder dat zij vooraf moet vaststellen of het effectief om ernstige fiscale fraude gaat [15], is de rechtsleer het er over eens dat de onderworpen entiteit minstens een vermoeden moet hebben dat het om één van de misdrijven van de limitatieve lijst gaat.[16]
Naar aanleiding van de vierde antiwitwasrichtlijn, heeft de Belgische wetgever ‘informaticabedrog’ toegevoegd aan de lijst. Thans wordt dit begrip vervangen door ‘informaticacriminaliteit’, teneinde een breder arsenaal aan criminele activiteiten te bereiken, met name inbreuken op de persoonlijke levenssfeer, spionage, sabotage, hacken, aanzetten tot haat of racisme, pedofilie, fraude, oplichting of zelfs cyberterrorisme.
Ook enkele algemene preventieve witwasverplichtingen werden opnieuw onder de loep genomen en aan wijzigingen onderworpen. Zo dienen de onderworpen entiteiten voortaan het UBO-register te consulteren wanneer zij een nieuwe zakelijke relatie aangaan met juridische entiteiten die zich in dat register moeten registeren.[17] Voortaan zullen zij dan ook een bewijs van registratie of een uittreksel uit het UBO-register moeten verzamelen.[18]
In bepaalde gevallen en in overeenstemming met de risico gebaseerde benadering mogen de onderworpen entiteiten afwijken van hun plicht tot identificatie en verificatie, of dit op een later tijdstip voldoen.
Financiële instellingen die vaststellen dat het risico laag is, konden onder de huidige anti-witwaswet verzaken aan hun identificatieverplichting wanneer het verstrekte betalingsinstrument niet heropgeladen kon worden, of enkel kon gebruikt worden met een maandlimiet van 250 EUR.
Onder de nieuwe wetgeving wordt deze maandlimiet verlaagd tot 150 EUR. Het maximumbedrag dat op de elektronische drager kan opgeslagen worden, wordt tevens verlaagd tot 150 EUR.
Bovendien wordt de limiet verlaagd van 100 EUR naar 50 EUR indien de uitgever van elektronisch geld de monetaire waarde terugbetaalt, evenals in geval van betalingstransacties op afstand. In het geval dat die terugbetaling de grens van 50 EUR overschrijdt, zal hij hoe dan ook moeten overgaan tot identificatie en verificatie van de cliënt.
Daar prepaid-betaalkaarten vanwege de anonimiteit een populair betaalmiddel zijn bij terroristische activiteiten wilt de wetgever duidelijk deze anonimiteit aan banden leggen. De verlaging van de limiet betekent concreet dat financiële instellingen cliënten zullen moeten identificeren wanneer zij prepaidkaarten opladen met een bedrag dat hoger is dan 150 EUR. Deze maatregel kan gelinkt worden aan de uitbreiding van het personeel toepassingsgebied voor aanbieders van virtuele valuta en bewaarportefeuilles, waarbij de focus op transparantie centraal staat.
De lidstaten moeten voortaan een lijst op te stellen van de exacte functies die als prominent publieke functies gekwalificeerd kunnen worden.[19]
Een "politiek prominente persoon" is een cliënt of uiteindelijke begunstigde natuurlijk persoon die een prominente publieke functie bekleedt of bekleed heeft, en met name (open lijst) :
Ook familieleden en naaste geassocieerden van PPP’s worden overigens geviseerd.
Onder familielid wordt begrepen:
Personen bekend als naaste geassocieerden worden gedefinieerd als:
PPP’s worden beschouwd als een hoger risico, daar zij in de uitoefening van hun politieke, administratieve of gerechtelijke taak, vatbaar kunnen zijn voor (o.a.) corruptie. Daarom moeten onderworpen entiteiten maatregelen van verhoogde waakzaamheid nemen wanneer zij zakelijke relaties aangaan met of occasionele verrichtingen doen voor politiek prominente personen of entiteiten waarvan de UBO een PPP is.[20] Indien een persoon niet langer kwalificeert als PPP, dient men gedurende een periode van 12 maanden rekening te houden met het aanhoudende risico van deze voormalige status als PPP.
In de praktijk bestaat de moeilijkheid er in dat er geen publieke nationale of internationale lijsten bestaan met PPP’s. De hiervoor gehanteerde lijsten zijn het resultaat van lijsten die door diverse dienstverleners tegen betaling ter beschikking worden gesteld[21]. Ingevolge de nieuwe wet zal voortaan uitdrukkelijk worden voorzien in een lijst die bovendien enkel de functies van die personen zal bevatten, zodat er rekening wordt gehouden met de bescherming van de persoonsgegevens. [22]
De vijfde Richtlijn voert een harmonisering door van de versterkte waakzaamheidsverplichtingen voor wat betreft de zakelijke relaties met landen die door de Europese Commissie als een hoog risico gekwalificeerd worden. De op risico gebaseerde benadering van de huidige regelgeving bepaalt dat onderworpen entiteiten maatregelen dienen te nemen op basis van het vastgestelde risico op witwassen of financiering van terrorisme. Is er sprake van een hoog risico, dan dienen zij hun waakzaamheidmaatregelen te verscherpen.
Relaties met natuurlijke personen of juridische entiteiten die gevestigd zijn in derde landen met een hoog risico worden automatisch beschouwd als een hoog risico waarbij de onderworpen entiteiten verscherpte waakzaamheidsmaatregelen dienen op te leggen.[23] Dit zijn landen waarbij een hoog geografisch risico is aangemerkt door de Financiële Actiegroep (FAG), de Europese Commissie, de Nationale Veiligheidsraad of het Ministerieel Comité.
De Europese Commissie kreeg de bevoegdheid om derde landen te identificeren die in hun nationale wetgeving ernstige tekortkomingen vertonen inzake regelgeving ter voorkoming van witwassen van geld en financiering van terrorisme.[24] Ten aanzien van cliënten in deze landen dienen onderworpen entiteiten een verscherpte waakzaamheid aan de dag te leggen.
Tot op heden bepaalde elke lidstaat zelf op nationaal niveau het soort verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van derde landen met een hoog risico. Deze benadering creëert verschillende behandelingen ten aanzien van cliënten uit landen met een hoog risico, wat volgens de Europese wetgever vermeden moet worden.[25]
Voortaan zijn ook verschillende soorten aanvullende waakzaamheidsmaatregelen opgesomd in de vijfde Richtlijn. Met het oog op harmonisatie geeft de Richtlijn nu ook een opsomming van de mogelijke tegenmaatregelen tegen dergelijke landen met een hoog risico, zoals de vestiging weigeren van dochterondernemingen, bijkantoren of vertegenwoordigingskantoren.
De Belgische wetgeving bepaalt ter zake dat de meldplicht uitgebreid kan worden tot geldmiddelen, verrichtingen en feiten waarin natuurlijke of rechtspersonen zijn betrokken die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd zijn in een land met een hoog risico.[26]
Als gevolg van de implementatie van de vijfde Richtlijn[27] vermeldt de nieuwe anti-witwaswet de hierna volgende maatregelen van verhoogde waakzaamheid die de onderworpen entiteiten moeten nemen ten aanzien van de zakelijke relaties of de occasionele verrichtingen waarbij personen of constructies in derde landen met een hoog risico betrokken zijn[28]:
Bovendien bepaalt de nieuwe wetgeving dat de Koning, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, genomen op advies van de toezichthouders van de betrokken onderworpen entiteiten:
1° van de onderworpen entiteiten kan eisen dat zij op personen en juridische entiteiten die transacties uitvoeren die verband houden met derde landen met een hoog risico, een of meer aanvullende waakzaamheidsmaatregelen toepassen. Het kan daarbij de om de volgende maatregelen gaan:
2° een of meer van de volgende maatregelen kan toepassen ten aanzien van derde landen met een hoog risico:
1. versterkte mogelijkheid voor de CFI om alle informatie die zij nodig hebben te verkrijgen
Om de strijd tegen terrorismefinanciering verder aan te gaan doelt de vijfde Richtlijn erop de bevoegdheden van de financiële instellingen te versterken en de samenwerking tussen de financiële inlichtingen eenheden (FIE’s) te vergemakkelijken. De focus dient gelegd te worden op de internationale samenwerking tussen de verschillende FIE’s en de samenwerking tussen de onderworpen entiteiten en de FIE. Daarbij is het van belang dat informatie van onderworpen entiteiten rechtstreeks doorstroomt naar de FIE en dat FIE’s informatie kunnen verkrijgen zonder dat een onderworpen entiteit melding heeft gedaan van een verdachte verrichting. Hierbij dient benadrukt te worden dat de informatieverzoeken gebaseerd moeten zijn op nauwkeurige elementen.
Een FIE moet aldus in staat zijn informatie te verstrekken na een verzoek van een andere FIE, en deze informatie te delen met de verzoekende FIE. In België werden deze bevoegdheden van de CFI reeds verwerkt in de bestaande antiwitwaswetgeving.[29]
In België beschikt de CFI eveneens reeds over toegang tot de kadastrale gegevens, verzameld door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën (AAPD), maar voortaan is dit prerogatief ook wettelijk verankerd. De beoogde kadastrale documentatie bestaat uit het geheel van documenten, stukken, plannen, databanken en informatie waarover de AAPD beschikt.
Met het oog op een transparant en efficiënt cliëntonderzoek was in de ouwe anti-witwaswet reeds opgenomen dat kredietinstellingen en financiële instellingen geen anonieme rekeningen of anonieme spaarboekjes mogen bijhouden. Dit verbod wordt door de nieuwe wetgeving uitgebreid tot kluizen.[30] Ook hier staat het voorkomen van anonimiteit bij financiële verrichtingen centraal.
Voorheen bestond de sanctie – met uitzondering van de betalingen in contanten – uit een administratieve geldboete van 250 tot 1.250.000 EUR voor de niet-financiële beroepen. Door de wetswijziging is het minimumbedrag verloren gegaan. Voortaan kunnen deze onderworpen entiteiten een administratieve sanctie oplopen van maximum 1.250.000 EUR. Daarnaast kan het maximumbedrag van de administratieve geldboete worden verhoogd tot 2.500.000 EUR wanneer de onderworpen entiteit zelf winst gehaald heeft uit de desbetreffende inbreuk op de witwaswetgeving.[33]
De preventieve antiwitwaswetgeving voorziet in de verplichting voor onderworpen entiteiten tot melding van vermoedens en tot mededeling van bijkomende inlichtingen aan de CFI. Voor advocaten geldt specifiek dat zij verdachte handelingen die wijzen op witwassen van geld of de financiering van terrorisme dienen te melden aan de stafhouder.[34] Voortaan wordt specifiek in de wet bepaald dat advocaten niet langer aansprakelijk gesteld kunnen worden als zij te goeder trouw verdachte verrichtingen melden aan de stafhouder.[35]
Daarnaast is het belangrijk voor ogen te houden dat advocaten uit hoofde van hun bijzonder functie een uitzonderingsregime genieten met betrekking tot hun meldplicht. De exceptie van raadpleging en vertegenwoordiging in rechte[36], wat onder andere het verstrekken van juridisch advies onder zich houdt, zorgt ervoor dat het overwicht van meldingen niet afkomstig is van de kant van de balie.
Met het oog op het voorzien van een redelijke termijn om de nieuwe regelgeving te implementeren, wordt de uitbreiding van het personeel toepassingsgebied tot professionele voetbalclubs en de VZW Koninklijke Belgische Voetbalbond uitgesteld tot 1 juli 2021. De Koning kan daarnaast de inwerkingtreding met 6 maanden uitstellen indien een Europese Verordening, Richtlijn of Europese rechtshandeling een aanpassing van de betrokken bepaling vereist.[37]
Niettegenstaande is het waarschijnlijk afwachten tot een doorgronde toetsing aan het gelijkheidsbeginsel, daar verschillende voetbalmakelaars zich samengevoegd hebben om de nieuwe regelgeving te bestrijden voor het Grondwettelijk Hof. Voornamelijk het onderscheid met andere sportclubs ligt ter discussie. Het valt nog af te wachten of deze argumentatie het Hof zal overtuigen.
Wat betreft de uitbreiding tot sportmakelaars is nog geen termijn bepaald. Dit wordt gedelegeerd aan de Koning van zodra er een akkoord is met de gewesten.
Ten slotte is het afwachten tot de implementatie van de Richtlijn inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld.[38] Hierin wordt onder meer een definitie van het overkoepelend begrip ‘criminele activiteit’ voorzien om de coherentie in de strafbaarstelling tussen de lidstaten te bevorderen. Uiterlijk 3 december 2020 moet de zesde Richtlijn door de lidstaten geïmplementeerd zijn in de nationale wetgeving. Op het eerste zicht zal de impact van de zesde Richtlijn voor België eveneens beperkt blijven, aangezien de vigerende wetgeving hier reeds grotendeels rekening mee houdt.
[1] Richtlijn (EU) 2018/843 van 30 mei 2018 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU, Pb.L. 19 juni 2018 (hierna: 5e Richtlijn).
[2] BS 5 augustus 2020.
[3] Overw. 8 5e Richtlijn.
[4] Art. 4, 35°/1 AWW.
[5] Art. 4, 35°/2 AWW.
[6] Art. 4, 31°/1 AWW.
[7] Wanneer de tussenpersoon een veilinghuis is, is de in het eerste lid bedoelde verkoopprijs de maximumschatting door het veilinghuis.
[8] Art. XI.175 WER.
[9] Overw. 11 Verordening (EU) 2019/880 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het binnenbrengen en de invoer van cultuurgoederen, Pb.L. 7 juni 2019, afl.151.
[10] Art. 4, 31°/2 AWW.
[11] Art. 6, §2 Wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur, BS 27 maart 2019.
[12] MvT bij het wetsontwerp tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, Parl. St. Kamer 2019-20, nr. 55-1324/008, 7.
[13] Art. 4, 23° AWW.
[14] Art. 47, §1 AWW.
[15] MvT bij het wetsontwerp tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, Parl. St. Kamer 2016-17, nr. 54-2566/001, 159.
[16] F. DERUYCK en D. VERRECKT, “Melden graag! Maar opgepast… Over de bescherming van financiële instellingen bij het uitvoeren van de meldplicht op basis van de wet van 18 september 2017, BFR 2018, afl. 1, (8) 12.
[17] Zie art. 1:35 WVV.
[18] Art. 29 AWW.
[19] Art. 41, §4, tweede lid AWW.
[20] Art. 41 AWW.
[21] bijvoorbeeld Worldcheck en Dow Jones
[22] Art. 41, §4, in fine AWW.
[23] Art. 38 AWW.
[24] Art. 9 4e Richtlijn.
[25] Overw. 12 5e Richtlijn.
[26] Art. 54 AWW.
[27] Art. 18bis 5e Richtlijn.
[28] Art. 38 AWW.
[29] Art. 81 AWW.
[30] Art. 20 AWW.
[31] Een poststorting is een financiële postdienst waarbij opdracht wordt gegeven om een geldsom te crediteren op een postrekening-courant of op een bankrekening bij een begunstigde financiële instelling gevestigd in België
[32] Art. 67 AWW.
[33] Art. 132 AWW.
[34] Art. 52 AWW.
[35] Art. 57 AWW.
[36] Art. 53 AWW.
[37] Art. 173 wet van 20 juli 2020 houdende diverse bepalingen tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.
[38] Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld, Pb.L. 12 november 2018, afl. 284.
Bron: Tuerlinckx Tax Lawyers