Een aandelenoptie (hierna “optie”) geeft een werknemer het recht om gedurende een welbepaalde termijn - de uitoefenperiode - een bepaald aantal aandelen aan te kopen (of, naar aanleiding van de verhoging van het kapitaal van een vennootschap op een bepaald aantal aandelen in te schrijven) tegen een bepaalde prijs - de uitoefenprijs.
Waar hierbij op geanticipeerd wordt, is dat de begunstigde een aandeel kan kopen met korting doordat de uitoefenprijs die hij/zij op het moment van lichting van de optie betaalt, lager is dan de marktwaarde van het aandeel dat hij/zij middels de uitoefening van die optie verwerft.
Wordt een optie toegekend naar aanleiding van de beroepswerkzaamheid van de begunstigde, dan moet het aandelenoptie-voordeel als een belastbaar voordeel van alle aard aanzien worden. Vanuit fiscaal perspectief, zal dit voordeel onderworpen zijn aan de progressieve belastingtarieven, waarbij het veelal zo zal zijn dat dit een onderwerping aan het maximumtarief van 50% (+ regionale en gemeentelijke opcentiemen) impliceert.
Het netto-optievoordeel is met andere woorden gelijk aan:
marktwaarde onderliggende aandelen bij uitoefening van de optie
MINUS te betalen uitoefenprijs
MINUS verschuldigd personenbelasting
Daarnaast moet het voordeel in principe aanzien worden als “loon” in de zin van de sociale zekerheidswetgeving, wat in hoofde van werknemers een onderwerping aan werkgevers- en werknemersbijdragen RSZ met zich meebrengt. In hoofde van zelfstandigen, zullen RSVZ-bijdragen verschuldigd zijn, maar veelal is het plafond in deze al bereikt.
De meerwaarde die de begunstigde in geval van een latere verkoop van het aandeel realiseert, situeert zich binnen de privésfeer. Rekening houdende met de huidige stand van de fiscale wetgeving zal deze meerwaarde in principe niet belastbaar zijn en niet onderworpen aan RS(V)Z.
MAAR HOE GROOT IS DAT AANDELENOPTIE-VOORDEEL?
EN WANNEER MOET JE DE VERSCHULDIGDE BELASTING BETALEN?
Naar Belgisch (para)fiscaal recht, zijn er twee mogelijkheden:
> 1. HET VOORDEEL IS BELASTBAAR BIJ TOEKENNING EN OMVAT EEN FORFAITAIRE WAARDERING VAN HET TOEGEKENDE OPTIERECHT
In het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid voorzag de wetgever in een fiscaal en sociaal zekerheidsrechtelijk interessante behandeling van het voordeel dat voortkomt uit de toekenning van een aandelenoptie aan medewerkers (werknemers en zelfstandigen).
Meer bepaald heeft de wetgever met de invoering van de Wet van 26 maart 1999 (hierna “de Aandelenoptiewet”) het standpunt ingenomen dat opties op aandelen - onder voorwaarden - belast worden op het moment van toekenning. Hetzelfde geldt voor opties op inschrijvingsrechten (in de Aandelenoptiewet “warranten” genoemd).
Opdat een belasting op het moment van toekenning kan spelen, vereist de Aandelenoptiewet dat de begunstigde het optie-aanbod schriftelijk aanvaardt binnen 60 kalenderdagen volgend op de datum van dat aanbod.
Gebeurde dit, dan
Voormelde houdt in dat belasting op het moment van toekenning betekent dat het aandelenoptie-voordeel herleid wordt tot een forfaitaire waardering van het recht dat via de optie wordt toegekend.
De formule is als volgt:
Marktwaarde onderliggend aandelenpakket VERMENIGVULDIGD MET X%
Het forfaitair waarderingspercentage is minstens gelijk aan 9% en veelal niet hoger dan 23%. Welk percentage exact van toepassing is, moet worden vastgesteld aan de hand van het aandelenoptieplan dat van toepassing is, op grond waarvan in praktijk veelal een waardering aan 11,5% speelt.
Doordat het belastbaar moment zich voordoet bij toekenning, geldt de forfaitaire waardering ten aanzien van alle toegekende opties, en los van het feit of en wanneer de opties zullen worden uitgeoefend / aandelen zullen worden verworven. Ook het tijdstip van de uitoefening is irrelevant.
Dit houdt voor de begunstigde een risico in dat gelijk is aan het bedrag van de bij de toekenning verschuldigde belastingen. Immers, indien de waarde van de onderliggende aandelen gedurende de uitoefenperiode constant blijft of daalt, is de kans eerder reëel dat niet tot uitoefening van de opties zal worden overgegaan, in welk geval belasting werd betaald op een voordeel dat men niet heeft gerealiseerd. Dergelijk scenario is evenwel de uitzondering die regel bevestigt, wijst de praktijk uit.
Indien de optie niet formeel wordt aanvaard binnen 60 kalenderdagen na de datum van het aanbod, speelt de Aandelenoptiewet niet, en ontstaat het belastbare moment bij uitoefening.
Die uitoefening wordt dan beschouwd als een aankoop van aandelen met korting, waardoor het belastbaar voordeel gelijk is aan het verschil tussen de uitoefenprijs, enerzijds, en de marktwaarde van de onderliggende aandelen op het ogenblik van de uitoefening/aankoop, anderzijds.
Dit verschil wordt de spread genoemd, waarbij de toepasselijke formule de volgende is:
Aantal uitgeoefende opties
VERMENIGVULDIGD MET
(marktwaarde van de onderliggende aandelen op het moment van uitoefening
MINUS de betaalde uitoefenprijs)
KIES IK NU HET ZEKERE VOOR HET ONZEKERE?
Volgend voorbeeld maakt het onderscheid tussen belasting bij toekenning en bij uitoefening meer concreet:
Het netto aandelenoptie-voordeel is dan gelijk aan: zie hier
Tenzij er redenen zijn om te denken dat de waarde van de onderliggende aandelen niet zal stijgen gedurende de uitoefenperiode van je optie, heb je er dus alle belang bij ervoor te zorgen dat je de optie formeel aanvaardt binnen de 60 dagen volgend op het moment van aanbod zodat de belasting op het moment van toekenning kan spelen.
Bron : Cazimir, juni 2021
Bekijk ook "AANDELEN(OPTIE)PLANNEN: EEN WIN-WIN VOOR ONDERNEMERS, ONDERNEMINGEN EN HUN KEY-MEDEWERKERS"